SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2013-2014 Zitting 2013-2014
________________
10 janvier 2014 10 januari 2014
________________
Question écrite n° 5-10824 Schriftelijke vraag nr. 5-10824

de Nele Lijnen (Open Vld)

van Nele Lijnen (Open Vld)

au secrétaire d'Etat aux Affaires sociales, aux Familles et aux Personnes handicapées, chargé des Risques professionnels, et secrétaire dÉtat à la Politique scientifique, adjoint à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique

aan de staatssecretaris voor Sociale Zaken, Gezinnen en Personen met een handicap, belast met Beroepsrisico's, en staatssecretaris voor Wetenschapsbeleid, toegevoegd aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
________________
Services publics fédéraux - Travail à domicile - Télétravail - Évolution - Facilités - Sécurisation Federale Overheidsdiensten - Thuiswerk - Telewerk - Evolutie - Faciliteiten - Beveiliging 
________________
ministère
travail à domicile
travail à distance
téléphone mobile
protection des données
espionnage
criminalité informatique
vidéocommunication
statistique officielle
communication mobile
ministerie
thuiswerk
werk op afstand
mobiele telefoon
gegevensbescherming
spionage
computercriminaliteit
videocommunicatie
officiële statistiek
mobiele communicatie
________ ________
10/1/2014Verzending vraag
14/3/2014Rappel
22/4/2014Antwoord
10/1/2014Verzending vraag
14/3/2014Rappel
22/4/2014Antwoord
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10810
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10811
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10812
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10813
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10814
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10815
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10816
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10817
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10818
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10819
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10820
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10821
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10822
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10823
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10825
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10826
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10827
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10828
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10810
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10811
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10812
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10813
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10814
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10815
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10816
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10817
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10818
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10819
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10820
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10821
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10822
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10823
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10825
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10826
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10827
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10828
________ ________
Question n° 5-10824 du 10 janvier 2014 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-10824 d.d. 10 januari 2014 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Par le passé, j'ai déjà posé une série de questions sur le travail à domicile au sein des services publics fédéraux (SPF). Je répète la plupart des questions afin de pouvoir suivre l'évolution. Je souhaiterais en outre attirer l'attention sur un certain nombre d'éléments. Le secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité a indiqué (question écrite 5-8153) que : « Les employés des « shared services » en général et mes services à la Chancellerie en particulier disposent d’une connexion Virtual Private Network (VPN) pour travailler à domicile. Cela signifie qu’ils ont accès à leurs données électroniques de manière sécurisée, comme s’ils se trouvaient sur leur lieu de travail. VPN est un outil d’échanges de données plus sécurisé que Cloud Computing, car avec ce dernier l’administration n’a aucune idée de l’endroit où les données sont réellement conservées. De plus, le Patriot Act qui a été adopté récemment par les États-Unis d’Amérique, n’est pas de nature à atténuer les inquiétudes des États belge et européens en matière de sécurité des données électroniques. ». Je précise que je fais une distinction entre le travail à domicile et le télétravail occasionnel et structurel (par exemple, un jour par semaine).

Je souhaiterais poser les questions suivantes :

1) Pour les cinq dernières années, combien de travailleurs de tous les services et organisations relevant de votre compétence :

a) travaillent à domicile de façon occasionnelle ?

b) travaillent à domicile de façon structurelle ?

Pouvez-vous me communiquer ces données en chiffres absolus et en pourcentages, avec une ventilation annuelle, et m'indiquer également le nombre total de personnes travaillant dans vos SPF/SPP/... ?

2) Le travail à domicile est-il encouragé auprès de vos collaborateurs ? Pourquoi/pourquoi pas ?

3) Le travail à domicile représente-t-il une économie pour vos services ? Disposez-vous de chiffres à ce sujet ? Avez-vous fait réaliser des études en la matière ? Dans l'affirmative, quel en était le résultat ? Dans la négative, jugez-vous utile une telle étude et la ferez-vous réaliser ? Pouvez-vous expliquer votre réponse ?

4) Des initiatives ont-elles déjà été prises dans vos services pour promouvoir le travail à domicile ? Dans l'affirmative, pouvez-vous expliquer votre réponse ? Dans la négative, pourquoi ?

5) Comptez-vous prendre à l'avenir des initiatives à ce sujet ? Pourquoi/pourquoi pas ?

6) Quels services facilitant la communication sont-ils présents ? Peut-on tenir des vidéoconférences ? Le cloud sharing est-il possible et de quelle manière ?

7) Partagez-vous l'inquiétude du secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, eu égard aux nombreuses nouvelles communiquées en matière de cybercrime et d'espionnage ? Considérez-vous vos services comme une cible potentielle pour de telles actions ?

