SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2012-2013 Zitting 2012-2013
________________
14 janvier 2013 14 januari 2013
________________
Question écrite n° 5-7702 Schriftelijke vraag nr. 5-7702

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

au vice-premier ministre et ministre des Finances et du Développement durable, chargé de la Fonction publique

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Duurzame Ontwikkeling, belast met Ambtenarenzaken
________________
Achat de données bancaires par des administrations publiques - Adaptation de la législation - Échange de données entre administrations fiscales - Contacts avec l'Allemagne Aankoop van bankgegevens door overheden - Aanpassing wetgeving - Gegevensuitwisselingen tussen belastingadministraties - Contacten met Duitsland 
________________
fraude fiscale
Allemagne
Inspection spéciale des impôts
belastingfraude
Duitsland
Bijzondere Belastinginspectie
________ ________
14/1/2013Verzending vraag
18/2/2013Antwoord
14/1/2013Verzending vraag
18/2/2013Antwoord
________ ________
Question n° 5-7702 du 14 janvier 2013 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-7702 d.d. 14 januari 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

En réponse à ma question 5-7495, le ministre a indiqué que la législation belge interdit de rémunérer des tiers pour la fourniture de renseignements portant sur des données bancaires de fraudeurs à l'étranger. Cela reviendrait à subtiliser des données de manière illégale à des institutions bancaires étrangères et pourrait aboutir à la contestation de la force probante de ces données devant les tribunaux belges.

L'administration belge est cependant habilitée à utiliser des renseignements qu'elle acquiert d'administrations fiscales de pays partenaires.

Mes questions sont les suivantes.

1) Selon le ministre, la législation belge actuelle interdit d'acheter de telles données à des tiers. A-t-il l'intention de modifier la législation et de permettre ces opérations ? Estime-t-il opportun de le faire et peut-il expliquer sa réponse ? De quelle législation s'agit-il en l'occurrence ?

2) Selon le ministre, l'inspection spéciale des impôts a déjà pris contact avec l'administration allemande.

a) Quel est le résultat ? Des données ont-elles été échangées ? Dans l'affirmative, quelles sont-elles ? Dans la négative, pourquoi ?

b) Si l'inspection a obtenu des données, combien de personnes concernent-elles et quels montants sont-il en jeu ?

c) L'administration a-t-elle déjà pu procéder à des poursuites grâce aux renseignements obtenus et éventuellement réclamer les impôts ?

d) Les administration publiques allemandes demandent-elles une contrepartie financière à cet effet ? Dans l'affirmative, quelle est-elle ?

e) Les données ont été obtenues par une autre voie, à savoir les administrations fiscales allemandes. Ce procédé a-t-il une influence positive sur la force probante devant les tribunaux belges ? Lorsque la source officielle des données est une autorité publique, un État de droit démocratique et, par exemple, un État membre de l'Union européenne, comment un tribunal peut-il contester la légitimité de l'origine des données ?

 

Op schriftelijke vraag 5-7495 heeft de geachte minister geantwoord dat krachtens de Belgische wetgeving derden niet kunnen worden beloond om inlichtingen over bankgegevens van belastingontduikers in het buitenland te verstrekken. Het zou neerkomen op het illegaal ontfutselen van gegevens aan buitenlandse bankinstellingen, waardoor de bewijskracht ervan voor Belgische rechtbanken kan worden betwist.

De Belgische administratie is echter wel gerechtigd inlichtingen te gebruiken die ze van belastingadministraties uit partnerlanden verkrijgt.

Hierover de volgende vragen:

1) Volgens de geachte minister kunnen zulke gegevens krachtens de huidige Belgische wetgeving niet van derden worden gekocht. Bestaan er plannen om de wetgeving te wijzigen en een en ander wel mogelijk te maken? Acht hij dat opportuun en kan hij zijn antwoord duiden? Over welke wetgeving gaat het hier?

2) Volgens de geachte minister heeft de bijzondere belastinginspectie reeds contact opgenomen met de Duitse administratie.

a) Met welk resultaat? Werden er gegevens uitgewisseld? Zo ja, welke? Zo neen, waarom niet?

b) Indien de inspectie gegevens heeft verkregen, hoeveel personen betreffen ze dan en welke bedragen zijn ermee gemoeid?

c) Kon de administratie dankzij de verkregen gegevens al tot vervolging overgaan en eventueel belastinggelden terugvorderen?

d) Vragen de Duitse overheden hiervoor een financiële tegenprestatie? Zo ja, welke?

e) De gegevens werden verkregen via een omweg, met name de Duitse belastingdiensten. Heeft die werkwijze een positieve invloed op de bewijskracht voor de Belgische rechtbanken? Als de officiële bron waaruit de data afkomstig zijn, een overheid, een democratische rechtsstaat en bijvoorbeeld EU-lidstaat is, hoe kan een rechtbank de rechtmatigheid van de afkomst dan betwisten?

 
Réponse reçue le 18 février 2013 : Antwoord ontvangen op 18 februari 2013 :

1. En l’absence de disposition spécifique dans la législation fiscale actuelle, en l’occurrence le Code des impôts sur les revenus 1992, l’Administration fiscale belge n’est pas habilitée à rémunérer des tiers pour la fourniture de renseignements. Il n‘existe aucun projet d’adaptation de la législation étant donné qu’il ne me paraît pas opportun de prévoir cette possibilité.

