SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2011-2012 Zitting 2011-2012
________________
28 décembre 2011 28 december 2011
________________
Question écrite n° 5-4117 Schriftelijke vraag nr. 5-4117

de Piet De Bruyn (N-VA)

van Piet De Bruyn (N-VA)

au ministre des Entreprises publiques, de la Politique scientifique et de la Coopération au développement, chargé des Grandes Villes

aan de minister van Overheidsbedrijven, Wetenschapsbeleid en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden
________________
Société nationale des chemins de fer belges (SNCB) - Prévention du suicide chez les travailleurs - Compétence Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (NMBS) - Zelfmoordpreventie bij werknemers - Deskundigheid 
________________
Société nationale des chemins de fer belges
condition de travail
suicide
tension mentale
Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen
arbeidsvoorwaarden
zelfmoord
mentale spanning
________ ________
28/12/2011Verzending vraag
10/5/2012Antwoord
28/12/2011Verzending vraag
10/5/2012Antwoord
________ ________
Réintroduction de : question écrite 5-1357 Réintroduction de : question écrite 5-1357
________ ________
Question n° 5-4117 du 28 décembre 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-4117 d.d. 28 december 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Un nombre croissant d'employeurs reconnaissent qu'ils sont également responsables du bien-être social et émotionnel de leurs travailleurs. Les travailleurs représentent en effet le capital le plus précieux de toute entreprise et méritent dès lors l'attention et l'encadrement nécessaires.

Cette prise de conscience s'est encore récemment intensifiée en raison d'exemples tragiques belges ou étrangers où l'on a constaté un lien indirect, voire peut-être direct, entre plusieurs tentatives de suicide et la situation au travail.

Le législateur impose à juste titre aux employeurs un certain nombre d'obligations pour améliorer le bien-être social et émotionnel de leurs travailleurs. L'application de ces obligations diffère grandement d'une entreprise à l'autre. À cet égard, les entreprises publiques jouent indubitablement un rôle d'exemple.

Une enquête sur la prévention du suicide révèle clairement qu'une détection rapide de la suicidalité augmente considérablement la chance de prévenir une tentative. Il est évident qu'une détection rapide est uniquement possible si les responsables du bien-être social et émotionnel des travailleurs possèdent les compétences nécessaires. Il s'agit, entre autres, de l'identification et de la reconnaissance au moment opportun de signaux qui peuvent révéler des pensées suicidaires, de l'acquisition de certains comportements fondamentaux et de la maîtrise de certaines techniques en matière de communication avec un travailleur (potentiellement) suicidaire, de la compréhension du processus suicidaire et de la connaissance de ce qu'on peut qualifier de carte sociale.

La SNCB est sans conteste une entreprise particulièrement importante qui compte de nombreux travailleurs. En outre, nombre d'entre eux font régulièrement face à une pression et à une charge de travail importantes. Il semble donc tout indiqué que les responsables du bien-être social et émotionnel des travailleurs de la SNCB fassent preuve de suffisamment de connaissances et de compétences afin de pouvoir détecter correctement la suicidalité.

Le contexte ayant été défini, je souhaiterais poser les questions suivantes :

1) La ministre estime-t-elle comme moi que les responsables du bien-être social et émotionnel des travailleurs de la SNCB doivent faire preuve de suffisamment de connaissances et de compétences afin de pouvoir détecter correctement la suicidalité ?

2) Comment s'assure-t-on de la présence suffisante de cette connaissance et de cette compétence ? Fait-on appel à des personnes extérieures ? Quelles sont-elles ?

3) La prévention du suicide fait-elle structurellement partie de la politique (de bien-être) du groupe SNCB ? Dans l'affirmative, la ministre peut-elle préciser sa réponse ? Dans la négative, envisage-t-elle de demander à la SNCB d'intégrer cet aspect de manière structurelle dans sa politique ? Si non, pour quelles raisons ?

4) Depuis 2005, quelles initiatives concrètes ont-elles été prises pour s'assurer de la présence suffisante de connaissances et de compétences chez les responsables en matière de bien-être ? Je souhaiterais une ventilation par année en précisant la nature exacte de l'initiative, les partenaires (internes et externes) concernés qui étaient chargés de l'initiative ainsi que le coût de celle-ci.

 

Steeds meer aanvaarden werkgevers dat ze ook een verantwoordelijkheid hebben wat betreft het sociaal en emotioneel welbevinden van hun werknemers. Werknemers zijn immers het meest kostbare kapitaal van elke onderneming en verdienen de nodige zorg en bijhorende omkadering.