8) À la suite des nombreuses nouvelles communiquées en matière de cybercrime et d'espionnage, avez-vous amélioré la sécurisation des données de vos SPF (par exemple, par rapport au cloud sharing) ? De quelle manière ?

9) Avez-vous également pris des mesures supplémentaires en ce qui concerne la sécurisation des télétravailleurs ? Dans l'affirmative, comment ? Dans la négative, cela ne vous paraît-il pas nécessaire ? Pouvez-vous expliquer votre réponse ?

10) Les GSM ou d'autres appareils mobiles sont pratiques en cas de télétravail. Pouvez-vous indiquer, pour 2013, en chiffres absolus :

a) combien de travailleurs ont reçu un GSM/smartphone ;

b) combien ont reçu un ordinateur portable ;

c) combien ont reçu un autre appareil mobile.

11) Lorsque le télétravail a été proposé et développé, vos services ont-ils obtenu des avantages en comparaison avec d'autres SPF  ? Dans l'affirmative, quels sont selon vous les points forts de vos services à cet égard ?

12) Quelles possibilités d'amélioration du télétravail entrevoyez-vous encore ?

13) Pour le reste, remarquez-vous encore des tendances ou des évolutions en cette matière dans vos services, y compris par rapport à d'autres services publics ?

 

In het verleden stelde ik reeds een aantal vragen over thuiswerk bij de Federale Overheidsdiensten (FOD). Om de evolutie hiervan op te volgen, herhaal ik de meeste vragen. Graag zou ik verder de aandacht willen vestigen op een aantal andere elementen. De staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit schreef (schriftelijke vraag 5-8153): "De werknemers van Shared Services in het algemeen, en van mijn Diensten op de Kanselarij in het bijzonder, beschikken voor hun thuiswerk over een Virtual Private Network (VPN)-verbinding. Dit betekent dat zij op een professioneel beveiligde manier toegang hebben tot hun elektronische gegevens net alsof ze op kantoor werken. VPN is een meer beveiligde manier van gegevensuitwisseling dan cloud computing, waarbij de overheid geen enkel idee heeft waar de gegevens in realiteit bewaard worden. Bovendien is de Patriot Act die onlangs in de Verenigde Staten van Amerika van kracht is geworden niet van aard om de bezorgdheid van de Belgische en Europese Overheden inzake beveiliging van elektronische gegevens te milderen." Voor de duidelijkheid: ik maak een onderscheid tussen occasioneel en structureel (dus bijvoorbeeld een dag per week) thuiswerk of telewerk.

Graag had ik de volgende vragen gesteld:

1) Hoeveel, en dit voor de laatste vijf jaar, werknemers van alle diensten en organisaties die onder uw beheer vallen:

a) werken occasioneel thuis;

b) werken structureel thuis?

Kan u deze cijfers, opgedeeld per jaar, in absolute en procentuele vorm meedelen, en dus ook meedelen hoeveel mensen er in totaal bij uw FOD/POD/… werken?

2) Wordt thuiswerk aangemoedigd ten aanzien van uw medewerkers? Waarom wel/niet?

3) Weet u of thuiswerken een kostenbesparing voor uw diensten betekent? Heeft u hier cijfers over? Heeft u hier al studies over laten uitvoeren? Zo ja, wat was het resultaat? Zo neen, acht u zo een studie nuttig en wilt u deze laten uitvoeren? Kan u toelichten?

4) Zijn er bij uw diensten al initiatieven genomen om thuiswerk te promoten? Zo ja, kan u dit toelichten? Zo neen, waarom niet?

5) Bent u van plan om in de toekomst hieromtrent initiatieven te nemen? Waarom wel/niet?

6) Welke diensten die de communicatie faciliteren zijn aanwezig? Kan men videoconferenties houden? Is cloud sharing mogelijk en op welke manier?

7) Deelt u de ongerustheid van de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, gelet op de vele berichten over cybercrime en spionage? Ziet u uw diensten als een mogelijk doelwit van dergelijke acties?

8) Heeft u na de vele berichten over cybercrime en spionage de beveiliging van de data van uw FOD verbeterd (bijvoorbeeld in verband met cloud sharing)? Op welke manier?

9) Heeft u ook extra maatregelen qua beveiliging genomen wat betreft telewerkers? Zo ja, hoe? Zo neen, acht u dit niet nodig? Kan u toelichten?

10) Gsm's of andere mobiele apparaten zijn handig bij telewerk. Kan u voor 2013 aanduiden in absolute cijfers:

a) hoeveel werknemers een gsm/smartphone hebben ontvangen;

b) hoeveel een laptop hebben ontvangen;

c) hoeveel een ander mobiel toestel hebben gekregen.

