SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2012-2013 Zitting 2012-2013
________________
19 février 2013 19 februari 2013
________________
Question écrite n° 5-8203 Schriftelijke vraag nr. 5-8203

de Louis Ide (N-VA)

van Louis Ide (N-VA)

à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen
________________
Dépistage prénatal - Amniocentèses - Choriocentèses - Nombres - Ventilation par région Prenatale screening - Vruchtwaterpuncties - Vlokkentesten - Aantallen - Opdeling per gewest 
________________
maladie congénitale
maternité
examen médical
statistique de la santé
répartition géographique
aangeboren ziekte
moederschap
medisch onderzoek
gezondheidsstatistiek
geografische spreiding
________ ________
19/2/2013Verzending vraag
21/6/2013Herkwalificatie
19/2/2013Verzending vraag
21/6/2013Herkwalificatie
________ ________
Requalifiée en : demande d'explications 5-3797 Requalifiée en : demande d'explications 5-3797
________ ________
Question n° 5-8203 du 19 février 2013 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-8203 d.d. 19 februari 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Cette question reprend la question écrite n° 5-559 relative aux amniocentèses mais vise à obtenir des données plus récentes.

Dans cette question tout comme dans les précédentes, il est important de savoir que l'Institut national d'assurance maladie-invalidité (INAMI) distingue les catégories suivantes : soins prénatals, soins postnatals, surveillance, accouchements et autres (injections et déplacements).

Dans de nombreux cas, le syndrome de Down est une affection que l'on peut déjà constater pendant la grossesse. Les échographies et les mesures de la clarté nucale sont une première méthode de dépistage de ce syndrome. Des tests sanguins permettent aussi de le dépister, et ces données font l'objet d'un traitement statistique.

Lorsqu'un dépistage du syndrome de Down est positif ou lorsque le risque évalué est élevé (par exemple pour les femmes au-delà de 35 ans), on peut essayer de dépister le syndrome au moyen d'une amniocentèse. Lors de cette intervention, on prélève un peu de liquide amniotique chez la femme enceinte, ce qui permet d'examiner la structure des chromosomes. De cette manière, les anomalies chromosomiques, tel le syndrome de Down, sont détectées.

La revue professionnelle Le Généraliste (n° 900) a publié à ce sujet des chiffres, cependant difficiles à interpréter. De très nombreux dépistages du syndrome de Down sont en effet réalisés dans une certaine catégorie et beaucoup moins dans d'autres. C'est pourquoi il conviendrait de mettre en regard les amniocentèses et les choriocentèses.

Dans ce cadre, j'aimerais obtenir une réponse à la question suivante.

1) Combien d'amniocentèses, d'une part, et de choriocentèses, d'autre part, ont-elles été réalisées en Belgique en 2010, 2011 et 2012 ? Ces données peuvent-elles être ventilées par région ?

 

Deze vraag herneemt schriftelijke vraag 5-559 inzake vruchtwaterpuncties, maar peilt naar meer recente gegevens.

Net als in vorige vragen, is het ook bij deze vraag belangrijk te weten dat het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV) volgende categorieën hanteert: prenataal, postnataal, toezicht, bevallingen en andere (injecties en verplaatsingen).

Het syndroom van Down is een aandoening die men in vele gevallen al kan constateren tijdens de zwangerschap. Echografieën en nekplooimetingen zijn een eerste methode om het Down-syndroom op te sporen. Ook via bloedtests kan dit opgespoord worden en die gegevens worden dan statistisch verwerkt.

Wanneer een screening voor Down-syndroom positief blijkt te zijn, of men het risico sowieso hoog inschat (bij vrouwen boven de vijfendertig bijvoorbeeld) kan men trachten Down op te sporen met een vruchtwaterpunctie. Bij die ingreep wordt wat vruchtwater van de zwangere vrouw afgenomen en zo kan men het chromosomenpatroon onderzoeken. Op die manier worden chromosomale afwijkingen, zoals het Down-syndroom, gedetecteerd.

Het vakblad De Huisarts (nr. 900) publiceerde hierover cijfers, maar ze zijn moeilijk interpreteerbaar. In een bepaalde categorie worden namelijk zeer veel Down-screeningen uitgevoerd en in andere veel minder. Daarom zou het goed zijn daar de vruchtwaterpuncties/vlokkentests tegen over te zetten.

In dit kader had ik van de geachte minister graag een antwoord gekregen op volgende vraag :

1) Hoeveel vruchtwaterpuncties enerzijds en vlokkentests anderzijds werden in België uitgevoerd in de jaren 2010, 2011 en 2012? Kunnen die gegevens ook worden opsplitst per gewest?