SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2010-2011 Zitting 2010-2011
________________
18 février 2011 18 februari 2011
________________
Question écrite n° 5-1382 Schriftelijke vraag nr. 5-1382

de Bart Tommelein (Open Vld)

van Bart Tommelein (Open Vld)

au ministre du Climat et de l'Énergie

aan de minister van Klimaat en Energie
________________
Attestation électrique - Taux de réussite - Adaptation des critères Elektriciteitsattest - Slaagpercentage - Aanpassen van de criteria 
________________
matériel électrique
sécurité des bâtiments
réglementation technique
logement
elektrisch materiaal
veiligheid van gebouwen
technische voorschriften
huisvesting
________ ________
18/2/2011Verzending vraag
4/4/2011Antwoord
18/2/2011Verzending vraag
4/4/2011Antwoord
________ ________
Question n° 5-1382 du 18 février 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-1382 d.d. 18 februari 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Le contrôle obligatoire de l'installation électrique au moment de la vente d'une maison est un coup d'épée dans l'eau. Pratiquement toutes les installations sont déclarées non conformes. Depuis juillet 2008, une attestation de contrôle de l’installation électrique est obligatoire pour celui qui veut vendre une maison. Dans 99 % des cas, les contrôles se soldent par un avis négatif, affirme l'un des principaux organismes de contrôle agréés en Belgique.

Il semble tout à fait improbable que 99 % des installations électriques des habitations soient réellement en si mauvais état qu'elles augmentent le risque d'incendie. J'apprends que l'absence d'un code de couleur sur les fusibles ou le fait que le coffret à fusibles n'est pas équipé d'une fenêtre transparente suffisent déjà pour recevoir une attestation négative. Un autre citoyen m'a signalé que son installation a été refusée rien qu'en raison de l'absence d'un autocollant triangulaire portant la mention 220 volts sur la boîte de dérivation. Il a fallu procéder à un nouveau contrôle assorti bien entendu d'une nouvelle facture. Je sais que l'on a instauré le contrôle pour lutter contre les risques d'incendie dans des installations dépassées, ce qui se justifie amplement. Le contrôle a toutefois l'effet inverse. Comme le contrôle impose des performances irréalistes aux installations électriques, les citoyens renoncent et ne réalisent pas les travaux de rénovation parce que le risque de déclaration de non-conformité est trop grand.

Je souhaiterais obtenir une réponse aux questions suivantes.

1) Comment le ministre réagit-il au constat selon lequel 99 % des installations électriques contrôlées sont jugées non conformes ?

2) Peut-il me fournir des chiffres détaillés sur le nombre annuel de contrôles pour les trois dernières années et sur le nombre annuel de contrôles se soldant par la déclaration de non-conformité de l'installation ?

3) Pense-t-il que les critères utilisés lors du contrôle sont trop stricts ? S'indique-t-il d'établir une distinction entre les manquements graves, entraînant réellement un risque accru d'incendie, et les manquements qui ne sont pas fondamentaux ? Dans la négative, peut-il fournir des explications et indiquer pourquoi il préconise des critères stricts ? Dans l'affirmative, peut-il donner des précisions ?

4) Ses services ont-ils reçu des plaintes sur la sévérité des contrôles des installations électriques ? Peut-il donner un commentaire chiffré ?

5) Est-il prêt à faire vérifier objectivement les critères de contrôle ? Dans l'affirmative, peut-il détailler sa réponse ? Dans la négative, pour quelle raison ?

 

De verplichte elektriciteitskeuring bij de verkoop van een huis blijkt een maat voor niets. Zo goed als alle installaties worden afgekeurd. Sinds juli 2008 is een keuringsattest van de elektrische installatie verplicht als men een huis wilt verkopen. De controles vallen in 99 % van de gevallen negatief uit, zegt een van de grootste officieel erkende controleorganismen in België.

Het lijkt bijzonder onwaarschijnlijk dat 99 % van de elektriciteitsinstallaties in de woningen daadwerkelijk in zo een slechte staat verkeren dat er een verhoogd brandgebaar is. Ik verneem dat het ontbreken van een kleurencode op de zekeringen of het feit dat een zekeringkast geen doorschijnend venstertje heeft reeds volstaat om een negatief attest te krijgen. Een andere burger meldde mij dat door het ontbreken van een driehoekige sticker en de vermelding 220 volt op de verdeeldoos de installatie werd afgekeurd. Hierdoor moest een nieuwe keuring plaatsvinden met uiteraard wederom een factuur. Ik weet dat deze controle werd ingevoerd om brandgevaar bij verouderde installaties aan te pakken, wat volkomen terecht is, doch de controle heeft heden een averechts effect. Doordat de controle onrealistische doelstellingen oplegt wat de elektriciteitsinstallatie betreft haken de burgers af en worden vernieuwingswerken niet uitgevoerd daar het risico op een afkeuring te groot is.

Graag had ik hieromtrent dan ook volgende vragen voorgelegd:

1) Hoe reageert de geachte minister op de stelling dat 99 % van de gekeurde elektriciteitsinstallaties wordt afgekeurd?