Dit besef werd recent nog aangewakkerd door tragische voorbeelden uit binnen- en buitenland waaruit op zijn minst een indirecte en mogelijk zelfs een directe link bleek tussen een aantal ondernomen zelfdodingspogingen en de situatie op het werk.

De wetgever legt werkgevers terecht een aantal verplichtingen op ter ondersteuning van het sociaal en emotioneel welbevinden van hun werknemers. De wijze waarop de bestaande verplichtingen worden ingevuld, verschilt sterk van bedrijf tot bedrijf. De overheidsbedrijven hebben in deze zeker een voorbeeldfunctie.

Uit wetenschappelijk onderzoek naar preventie van zelfdoding blijkt duidelijk dat een vroege detectie van suïcidaliteit de kans op het voorkomen van een zelfdodingspoging aanzienlijk vergroot. Uiteraard is een vroege detectie maar mogelijk indien de personen die verantwoordelijk zijn voor het sociaal en emotioneel welbevinden van de werknemers, zelf over de nodige deskundigheid beschikken. Het gaat hierbij onder meer om elementen als het tijdig herkennen en erkennen van signalen die kunnen wijzen op suïcidale gedachten, het verwerven van een aantal basishoudingen en het beheren van een aantal technieken met betrekking tot het voeren van een gesprek met (mogelijk) suïcidale medewerkers, inzicht hebben in het suïcidaal proces en kennis hebben van wat kan omschreven worden als de sociale kaart.

De NMBS-groep kan gezien worden als een bijzonder groot bedrijf met vele werknemers. Voor heel wat van deze werknemers geldt bovendien dat ze regelmatig blootstaan aan een grote (werk)druk. Het lijkt dus aangewezen om bij de medewerkers van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (NMBS) die instaan voor het sociaal en emotioneel welbevinden van de medewerkers van de te zorgen voor voldoende kennis en deskundigheid wat betreft het correct omgaan met suïcidaliteit.

Tegen deze achtergrond stelde ik de geachte minister graag de volgende vragen:

1) Erkent zij de noodzaak aan voldoende kennis en deskundigheid betreffende omgaan met suïcidaliteit bij de medewerkers van de NMBS-groep die instaan voor het sociaal en emotioneel welbevinden van de NMBS-medewerkers?

2) Hoe wordt er voor gezorgd dat deze kennis en deskundigheid op voldoende wijze aanwezig is? Wordt hiervoor beroep gedaan op externen? Wie zijn dit?

3) Maakt preventie van suïcide op een structurele wijze deel uit van het (welzijns)beleid van de NMBS-groep? Zo ja, kan zij hier dan meer duidelijkheid over verschaffen? Zo neen, overweegt zij dan om de NMBS-groep de opdracht te geven dit op structurele wijze in haar beleid te incorporeren? Indien niet, wat zijn daar dan de redenen voor?

4) Welke concrete initiatieven werden er sinds 2005 genomen om te zorgen dat er voldoende kennis en deskundigheid betreffende preventie van suïcide aanwezig is bij de verantwoordelijke medewerkers van de NMBS-groep? Graag een opsplitsing per jaar met aandacht voor de precieze aard van het initiatief, de betrokken partners (intern of extern) die instonden voor het initiatief en de kostprijs ervan.

 
Réponse reçue le 10 mai 2012 : Antwoord ontvangen op 10 mei 2012 :

1.   Le Groupe Société nationale des chemins de fer belges (SNCB) est conscient de la nécessité de mener une politique active en matière de prévention des suicides.

Corporate Prevention Services (CPS), à savoir le service externe de prévention et de protection au travail, compétent pour le Groupe SNCB, a formé  29 “figures clés prévention suicide”, afin d’élaborer au sein du Groupe SNCB une stratégie de prévention et d’actions a posteriori se rapportant tant aux agents suicidaires qu’à ceux qui sont confrontés au suicide de tiers dans les voies.  

2.   Pour ce qui est de la formation de ces figures clés, CPS a fait appel à des experts externes du ‘Centrum ter Preventie van Zelfdoding’, du ‘Werkgroep VERDER’ ainsi que du ‘Centre de Prévention de Suicide’ via des accords de collaboration.

