SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2010-2011 Zitting 2010-2011
________________
24 février 2011 24 februari 2011
________________
Question écrite n° 5-1487 Schriftelijke vraag nr. 5-1487

de Fabienne Winckel (PS)

van Fabienne Winckel (PS)

au ministre du Climat et de l'Énergie

aan de minister van Klimaat en Energie
________________
Chaînes de supermarchés - Publicité abusive - Stocks insuffisants - Clients lésés - Mesures - Condamnation à astreintes éventuelle Supermarktketens - Misleidende reclame - Onvoldoende voorraad - Benadeelde klanten - Maatregelen - Veroordeling tot eventuele dwangsom 
________________
magasin à grande surface
publicité abusive
stock
astreinte
grootwarenhuis
misleidende reclame
voorraad
dwangsom
________ ________
24/2/2011Verzending vraag
23/3/2011Antwoord
24/2/2011Verzending vraag
23/3/2011Antwoord
________ ________
Question n° 5-1487 du 24 février 2011 : (Question posée en français) Vraag nr. 5-1487 d.d. 24 februari 2011 : (Vraag gesteld in het Frans)

Selon l'agence de presse Belga, la chaîne de supermarchés Lidl, qui a déjà été condamnée pour publicité abusive, ne semble pas avoir changé ses habitudes. En effet, prenons l'exemple de ce qui c'est passé le lundi 1er février 2011 : l'entreprise proposait une TV LCD full HD pour un prix n'atteignant pas 250 euros, mais la quantité de produits disponibles dans les soixante-six magasins à l'ouverture était à nouveau si limitée que des dizaines de consommateurs seraient rentrés les mains vides. De nombreux magasins de la chaîne ne proposaient à peine à leurs clients que quelques télévisions. Parmi les magasins contrôlés, aucun n'en proposait plus de sept. Les appareils étaient souvent tous vendus quelques minutes après l'ouverture. Cette situation énerve et frustre les clients, mais aussi les travailleurs de Lidl qui essuient souvent les remarques désagréables des clients mécontents.

Le responsable de communication de Lidl a maintenu qu'au niveau national, il y avait suffisamment d'articles proposés, mais a cependant refusé de révéler le nombre total d'articles livrés.

1) Les entreprises ayant déjà été condamnées pour de telles pratiques ne devraient-elles pas être contraintes d'indiquer les quantités des produits disponibles dans chaque magasin ?

2) De plus, si celles-ci continuaient ce type de pratiques, ne devraient-elles pas être obligées de fournir un article équivalent aux clients lésés pour un prix identique sous peine d'astreintes si le délai de livraison dépassait trente jours après la fin de la promotion ?

 

Volgens het persagentschap Belga lijkt de supermarktketen Lidl, die al werd veroordeeld voor misleidende reclame, haar gewoonten niet te hebben veranderd. Ik geef het voorbeeld van wat zich heeft voorgedaan op maandag 1 februari 2011: de onderneming bood een TV LCD full HD aan voor de prijs van minder dan 250 euro, maar het aantal producten die in de 66 warenhuizen bij de openingstijd beschikbaar waren, was opnieuw zo beperkt dat tientallen consumenten met lege handen naar huis moesten. In heel wat vestigingen van de winkelketen waren nauwelijks enkele toestellen beschikbaar. In geen enkele van de gecontroleerde winkels waren er meer dan zeven toestellen in voorraad. Ze waren dikwijls enkele minuten na de opening van de winkel al verkocht. Die situatie is uiterst vervelend voor de klanten, maar ook voor de werknemers van Lidl, die dikwijls onaangename opmerkingen van ontevreden klanten moeten incasseren.

De communicatieverantwoordelijke van Lidl houdt vol dat er op nationaal niveau voldoende artikelen voorradig waren, maar weigerde evenwel het totaal aantal geleverde artikelen mee te delen.

1) Zouden de ondernemingen die al veroordeeld werden wegens dergelijke praktijken niet moeten worden gedwongen het aantal beschikbare producten per winkel mee te delen?

2) Moeten ze, als ze zich blijven schuldig maken aan dat soort praktijken, bovendien niet worden verplicht om een gelijkwaardig artikel tegen een identieke prijs aan hun benadeelde klanten aan te bieden, op straffe van een dwangsom als de leveringstermijn langer is dan dertig dagen na het einde van de promotie?

 
Réponse reçue le 23 mars 2011 : Antwoord ontvangen op 23 maart 2011 :

1. La pratique décrite, qui consiste à promouvoir l’achat de produits à un certain prix sans révéler les raisons plausibles que pourrait avoir l’entreprise de ne pas être en mesure de fournir lesdits produits au prix indiqué pendant une période et dans des quantités raisonnables compte tenu du produit, de l’ampleur de la publicité faite pour ce produit et du prix proposé, est une pratique déloyale interdite en toutes circonstances en vertu de l’article 91, 5°, de la loi du 6 avril 2010 relative aux pratiques du marché et à la protection du consommateur (LPMC).

