SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2010-2011 Zitting 2010-2011
________________
9 février 2011 9 februari 2011
________________
Question écrite n° 5-1266 Schriftelijke vraag nr. 5-1266

de Wouter Beke (CD&V)

van Wouter Beke (CD&V)

au ministre pour l'Entreprise et la Simplification

aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen
________________
Droits sur des programmes informatiques - Revenus - Traitement fiscal Rechten op computerprogramma's - Inkomsten - Fiscale behandeling 
________________
logiciel
droit d'auteur
droit fiscal
impôt sur le revenu
computerprogramma
auteursrecht
fiscaal recht
inkomstenbelasting
________ ________
9/2/2011Verzending vraag
29/4/2011Antwoord
9/2/2011Verzending vraag
29/4/2011Antwoord
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1265 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1265
________ ________
Question n° 5-1266 du 9 février 2011 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-1266 d.d. 9 februari 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

En 2008, le Sénat a adopté une proposition de loi qui introduit un statut fiscal pour les rémunérations prévues par la loi du 30 juin 1994 relative au droit d'auteur et aux droits voisins. Il régnait auparavant la plus grande confusion quant à la qualification fiscale de ces revenus. Ceux-ci pouvaient en effet être taxés comme un revenu mobilier, un revenu divers, un profit ou un revenu professionnel, selon l'interprétation qui en était faite par l'administration fiscale.

La proposition de loi qualifie clairement ces revenus. Dorénavant, ils sont en principe toujours qualifiés de « revenus mobiliers ». Ce n'est qu'au-dessus d'un certain seuil qu'ils peuvent être requalifiés en revenus professionnels.

L'article 17 du Code des impôts sur les revenus 1992 ne parle que des droits d'auteur et des droits voisins tels que visés par la loi du 30 juin 1994 relative au droit d'auteur et aux droits voisins.

En ce qui concerne les programmes d'ordinateur, il existe toutefois une autre loi. La loi du 30 juin 1994 transposant en droit belge la directive européenne du 14 mai 1991 concernant la protection juridique des programmes d'ordinateur prévoit une protection juridique pour les programmes d'ordinateur.

Cette loi assimile les programmes d'ordinateur aux œuvres littéraires au sens de la convention de Berne pour la protection des œuvres littéraires et artistiques. Diverses dispositions de la loi renvoient de manière explicite à la loi du 30 juin 1994 relative au droit d'auteur et aux droits voisins.

Pour l'industrie belge des logiciels, un secteur qui peut quand même être considéré comme plutôt innovateur, il importe qu'outre une protection juridique adéquate des fruits de son travail, elle puisse bénéficier de la même réglementation fiscale que celle en vigueur pour les droits d'auteurs et les droits voisins.

Pour ces motifs, je souhaiterais obtenir une réponse aux questions suivantes :

1. Le ministre peut-il me communiquer l'issue de la discussion sur l'application ou non aux programmes d'ordinateur de la réglementation fiscale relative aux droits d'auteur ?

2. Dans la négative, est-il disposé à adapter la réglementation fiscale récemment introduite pour les droits d'auteur et les droits voisins afin qu'elle s'applique aussi aux programmes d'ordinateur ? A-t-il une idée du coût budgétaire qu'une telle adaptation pourrait éventuellement entraîner ?

3. Un éventuel traitement fiscal inégal de ces revenus pourtant comparables est-il défendable à la lumière du principe d'égalité et de non-discrimination prévu par les articles 10 et 11 de la Constitution ?

 

In de Senaat werd in 2008 een wetsvoorstel goedgekeurd dat een fiscaal statuut invoert voor de vergoedingen voorzien in de wet betreffende het auteursrecht en de naburige rechten van 30 juni 1994. Voorheen bestond de grootste onduidelijkheid betreffende de fiscale kwalificatie van deze inkomsten. Deze inkomsten konden immers belast worden als een roerend inkomen, een divers inkomen, een baat of een beroepsinkomen naargelang de interpretatie door de belastingadministratie.

Met het wetsvoorstel werd een duidelijke kwalificatie gegeven aan de inkomsten. Voortaan worden deze inkomsten in beginsel altijd als een " roerend inkomen " gekwalificeerd. Slechts boven een bepaalde inkomstengrens kunnen deze inkomsten worden gekwalificeerd als beroepsinkomsten.

Het artikel 17 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 spreekt enkel van auteursrechten en naburige rechten als bedoeld in de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten.

Voor wat computerprogramma's betreft, bestaat er echter een andere wet. Met de Belgische wet van 30 juni 1994 houdende omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's werd voorzien in rechtsbescherming voor computerprogramma's.