L’offre d’un soutien en termes de bien-être est assurée par les conseillers en prévention aspects psychosociaux du travail, ainsi que par les psychologues et les médecins du travail de CPS. De par leur fonction et les exigences qu’elle comporte, ils sont considérés comme experts en la matière. Si nécessaire, ils orienteront la personne concernée vers une assistance externe.

Un soutien est également fourni par les assistants sociaux Human Resources de la SNCB Holding qui, dans le cadre du projet-pilote dont il est question au point 4, ont reçu une formation complémentaire en matière de prévention des suicides. Les médecins des blessés et les médecins conseil de la SNCB Holding peuvent eux aussi jouer un rôle significatif au niveau de la détection des problèmes et de l’orientation en interne ou en externe de membres du personnel présentant un risque de suicide accru.  

3.   La politique en matière de suicide fait structurellement partie de la politique relative au bien-être au sein du Groupe SNCB. On compte actuellement quelque 250 Assistants Post Incident (API) formés qui, en cas de suicide dans les voies, prennent en charge sur le plan psychosocial les agents qui ont vécu les faits. CPS assure également des sessions avec l’équipe API afin de partager les expériences et d’optimiser la structure.  

4.   Des initiatives concrètes sont prises depuis 2005 pour veiller à ce que les collaborateurs responsables du Groupe SNCB aient une connaissance et une expertise suffisantes en matière de prévention des suicides :

  • formation préventive des aspirants-conducteurs de trains : comment réagir face à des événements traumatisants ;

  • campagne d’info via des brochures ;

  • formation de figures clés ;

  • rendez-vous avec des experts externes quant à l’approche à adopter vis-à-vis des parents proches de la victime.

1.   De Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (NMBS) Groep is bewust van de noodzaak van een actief beleid inzake suïcidepreventie.

Corporate Prevention Services (CPS), zijnde de voor de NMBS Groep bevoegde externe dienst voor preventie en bescherming op het werk, heeft in 2009 29 “sleutelfiguren suïcidepreventie” opgeleid om binnen de NMBS Groep een preventie- en postventiestrategie uit te werken met betrekking tot de eigen werknemers met suïcidaal risico alsook de werknemers die geconfronteerd worden met zelfdoding door derden in de sporen.  

2.   Voor de opleiding van deze sleutelfiguren waarvan sprake onder vraag 1, heeft CPS beroep gedaan op externe deskundigen van het Centrum ter Preventie van Zelfdoding, de Werkgroep “VERDER” en Le Centre de Prévention de Suicide via samenwerkingsverbanden.

Het bieden van ondersteuning op het vlak van welbevinden wordt verzorgd door de preventieadviseurs psychosociale aspecten van de arbeid, de psychologen en de arbeidsgeneesheren van CPS. Uit hoofde van hun functie en de hieraan gekoppelde vereisten worden zij beschouwd als deskundig in de materie. Indien nodig zullen zij de persoon in kwestie doorverwijzen naar externe hulpverleners.

Daarnaast wordt ook ondersteuning geleverd door de sociaal assistenten Human Resources van de NMBS Holding, die in het kader van het pilootproject waarvan sprake onder punt 4 een bijkomende opleiding kregen inzake suïcidepreventie. Ook de geneesheren der gekwetsten en de controlegeneesheren van de NMBS Holding kunnen een rol van betekenis spelen in probleemdetectie en het intern of extern doorverwijzen van personeelsleden met een verhoogd suïciderisico. 

3.   Het suïcidebeleid maakt op een structurele wijze deel uit van het welzijnsbeleid binnen de NMBS Groep. Er zijn momenteel ongeveer 250 Assistants Post Incident (API) opgeleid die bij zelfdoding in de sporen de werknemers psychosociaal opvangen als zij de feiten hebben beleefd. CPS verzorgt ook intervisie-sessies met de ploeg API om de ervaringen te delen en de structuur te optimaliseren. 

4.   De concrete initiatieven werden er sinds 2005 werden genomen om te zorgen dat er voldoende kennis en deskundigheid betreffende preventie van suïcide aanwezig is bij de verantwoordelijke medewerkers van de NMBS Groep:

  • preventieve opleiding van aspirant treinbestuurders: hoe omgaan met schokkende gebeurtenissen ;

  • infocampagne via brochures ;

  • overleg met collega ’s van NS ;

  • opleiding van sleutelfiguren ;

  • afspraken met externe ervaringsdeskundigen voor de omgang met nabestaanden.