SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2011-2012 Zitting 2011-2012
________________
28 décembre 2011 28 december 2011
________________
Question écrite n° 5-4223 Schriftelijke vraag nr. 5-4223

de Lieve Maes (N-VA)

van Lieve Maes (N-VA)

au ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes

aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden
________________
Société nationale des chemins de fer belges (SNCB) - Matériel roulant - Situation Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (NMBS) - Rollend materieel - Stand van zaken 
________________
Société nationale des chemins de fer belges
transport de voyageurs
véhicule sur rails
Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen
reizigersvervoer
voertuig op rails
________ ________
28/12/2011Verzending vraag
29/3/2012Antwoord
28/12/2011Verzending vraag
29/3/2012Antwoord
________ ________
Réintroduction de : question écrite 5-816 Réintroduction de : question écrite 5-816
________ ________
Question n° 5-4223 du 28 décembre 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-4223 d.d. 28 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Depuis quelques mois, la Société nationale des chemins de fer belges (SNCB) fait sans cesse parler d'elle négativement dans la presse en raison des retards découlant d'un nombre insuffisant de trains, de trains trop courts, de l'indisponibilité du matériel roulant, etc.

Pourtant différents projets d'investissement ont été lancés par le passé pour remédier à ce problème. On se demande si les projets d'investissement cités sont bien suffisants pour faire face à la future expansion du nombre de voyageurs. Une évaluation de ces projets peut être un premier pas vers une amélioration du service public offert par la SNCB.

Je souhaiterais une réponse aux questions suivantes.

1) Comment se compose actuellement le matériel roulant (modèles et nombre) ?

2) Quel pourcentage de ce matériel est immédiatement opérationnel ?

3) Combien d'appareils sont-ils défectueux ? Combien doivent-ils être adaptés à la technologie moderne (comme par exemple les projets 3501 et 3605) ?

4) Les projets 3501 (modernisation des motrices électriques MR 66-79) et 3605 (adaptations des voitures I6 et I10) ont-ils été terminés dans les délais et ont-ils une influence positive sur la capacité ?

5) Les achats prévus dans le projet 3031 (96 motrices MW 41), le projet 3053 (60 locomotives T18) et le projet 3101(280 voitures M6) sont-ils complètement achevés et ces appareils sont-ils déjà en service ?

6) Quelle est la situation quant aux réparations ? Celles-ci sont-elles réalisées en gestion propre ou sont-elles sous-traitées ? Ont-elles pris du retard ou non ?

 

De laatste maanden komt de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (NMBS) voortdurend ongunstig in het nieuws met vertragingen door te weinig treinen, te korte treinen, onbeschikbaarheid van het rollend materieel, …

Nochtans zijn er in het verleden verschillende investeringsprojecten opgestart om deze problematiek het hoofd te kunnen bieden. De vraag dringt zich op of de aangehaalde investeringsprojecten wel voldoende zijn om de toekomstige expansie van het reizigersaantal te kunnen blijven bijhouden. Een evaluatie van deze investeringsprojecten kan een eerste stap betekenen in de richting van een betere openbare dienstverlening van de NMBS.

Graag kreeg ik een antwoord op de volgende vragen:

1) Wat is de huidige samenstelling van het rollend materieel (modellen en aantallen)?

2) Welk percentage hiervan is onmiddellijk inzetbaar?

3) Hoeveel toestellen zijn defect? Hoeveel moeten worden aangepast aan de modernere technologie (zoals bij bijvoorbeeld project 3501 en project 3605)?

4) Zijn de projecten 3501 (modernisering elektrische motorrijtuigen MR 66-79) en 3605 (aanpassingen rijtuigen I6 en I10) beide tijdig beëindigd en heeft dit een positieve invloed op de capaciteit?

5) Zijn de aankopen uit project 3031 (zesennegentig motorwagens MW 41), project 3053 (zestig elektrische locomotieven T18) en project 3101 (tweehonderdtachtig rijtuigen M6) volledig afgerond en zijn deze toestellen al in gebruik genomen?

6) Wat is de stand van zaken betreffende de herstellingen? Gebeuren die allemaal in eigen beheer of worden ze ook uitbesteed? En is er hier een achterstand of niet?

 
Réponse reçue le 29 mars 2012 : Antwoord ontvangen op 29 maart 2012 :

1. La composition du matériel roulant est la suivante :

Locomotive électrique (HLE)

01/01/2012

11

12

12

0

13

15

18

48

20

23

23

29

26

0

21

60

27

60

 

 

Locomotive diesel (HLD)

01/01/2012

77

35

41

96

 

 

Automotrice (AM)

01/01/2012

AM08 mono

0

AM08 bi

0

mod

140

Cityrail

40

quadruples

44

AM62-65

108

Break

139

Sprinter

51

AM96

119

 

 

Voitures (HV)

01/01/12

I11

163

dont I11 pilote

21

M6

410

dont M6 pilote

60

M4

575

dont M4 pilote

29

M5

130

dont M5 pilote

18

I6

78

I10

89

2. Le matériel gravement accidenté est immobilisé pour de longue période (> 6 mois) et ne peut donc être considéré comme directement utilisable; il s’agit de l’automotrice électrique 502 et des autorails 4131-4117.