Deze wet stelde computerprogramma's gelijk met werken van letterkunde in de zin van de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst. Diverse bepalingen van deze wet verwijzen expliciet naar de wet betreffende het auteursrecht en de naburige rechten van 30 juni 1994.

Voor de Belgische software-industrie, een industrie die toch als vrij innovatief kan worden beschouwd, is het van belang dat zij naast een adequate rechtsbescherming van de vruchten van hun werk ook kunnen genieten van dezelfde fiscale regeling als de rechthebbenden van auteurs- en naburige rechten.

Om deze redenen had ik graag een antwoord gekregen op de volgende vragen:

1) Kan de geachte minister uitsluitsel geven over de discussie of computerprogramma's al dan niet onder de fiscale regeling voor de auteursrechten vallen?

2) Zo niet, is hij dan bereid om de recent ingevoerde fiscale regeling voor auteursrechten en naburige rechten aan te passen zodat computerprogramma's hier ook onder vallen? Heeft hij zicht op de eventuele budgettaire kostprijs hiervan?

3) Is een mogelijke fiscale ongelijke behandeling van deze vergelijkbare inkomsten houdbaar in het licht van het gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel als bepaald in artikel 10 en 11 van de Grondwet?

 
Réponse reçue le 29 avril 2011 : Antwoord ontvangen op 29 april 2011 :

Je peux indiquer à l’honorable membre que la loi du 30 juin 1994 transposant en droit belge la directive européenne du 14 mai 1991 concernant la protection juridique des programmes d’ordinateur (ci-après dénommé « LPO ») prévoit en effet en son article 1er que les programmes d’ordinateur sont protégés par le droit d'auteur et assimilés aux œuvres littéraires au sens de la Convention de Berne pour la protection des oeuvres littéraires et artistiques.

Toutefois, d’une part, la loi du 16 juillet 2008 modifiant le Code des impôts sur les revenus 1992 et organisant une fiscalité forfaitaire des droits d’auteur et des droits voisins fait explicitement un renvoi, en son article 2, à la loi du 30 juin 1994 relative au droit d’auteur et aux droits voisins (ci-après dénommée « LDA ») et non à la LPO. D’autre part, l’avis rendu par le Service Public Fédéral Finances dans le cadre de ce nouveau régime fiscal (M.B., 9 décembre 2008) ne fait aucune référence expresse aux programmes d’ordinateur.

Il convient dès lors de se poser la question de savoir si le législateur a bien eu l’intention d’appliquer ce nouveau régime fiscal aux programmes d’ordinateur ou si le nouveau régime fiscal s’applique de facto aux programmes d’ordinateur visés par la LPO et assimilés aux œuvres littéraires visées par la LDA. A cette fin, et dès lors que le Service Public Fédéral Economie, Petites et moyennes entreprises (P.M.E.), Classes moyennes & Energie et plus particulièrement l’Office de la Propriété intellectuelle, n’a pas été consulté lors de l’élaboration de la législation du 16 juillet 2008 ni lors de l’élaboration de l’avis précité, j’invite l’honorable membre à interroger mon collègue, le ministre des Finances.

Ik kan het geachte lid melden dat in artikel 1 van de wet van 30 juni 1994 tot omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's (hierna “CPW”) inderdaad bepaald wordt dat computerprogramma’s auteursrechtelijk beschermd worden en gelijkgesteld worden met werken van letterkunde in de zin van de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst.

Het is evenwel wel zo, dat, enerzijds, de wet van 16 juli 2008 tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en tot instelling van een forfaitaire belastingregeling inzake auteursrechten en naburige rechten, in artikel 2 expliciet verwijst naar de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten (hierna de “AW”) en niet naar de CPW. Anderzijds staat in het advies dat door de Federale Overheidsdienst Financiën werd uitgebracht in het kader van het nieuwe belastingsregime (BS, 9 december 2008) geen enkele uitdrukkelijke verwijzing naar de computerprogramma’s.

Men kan zich bijgevolg afvragen of de wetgever wel de intentie had om die nieuwe belastingregeling toe te passen op de computerprogramma’s, dan wel of het nieuwe stelsel de facto van toepassing is op de computerprogramma’s bedoeld in de CPW en gelijkgesteld met de in de AW geviseerde literaire werken. In dit verband, en aangezien de Federale Overheidsdienst Economie, Kleine en Middelgrote Ondernemingen (K.M.O.), Middenstand & Energie, en meer bepaald de Dienst voor de Intellectuele Eigendom, niet werden geraadpleegd tijdens de uitwerking van de wetgeving van 16 juli 2008, noch tijdens het opstellen van voornoemd advies, nodig ik het geachte lid uit, om mijn collega, de minister van Financiën, hierover verder te ondervragen.