2. Les échanges d’informations entre États membres en matière d’impôts directs sont régis par la directive 77/799/CEE du Conseil du 19 décembre 1977 remplacée depuis le 1er janvier 2013 par la directive 2011/16/UE du 15 février 2011, et par les conventions préventives de la double imposition.

Les directives prévoient des échanges de différents types : sur demande, automatique ou spontané.

Cependant, les directives contiennent également plusieurs dispositions relatives à l’obligation de secret qui s’impose aux États qui échangent des informations. Certains États membres ne manquent d’ailleurs pas d’insister fréquemment, lors de la transmission d’informations, sur le respect strict de ces dispositions relatives au secret.

En conséquence, pour respecter cette obligation de secret qui garantit le bon fonctionnement des mécanismes d’échange d’informations au niveau européen, l’honorable membre comprendra aisément que je ne peux donner aucun détail concernant les échanges effectués avec l’Allemagne ou avec n’importe quel autre État membre.

Dans tous les cas, les informations reçues spontanément d’un autre État membre font bien évidemment l’objet d’un examen des plus minutieux et si nécessaire la situation fiscale des personnes physiques ou morales concernées. L’obligation de secret professionnel prévue à l’article 337 CIR 92 ne me permet pas de vous donner des renseignements précis concernant les personnes et les montants visés par les informations obtenues de l’étranger.

Les échanges d’informations au niveau européen ne font l’objet d’aucune rétribution entre États membres. La réciprocité est la clé de voûte de la directive.

Pour terminer, la jurisprudence a évolué de manière importante ces dernières années concernant le sort à réserver en matière fiscale aux preuves obtenues de manière irrégulière.

Très succinctement, ces preuves seront écartées si la règle violée était prévue à peine de nullité, si les droits de la défense du contribuable ne peuvent plus être respectés ou si l’irrégularité a fait perdre à la preuve sa crédibilité. Dans les autres cas, le principe de relativité permet aux juges d’opérer une balance entre la gravité de l’infraction fiscale commise et l’atteinte faite à la règle de procédure.

1. Bij gebrek aan een specifieke bepaling in de huidige fiscale wetgeving, met name in het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, is de Belgische belastingadministratie niet gerechtigd om vergoedingen te betalen aan derden voor het verstrekken van inlichtingen. Er bestaan geen plannen om de wetgeving aan te passen aangezien ik het niet opportuun acht om deze mogelijkheid te voorzien.

2. De uitwisseling van inlichtingen tussen lidstaten op het vlak van directe belastingen wordt vastgelegd op basis van de Richtlijn 77/799/EEG van de Raad van 19 december 1977, die sinds 1 januari 2013 vervangen werd door de Richtlijn 2011/16/EU van 15 februari 2011, en door preventieve dubbelbelastingverdragen.

De richtlijnen voorzien verschillende types van uitwisseling: op verzoek, automatisch of spontaan.

De richtlijnen bevatten echter eveneens verschillende bepalingen betreffende de geheimhoudingsplicht opgelegd aan de lidstaten die inlichtingen uitwisselen. Sommige lidstaten laten overigens niet na om, bij de overdracht van inlichtingen, de strikte naleving van deze bepalingen betreffende de geheimhouding, sterk te benadrukken.

Bijgevolg zal, ter naleving van die geheimhoudingsplicht die de goede werking van uitwisselingsmechanismen op Europees gebied verzekert, het Geachte lid wel begrijpen dat ik geen enkel detail betreffende de uitwisseling met Duitsland noch met elke andere lidstaat kan geven.

In elk geval maken de spontaan verkregen inlichtingen van een andere lidstaat vanzelfsprekend het voorwerp uit van een zeer minutieus onderzoek en indien nodig wordt de fiscale situatie van de betrokken fysieke personen of rechtspersonen rechtgezet. Het beroepsgeheim, zoals voorzien in artikel 337 WIB 92, staat me niet toe om u precieze inlichtingen te verschaffen over de personen en de bedragen die via inlichtingen van het buitenland verkregen werden.

De uitwisseling van inlichtingen op Europees gebied maakt geenszins het voorwerp uit van een betaling tussen de lidstaten. Wederkerigheid is de sluitsteen van de richtlijn.

Tot slot is de rechtsleer over uitspraken in fiscale zaken betreffende de bewijzen die op onregelmatige wijze zijn verkregen, de laatste jaren in belangrijke mate geëvolueerd.

Beknopt kan worden gesteld dat deze bewijzen zullen geweerd worden indien de geschonden rechtsregel op straffe van nietigheid voorgeschreven was, indien de rechten van verdediging van de belastingplichtige niet meer gerespecteerd kunnen worden of indien de onregelmatigheid de geloofwaardigheid van het bewijs heeft verloren laten gaan. In andere gevallen laat het relativiteitsbeginsel de rechters toe een afweging te maken tussen de ernst van de begane fiscale inbreuk en de aantasting van de procedureregel.