D'autre part, le matériel en révision est immobilisé pour des périodes allant jusqu'à un mois pour les révisons générales ; les immobilisations engendrées dépendent du nombre d'engins à réviser et de la cadence de révision.

3. La maintenance préventive permet d'éviter les défaillances techniques prévisibles ; les défaillances imprévisibles sont réparées lors d'interventions imprévues (maintenance corrective).

Les défaillances imprévisibles sont fortement influencées par des éléments extérieurs tels les conditions climatiques, les modifications d'utilisation du matériel. Quantifier les immobilisations n'est donc pas chose aisée d'autant que le nombre d'engins dans une série peut varier dans de grandes proportions (12 unités pour les locomotives électriques 11-12 à 140 unités pour certaines automotrices). En général, le taux d'immobilisation n'est pas inférieur à 15 % pour les automotrices et 20 % pour les locomotives électriques.

4. Le projet 3501(modernisation des automotrices électriques 66-79) sera terminé cette année ; ce projet influence positivement le confort offert.

Le projet 3605 (adaptation des voiture I6 et I10) sera terminé courant 2012; ce projet a permis d’élargir le parc de voitures aptes à circuler à 200km/h.

5. Pour ce qui concerne le projet 3031 (autorails 41), les 96 autorails ont été fournis. Le projet 3101 (voitures M6) est terminé. La livraison des locomotives électriques T18 (projet 3053) est en cours; à la date du 1er janvier 2012, 48 locomotives ont déjà été livrées.

6. La maintenance se déroule en principe dans les ateliers de la SNCB. Toutefois, les constituants pour lesquels la réparation par la SNCB n'est pas économique ou pour lesquels la SNCB n'a pas la maîtrise technologique, sont réparés par les constructeurs. Il s'agit principalement des électroniques de commande des convertisseurs et des équipements de sécurité. Vu les délais de réparation enregistrés actuellement et pour éviter toute dérive, la SNCB est en train de contractualiser ces services.

1. De samenstelling van het rollend materieel is als volgt:

Elektrische locomotief (HLE)

01/01/2012

11

12

12

0

13

15

18

48

20

23

23

29

26

0

21

60

27

60

 

 

Diesellocomotief (HLD)

01/01/2012

77

35

41

96

 

 

Motorrijtuig (MR)

01/01/2012

MR 08 eenstroom

0

MR 08 tweestroom

0

Mod

140

Cityrail

40

Vierledig/quadruples

44

MR62-65

108

Break

139

Sprinter

51

MR 96

119

 

 

Rijtuigen (HV)

01/01/2012

I11

163

Waarvan I11 stuurrijtuigen

21

M6

492

Waarvan M6 stuurrijtuigen

64

M4

573

Waarvan M4 stuurrijtuigen

30

M5

130

Waarvan M5 stuurrijtuigen

18

I6

78

I10

89

2. Het zwaar beschadigd materieel wordt lange tijd geïmmobiliseerd (>6 maanden) en kan dus niet als meteen bruikbaar worden beschouwd: het gaat om motorstel 502 en motorwagen 4131-4117.

Bovendien wordt het materieel in revisie geïmmobiliseerd gedurende perioden die uitlopen tot een maand voor de algemene revisies. De eruit voortvloeiende immobilisaties hangen af van het aantal te reviseren voertuigen en het revisieritme.

3. Door het preventieve onderhoud kunnen de voorzienbare technische gebreken worden voorkomen. De onvoorziene defecten worden tijdens niet-geplande interventies hersteld (correctief onderhoud).

De onvoorziene gebreken worden sterk beïnvloed door externe elementen als weersomstandigheden, gebruikswijzigingen van het materieel. Het is dus niet gemakkelijk de immobilisaties te kwantificeren temeer omdat het aantal voertuigen in een reeks sterk kan variëren (12 eenheden voor de elektrische locomotieven 11-12 tot 140 eenheden voor sommige elektrische treinstellen). Over het algemeen ligt het immobilisatiepercentage niet lager dan 15 % voor de elektrische treinstellen en 20 % voor de elektrische locomotieven.

4. Het project 3501 (modernisering elektrische motorrijtuigen 66-79) loopt dit jaar af. Dat project heeft een positieve invloed op het geboden comfort.

Het project 3605 (aanpassingen rijtuigen I6 en I10) eindigt in de loop van 2012. Dit project heeft het mogelijk gemaakt het rijtuigpark dat geschikt is voor snelheden van 200 km/u uit te breiden.

5. Wat het project 3031(motorwagens 41) betreft, zijn er 96 motorwagens geleverd. Het project 3101 (rijtuigen M6) is af. De levering van de elektrische locomotieven T18 (project 3053) is aan de gang; op 1 januari 2012 waren er al 48 locomotieven geleverd.

6. Het onderhoud vindt in principe plaats in de werkplaatsen van de NMBS. De onderdelen waarvan de herstelling door de NMBS niet economisch verantwoord is of waarvoor de NMBS niet over de nodige technologie beschikt, worden echter hersteld door de constructeurs. Het gaat voornamelijk over de stuurelektronica van de omvormers en de veiligheidsuitrustingen. Vanwege de huidige hersteltermijnen en om elke escalatie te voorkomen, is de NMBS bezig met die diensten tijdelijk uit te besteden.