SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2011-2012 Zitting 2011-2012
________________
30 mars 2012 30 maart 2012
________________
Question écrite n° 5-6005 Schriftelijke vraag nr. 5-6005

de Louis Ide (N-VA)

van Louis Ide (N-VA)

à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de Beliris et des Institutions culturelles fédérales

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen
________________
Le système de responsabilité financière des mutuelles Het systeem van de financiële verantwoordelijkheid van de ziekenfondsen 
________________
assurance maladie
coût de la santé
Institut national d'assurance maladie-invalidité
ziekteverzekering
kosten voor gezondheidszorg
Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering
________ ________
30/3/2012Verzending vraag
23/4/2012Antwoord
30/3/2012Verzending vraag
23/4/2012Antwoord
________ ________
Requalification de : demande d'explications 5-1950 Requalification de : demande d'explications 5-1950
________ ________
Question n° 5-6005 du 30 mars 2012 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-6005 d.d. 30 maart 2012 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Pour le calcul de la responsabilité financière des mutuelles, l'article 196bis de la loi coordonnée du 14 juillet 1994 dispose que :

« dans le cas où l'objectif budgétaire presté, après application de l'alinéa 5, est dépassé de plus de 2 p.c. par les dépenses prestées, le déficit pour l'application de l'apport à couvrir par chaque organisme assureur déficitaire est limité à 2 p.c. de sa quotité budgétaire prestée. »

En d'autres termes, si l'assurance maladie enregistre un excédent, la totalité de cet excédent est utilisée pour le calcul des 25 % auxquels les mutuelles ont droit, mais si elle enregistre un déficit, il est d'abord limité à 2 % de l'objectif budgétaire global.

Si je comprends bien, le système actuel est particulièrement avantageux pour les mutuelles, ce dont témoigne l'exemple purement théorique suivant.

Si, une année donnée, l'objectif budgétaire (sans sous-utilisation et contributions à toutes sortes de mutuelles) s'élève à 20 milliards d'euros et les dépenses réelles à 21 milliards d'euros, la responsabilité financière des mutuelles est limitée à 400 millions d'euros (2 % de l'objectif budgétaire), dont elles doivent payer 25 %, soit 100 millions d'euros.

Si, cette année-là, on ne dépense pas un milliard en trop mais bien en moins, les mutuelles reçoivent alors de ce montant 250 millions d'euros comme boni étant donné que, le cas échéant, aucune limitation de 2 % de l'objectif budgétaire global n'est appliquée.

La raison pour laquelle on envisage une approche différente si l'objectif budgétaire global est dépassé n'est pour moi pas claire, surtout si je regarde l'avantage que cela représente pour les mutuelles. J'aimerais dès lors savoir comment cela s'est réalisé.

D'où la question concrète suivante : sur la base de quels arguments a-t-on décidé de n'introduire une limitation de 2 % de l'objectif budgétaire global que dans le cas d'un dépassement ?

 

Voor het berekenen van de financiële verantwoordelijkheid van de ziekenfondsen, stelt artikel 196bis van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 dat:

"ingeval de gepresteerde begrotingsdoelstelling, na toepassing van het vijfde lid, met meer dan 2 pct. wordt overschreden door de gepresteerde uitgaven, wordt het tekort voor de toepassing van het aandeel dat door elke deficitaire verzekeringsinstelling moet worden gedekt, beperkt tot 2 pct. van haar gepresteerde begrotingsaandeel."

Met andere woorden, indien de ziekteverzekering een overschot boekt, wordt dat volledige overschot gebruikt voor de berekening van de 25% waar de ziekenfondsen recht op hebben, maar indien er een tekort is wordt dat eerst beperkt tot 2% van de globale begrotingsdoelstelling.

Als ik het goed begrijp is het huidige systeem bijzonder voordelig voor de ziekenfondsen, getuige daarvan volgende volstrekt theoretisch voorbeeld.

Als in een bepaald jaar de begrotingsdoelstelling (zonder onderbenutting en bijdragen aan allerhande fondsen) 20 miljard euro bedraagt en de werkelijke uitgaven op 21 miljard euro uitkomen wordt de financiële verantwoordelijkheid van de ziekenfondsen beperkt tot 400 miljoen euro (2% van de begrotingsdoelstelling) waarvan zij maar 25% ofwel 100 miljoen euro moeten ophoesten.

Indien in dat jaar niet een miljard te veel zou uitgegeven worden, maar een miljard minder, dan krijgen de ziekenfondsen daarvan 250 miljoen euro als boni aangezien in dat geval er geen beperking van 2% van de globale begrotingsdoelstelling wordt toegepast.

De reden voor een verschillende aanpak als de globale begrotingsdoelstelling wordt overschreden, is mij niet duidelijk, zeker als ik kijk naar het voordeel dat dit oplevert voor de ziekenfondsen. Ik had dan ook graag vernomen hoe dat tot stand gekomen is.