2) Kan hij gedetailleerde cijfers geven over het aantal controles op jaarbasis voor de laatste drie jaar alsook het aantal controles op jaarbasis waar de installaties werden afgekeurd?

3) Meent hij niet dat de criteria bij de controle te streng zijn? Is het niet aangewezen om een onderscheid te maken tussen ernstige tekortkomingen die daadwerkelijk een verhoogd brandgevaar met zich meebrengen en tekortkomingen die niet wezenlijk zijn? Zo neen, kan hij dit uitvoerig toelichten en aangeven waarom hij de strenge criteria voorstaat? Zo ja, kan hij dit toelichten?

4) Hebben zijn diensten klachten ontvangen over de strengheid van de controles van de elektriciteitsinstallaties en kan hij dit cijfermatig toelichten?

5) Is hij bereid de controlecriteria eens objectief te laten doorlichten? Zo ja, kan hij dit toelichten? Zo neen, waarom niet?

 
Réponse reçue le 4 avril 2011 : Antwoord ontvangen op 4 april 2011 :

J’ai l’honneur de porter les éléments suivants à la connaissance de l’honorable membre :

1) Le grand pourcentage de rejets prouve l'utilité de la mesure.

2) Annuellement, environ 80 000 anciens logements sont vendus (y compris des appartements). Dans 99,5 % de ces ventes, l'installation électrique est contrôlée avant la vente. Pour le surplus, il est fait usage de l'exception permettant de ne pas effectuer de contrôle en raison du fait que l'acheteur va démolir le bâtiment ou rénover complètement l'installation électrique.

3) Les prescriptions auxquelles doivent satisfaire les installations électriques sont déterminées dans le Règlement général sur les installations électriques (RGIE), lequel est rendu obligatoire par l'arrêté royal du 10 mars 1981. Pour les installations électriques antérieures au 1er octobre 1981 et qui ne sont donc pas régies par ces prescriptions, des dispositions dérogatoires à cette réglementation sont prévues. La réglementation ne différencie pas les manquements graves des moins graves. Toute non-conformité est considérée comme une infraction. Cela contribue à garantir une uniformité lors des décisions prises par les organismes agréés.

4) Malgré le pourcentage très élevé des refus, aucune plainte n'a été reçue pour ce qui concerne la sévérité des contrôles. Quelques réactions ont été remises en ce qui concerne le rejet de l'installation en raison de l'absence des schémas et plans de l'installation électrique.

5) Les critères de contrôle sont rédigés en concertation avec tous les acteurs concernés, à savoir les autorités et les représentants des gestionnaires de réseaux, des organismes agréés, des fabricants de matériel électriques, des installateurs, des employés, des employeurs,… Il peut donc être admis que les critères de contrôles ont été rédigés objectivement. Il est à remarquer que certaines infractions sont liées à l'absence de connaissance de la réglementation de la part du propriétaire. Il y a lieu de signaler également que certaines infractions constatées peuvent encore, en principe, être résolues pendant le contrôle proprement dit.

Ik heb de eer het geachte lid te antwoorden:

1) Het grote afkeurpercentage bewijst het nut van de maatregel.

2) Jaarlijks worden ongeveer 80 000 oudere woningen (appartementen inbegrepen) verkocht. In 99,5 % van deze verkopen wordt de elektrische installatie voorafgaand aan de verkoop gecontroleerd. Voor het overschot wordt gebruik gemaakt van de uitzondering om geen controle uit te voeren omdat de koper het gebouw gaat afbreken of de elektrische installatie volledig gaat vernieuwen.

3) De voorschriften waaraan de elektrische installaties moeten voldoen zijn bepaald in het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (AREI) die bindend verklaard werd bij het koninklijk besluit van 10 maart 1981. Voor elektrische installaties die dateren van vóór 1 oktober 1981 en die dus niet vallen onder deze voorschriften zijn afwijkende voorschriften op deze reglementering voorzien. De reglementering maakt geen onderscheid tussen ernstige en minder ernstige tekortkomingen. Iedere non-conformiteit wordt als een inbreuk beschouwd, dit om de uniformiteit bij de beslissingen van de erkende organismen te bereiken.

4) Niettegenstaande het hoge weigeringpercentage werden er geen klachten ontvangen over de strengheid van de controles. Wel werden enkele reacties ontvangen op het afkeuren van de installatie wegens het ontbreken van de schema's en plannen van de elektrische installatie.

5) De controlecriteria zijn opgesteld in samenspraak met alle betrokken actoren, namelijk de overheden en de vertegenwoordigers van de netbeheerders, de keuringsorganismen, de fabrikanten van elektrisch materieel, de installateurs, de vakbonden, de werkgevers,… Er mag dus aangenomen worden dat de controlecriteria objectief werden opgesteld. Er kan opgemerkt worden dat sommige inbreuken te wijten zijn aan de onwetendheid van de eigenaar inzake de reglementering maar dat sommige vastgestelde tekortkomingen in principe nog tijdens de controle zelf kunnen worden opgelost.