Pour apprécier le caractère déloyal d’une offre portant sur un stock insuffisant, il importe de tenir compte de l’ensemble des critères de l’article 91, 5°. Cet article impose à l’entreprise de donner les raisons valables pour lesquelles elle ne peut se réapprovisionner, pendant une période raisonnable, compte tenu du produit, de l’ampleur de la publicité et de son prix. Ceci implique que l’entreprise est tenue de prévoir un stock proportionné au type de produit et au prix auquel il est vendu, en fonction de l’ampleur de la publicité effectuée.

En indiquant dans la publicité le nombre de produits disponibles dans chacun de ses points de vente, l’entreprise devrait pouvoir répondre à l’exigence légale qui est de communiquer les raisons plausibles de ne pas pouvoir offrir le produit pendant une période et dans des quantités raisonnables.

L’interdiction visée à l’article 91, 5°, de la LPMC, est issue de la transposition de la directive 2005/29 sur les pratiques commerciales déloyales, directive maximale qui ne permet pas aux États membres d’adopter des dispositions plus ou moins contraignantes. Tous les critères définis et requis en matière de pratiques commerciales déloyales doivent chaque fois s’apprécier in concreto et donc au cas par cas. Une réglementation qui imposerait aux entreprises d’adopter tel comportement dans telle situation n’est dès lors pas envisageable.

2. L’entreprise qui commet une infraction à l’article 91, 5°, de la LPMC peut être sanctionnée pénalement. Une sanction civile est également prévue à l’article 37 de la LPMC. En vertu de cette disposition, l’entreprise est tenue de délivrer au consommateur, pour tout bien supérieur à 25 euros dont le stock est épuisé, un titre donnant droit à son achat dans un délai raisonnable. La loi prévoit des exceptions à cette obligation :

- si l’entreprise ne peut plus constituer un nouveau stock aux mêmes conditions ;

- si l’entreprise ne souhaite plus, après épuisement du stock, offrir en vente les biens concernés et qu’elle le mentionne clairement dans la publicité ;

- si l’entreprise a mentionné dans la publicité concernée le nombre de biens en stock pour chacun des points de vente.

1. De beschreven praktijk waarbij de aankoop van producten tegen een bepaalde prijs wordt aangemoedigd, zonder dat de onderneming aangeeft dat er een gegrond vermoeden bestaat dat zij deze producten niet tegen die prijs kan leveren gedurende een periode en in hoeveelheden die, rekening houdend met het product, de omvang van de voor het product gevoerde reclame en de aangeboden prijs, redelijk zijn, is onder alle omstandigheden; op grond van artikel 91, 5°, van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming (WMPC); een verboden misleidende handelspraktijk.

Om het misleidende karakter van een aanbod dat betrekking heeft op een ontoereikende voorraad te beoordelen, moet rekening worden gehouden met alle criteria van artikel 91, 5°. Dit artikel legt aan de onderneming op om de geldige redenen aan te geven waarom ze zich niet kan herbevoorraden gedurende een redelijke periode, rekening houdend met het product, de omvang van de reclame en de prijs. Dit impliceert dat de onderneming moet voorzien in een voorraad die in verhouding is tot het type van product en de prijs tegen welke het verkocht worden, in overeenstemming met de omvang van de gevoerde reclame.

Door in de reclame het aantal producten te vermelden dat in elk van haar verkooppunten beschikbaar is, zou de onderneming moeten kunnen beantwoorden aan de wettelijke vereiste waarbij ze de gegronde redenen moet aangeven waarom ze het product niet gedurende een redelijke periode en in redelijke hoeveelheden kan aanbieden.

Het verbod bedoeld in artikel 91, 5°, van de WMPC komt voort uit de omzetting van de richtlijn 2005/29 betreffende oneerlijke handelspraktijken, een maximale richtlijn die de lidstaten niet toestaat om minder of meer dwingende bepalingen aan te nemen. Alle bepaalde en vereiste criteria betreffende oneerlijke handelspraktijken moeten telkens in concreto worden beoordeeld en dus geval per geval. Een reglementering die aan de ondernemingen zou opleggen om in een bepaalde situatie een bepaalde handelwijze te volgen, komt bijgevolg niet in aanmerking.

2. Een onderneming die een inbreuk pleegt op artikel 91, 5°, van de WMPC is onderhevig aan strafsancties. Er is ook voorzien in een burgerrechtelijke sanctie in artikel 37 van de WMPC. Krachtens deze bepaling is de onderneming verplicht om aan de consument voor elk goed van meer dan 25 euro en waarvan de voorraad uitgeput is, een titel af te geven die recht geeft op de aankoop ervan en wel binnen een redelijke termijn. De wet voorziet in uitzonderingen op deze verplichting:

- wanneer de onderneming niet meer onder dezelfde voorwaarden een nieuwe voorraad kan aanleggen;

- wanneer de onderneming de betrokken goederen na uitputting van haar voorraad niet langer wenst te koop aan te bieden en zij dat ook duidelijk maakt in de reclame;

- wanneer de onderneming het aantal voorradige goederen voor elk van de verkoopinrichtingen in de desbetreffende reclame heeft vermeld.