SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2012-2013 Zitting 2012-2013
________________
14 février 2013 14 februari 2013
________________
Question écrite n° 5-8159 Schriftelijke vraag nr. 5-8159

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken
________________
Réserves d'or de la Belgique - Lieux d'entreposage - Répartition Belgische goudvoorraad - Bewaarplaats - Verdeling 
________________
or
trésor
banque centrale
réserve de change
goud
schatkist
centrale bank
deviezenreserve
________ ________
14/2/2013Verzending vraag
29/3/2013Antwoord
14/2/2013Verzending vraag
29/3/2013Antwoord
________ ________
Question n° 5-8159 du 14 février 2013 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-8159 d.d. 14 februari 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Dans une réponse à une question récente (5-7415) le ministre avait écrit que la Belgique disposait, au 31 décembre 2011, d'une réserve de 227,5 tonnes d'or, d'une valeur de marché de 8,9 milliards d'euros. La plus grande partie de ces réserves serait stockée à la Banque d'Angleterre. Le reste est géré par la Banque nationale de Belgique elle-même, par la Banque du Canada et par la Banque des paiements internationaux. Le ministre n'entrait pas dans le détails sur la répartition des quantités entre ces institutions.

Voici mes questions :

1)Le ministre peut-il donner les quantités précises des réserves d'or entreposées dans les quatre institutions ?

2) Quelles sont les raisons et les avantages de la répartition de cet or dans quatre institutions ? Ces raisons sont-elles toujours valables aujourd'hui ?

3) Y-a-t-il un coût lié à l'entreposage de cet or dans des institutions étrangères ? Quel en est le montant pour chaque institution ? Ce coût est-il compensé par les avantages précités ?

4) Dans sa précédente réponse, le ministre écrivait que ces institutions présentaient périodiquement un rapport détaillé à la Banque nationale sur leur gestion de la réserve d'or. Le ministre peut-il me dire pourquoi dans sa réponse du 21 décembre 2012, il donne la situation à la date du 31 décembre 2011 ? Que doit-on précisément entendre par « périodiquement » ?

 

In een recent antwoord (5-7415) stelde de minister dat België op 31 december 2011 beschikte over een goudvoorraad van 227,5 ton, met een marktwaarde 8,9 miljard euro. Het grootste gedeelte hiervan zou zich bij de Bank of England bevinden. De rest wordt beheerd in de Nationale Bank van België zelf, de Bank of Canada en de Bank voor Internationale Betalingen. De minister trad daarbij niet in detail over de specifieke hoeveelheden.

Hierover stelde ik graag de volgende vragen.

1. Kan de minister details geven over de precieze hoeveelheden goud die over die vier instellingen zijn verdeeld?

2. Wat zijn de redenen en de voordelen om het goud precies over die vier instellingen te verdelen? Zijn die redenen vandaag nog valabel?

3. Zijn er kosten verbonden aan de opslag van het goud in de buitenlandse instellingen? Zo, ja hoeveel bedragen die (per instelling) en weegt dit op tegen de voornoemde voordelen?

4. De minister stelde in zijn vorige antwoord dat deze instellingen periodiek en in detail rapporteren aan de Nationale Bank over de bij hen beheerde goudvoorraad. Kan de minister mij vertellen waarom hij in zijn antwoord van 21 december 2012 de actuele toestand geeft van 31 december 2011? Wat moet ik juist verstaan onder periodiek?

 
Réponse reçue le 29 mars 2013 : Antwoord ontvangen op 29 maart 2013 :

1. La plus grande partie du stock d’or de la Banque Nationale de Belgique (BNB) est en effet détenue auprès de la Bank of England. Une beaucoup plus petite quantité est détenue auprès de la Bank of Canada et auprès de la Banque des Règlements Internationaux. Une quantité très limitée est stockée à la Banque Nationale de Belgique.

La BNB ne communique aucun détail sur les quantités exactes d’or conservées auprès de chacune de ces institutions.

2. Les raisons pour lesquelles la BNB détient son or auprès des banques centrales précitées sont, d’une part, historiques et découlent, d’autre part, d’un souci d’efficacité. Ces banques fournissent également des services spécialisés pour le stockage de l’or. En outre, le marché de l’or est surtout localisé à Londres.

3. Les frais inhérents à la gestion de la réserve physique d’or sont constitués de frais de garde (un montant fixe par lingot et par jour que l’or séjourne dans le coffre-fort de l’organisme qui l’entrepose) et de frais administratifs restreints (pour la constitution de l’inventaire).

Les frais totaux de gestion ne dépassent pas quelques dizaines de milliers d’euros par an. Cela revient à moins d’un millième de pour cent de la valeur marchande de la réserve d’or.

4. Les données communiquées sur le stock d’or étaient les derniers chiffres publiés par la BNB et provenaient du compte annuel 2011. Le stock d’or au 31 décembre 2012 était inchangé à 227,5 tonnes et la valeur de marché s’élevait à 9,2 milliards d'euros.

Les banques centrales auprès desquelles l’or est détenu font périodiquement (mensuellement ou semestriellement), et de façon détaillée, rapport à la BNB. La BNB peut toujours demander un rapport supplémentaire si la nécessité s’en ferait sentir.

1. Het grootste gedeelte van de goudvoorraad van de Nationale Bank van België (NBB) wordt inderdaad aangehouden bij de Bank of England. Een veel kleinere hoeveelheid wordt aangehouden bij de Bank of Canada en bij de Bank voor Internationale Betalingen. Een zeer beperkte hoeveelheid is opgeslagen in de Nationale Bank van België.

De NBB verstrekt geen details over de precieze hoeveelheden goud die bij elk van deze instellingen wordt bewaard.

2. De redenen waarom de NBB haar goud aanhoudt bij voornoemde centrale banken zijn enerzijds historisch en anderzijds omwille van efficiëntie. Ook verstrekken deze centrale banken een gespecialiseerde dienstverlening voor de bewaring van goud. Daarenboven is de goudmarkt vooral gelokaliseerd in Londen.

3. De kosten die gepaard gaan met het beheer van de fysieke goudvoorraad bestaan uit een bewaarloon (een vast bedrag per goudstaaf en per dag dat het goud zich in de kluis van de bewarende instelling bevindt) en uit een beperkte administratieve kost (voor het opmaken van de inventaris).

De totale beheerskosten bedragen niet meer dan enkele tienduizenden euro per jaar. Dit komt neer op minder dan een duizendste van een procent van de marktwaarde van de goudvoorraad

4. De verstrekte gegevens over de goudvoorraad betroffen de laatste door de NBB gepubliceerde cijfers van de jaarrekening 2011. De goudvoorraad op 31 december 2012 was ongewijzigd op 227,5 ton en de marktwaarde bedroeg 9,2 miljard euro.

De centrale banken waarbij het goud wordt aangehouden rapporteren periodiek (maandelijks of zesmaandelijks) in detail aan de NBB. De NBB kan steeds bijkomende rapportering vragen indien zij dat noodzakelijk zou achten.