Daarom volgende concrete vraag: op basis van welke argumenten werd beslist om enkel in het geval van een overschrijding een beperking tot 2% van de globale begrotingsdoelstelling in te voeren ?

 
Réponse reçue le 23 avril 2012 : Antwoord ontvangen op 23 april 2012 :

Pour répondre à votre question, je vous renvoie vers l’audit de suivi « Estimation et maîtrise des dépenses de soins de santé » effectué en juin 2011 par la Cour des comptes (pp.45 et 46) :

« La norme de croissance serrée (1,5 %) appliquée de 1995 à 2000 a entraîné un risque élevé de dépassements budgétaires et une marge d’excédents budgétaires limitée. Pareil contexte contribue à expliquer pourquoi il existe un plafond pour le mali (limité à 2 % maximum de la quotité budgétaire, en cas de dépassement de plus de 2 % de l’objectif budgétaire global) et non pour le boni. Les incitants qui devaient émaner du système ont pourtant été renforcés à partir de 1998 : la part de boni et de mali attribuée est passée de 15 à 20 % et même, plus tard, à 25 %.

De 2000 à 2005, la marge de croissance budgétaire a fait l’objet d’un élargissement systématique. Cet élargissement s’inscrivait toutefois dans le cadre d’une opération de rattrapage jugée nécessaire et n’avait dès lors pas nécessité immédiatement de revoir la réglementation existante en matière de bonis et de malis. Dans cette période, il était par ailleurs question d’importants dépassements budgétaires, de sorte que la réglementation existante en matière de plafond en cas de mali a épargné aux mutualités d’avoir à supporter une trop lourde responsabilité financière dans ce cadre.

En 2005, une évaluation allait tout de même être réalisée afin de savoir si le système pouvait être maintenu sous sa forme existante. En raison des déficits budgétaires, les mutualités avaient dû continuellement alimenter leur réserve pour faire face aux malis éventuels au cours des années précédentes, au moyen de fonds propres ou de cotisations de leurs affiliés. Le but était de vérifier dans quelle mesure leur responsabilité financière était proportionnelle à leur capacité effective à contribuer à la maîtrise des dépenses.

Par la suite, l’année 2005 s’est avérée une année charnière. À partir de là, des excédents budgétaires ont été réalisés chaque année ».

Étant donné les décisions prises par le gouvernement pour le budget des soins de santé pour l’année 2012 et suivantes, il est clair que l’on va se trouver dans une situation comparable à celle qui avait conduit à l’instauration du plafond de 2 % en cas de mali.

In antwoord op uw vraag, kan ik u doorverwijzen naar de opvolgingsaudit “Begroten en beheersen van de uitgaven voor geneeskundige verzorging” die in juni 2011 door het Rekenhof werd uitgevoerd (pp. 45 en 46) :

“Van 1995 tot 2000 was door een strakke groeinorm van 1,5 % het risico op budgetoverschrijdingen groot en de marge voor budgettaire overschotten beperkt. Die context helpt te verklaren waarom wel een maximum bestaat bij de mali (begrenzing tot 2 % van het begrotingsaandeel indien de globale begrotingsdoelstelling met meer dan 2% is overschreden) maar niet bij de boni. De stimuli die zouden moeten uitgaan van het systeem werden vanaf 1998 trouwens nog versterkt: het toegewezen aandeel in boni en mali werd verhoogd van 15 % tot 20 % en later zelfs tot 25 %.

Van 2000 tot 2005 werd de budgettaire groeimarge stelselmatig verruimd. Dat paste echter in een noodzakelijk geachte inhaalbeweging, en vergde bijgevolg niet onmiddellijk een aanpassing van de regeling van boni of mali. In die periode was trouwens sprake van grote budgetoverschrijdingen zodat de bestaande regeling over de begrenzing bij mali vermeed dat de ziekenfondsen daar in een te hoge mate financieel voor verantwoordelijk werden gesteld.

In 2005 zou dan toch worden geëvalueerd of het systeem in zijn bestaande vorm kon worden gehandhaafd. Door de budgettaire tekorten hadden de ziekenfondsen tijdens de voorgaande jaren immers hun reserve voor eventuele mali voortdurend moeten aanvullen uit eigen middelen en ledenbijdragen. Daarom zou worden nagegaan in hoeverre hun financiële verantwoordelijkheid wel in verhouding stond met de mate waarop zij de uitgavenbeheersing daadwerkelijk kunnen helpen realiseren.

Naderhand bleek 2005 echter een kantelmoment te zijn, en werden elk jaar opnieuw budgettaire overschotten gerealiseerd.”

Gezien de beslissingen van de regering voor de begroting van de gezondheidszorgen voor het jaar 2012 en volgende, is het duidelijk dat we ons in een situatie zullen bevinden die vergelijkbaar is aan diegene waarbinnen het plafond van 2 % werd ingesteld, in geval van mali.