11) Hebben uw diensten bij het aanbieden en uitwerken van telewerken voordelen in vergelijking met andere FOD? Zo ja, wat zijn volgens u sterke punten van uw diensten hierin?

12) Waar ziet u nog mogelijkheden tot verbetering wat betreft telewerken?

13) Merkt u voor de rest nog trends of evoluties op inzake deze materie bij uw diensten, ook ten aanzien van andere overheidsdiensten?

 
Réponse reçue le 22 avril 2014 : Antwoord ontvangen op 22 april 2014 :

Ci-après, la réponse en ce qui concerne les institutions publiques de sécurité sociale placées sous ma tutelle. 

Fonds des accidents du travail  

1) Ci-dessous, l’évolution du télétravail : 

Année

Nombre de membres du personnel

Télétravail occasionnel

Télétravail structurel

 

 

 

%

 

%

2009

220

3

1,37 %

5

2,27 %

2010

226

3

1,33 %

4

1,77 %

2011

229

2

0,87 %

4

1,75 %

2012

216

10

4,63 %

4

1,85 %

2013

220

9

4,09 %

5

2,27 %

2) Le télétravail a d’abord été encouragé via un projet pilote de télétravail qui a été mis en place en 2009. Ce projet pilote avait une durée de 6 mois. Après son évaluation, le télétravail a été mis en place de façon structurelle dans certains services.

L’absence de dossier électronique a retardé la mise en place du télétravail structurel pour les autres services. Cependant, le télétravail occasionnel a été admis de manière informelle depuis longtemps et de manière plus organisée et encouragée depuis 2012.

L’article 113 du contrat d’administration 2013-2015 qui lie l’État fédéral au Fonds des accidents du travail prévoit de développer l’offre de télétravail et du travail à domicile dans le cadre commun et uniforme établi pour les institutions publiques de sécurité sociale sous réserve du développement de la gestion électronique des dossiers et de l’acquisition de matériel adéquat à raison de 10% en 2013, 20 % en 2014 et 30% en 2015.

En 2013, le FAT a donc offert à 11% du personnel de télétravailler. Cependant, seuls 6,36 % des agents ont souhaité bénéficier de cette offre.

La raison principale qui empêche le FAT d’offrir à plus d’agents de télétravailler est la mise en place du dossier électronique qui est en cours. 

3) A priori, le télétravail ne permet pas de faire des économies. Il engendrerait plutôt un surcoût (indemnité forfaitaire mensuelle pour frais d’internet et achat de matériel informatique). Le FAT n’a cependant pas encore fait d’étude sur ce point vu le nombre limité de cas à l'heure actuelle.

4) Oui, le FAT a fait la promotion du télétravail par une note au personnel adressée à tous les membres du personnel en 2009. Il le rappele régulièrement aux directeurs qui peuvent le communiquer à leurs agents. Il le répéte également chaque année lors de la présentation des résultats du contrat d’administration à tous les agents. 

5) Faisant suite à l’obligation concernant l’augmentation de l’offre du télétravail, le FAT compte grâce à la présence plus importante du dossier électronique, redéfinir les agents susceptibles de pouvoir profiter du télétravail et refaire une information. 

6) La communication n’est pas facilitée par le télétravail et les vidéoconférences ne sont pas encore d’application au Fonds des accidents du travail. Cependant, certains services travaillent avec des disques partagés, ce qui permet aux informations de parvenir à tous. Pour le surplus, le mail et le téléphone sont utilisés. 

7) Jusqu’à présent, le Fonds n’a pas été confronté à des actes de cybercriminalité ou d’espionnage. Les services ne semblent pas être une cible en la matière. 

8) La protection des données n’a pas fait l’objet d’action spécifique en la matière. 

9) Le Fonds des accidents du travail prend très au sérieux la sécurité informatique, notamment en raison des données sensibles et confidentielles que nous traitons. C’est pourquoi les télétravailleurs passent par une connexion VPN qui est reliée d’abord à la Smals, afin de maximiser la sécurité des données informatiques. 

10) a) Les télétravailleurs ne reçoivent pas de GSM.

b) En 2013, seul un agent a commencé le télétravail et reçu un ordinateur portable. Les 4 autres en avaient reçu un les années précédentes.

c) Pas d’application. 

11) À l’heure actuelle, vu les conditions mises pour le télétravail (dossier électronique), le Fonds n’est pas en position de force. 

12) Le FAT compte augmenter l’offre de télétravail structurel à plus d’agents. Il travaille également sur l’offre de télétravail occasionnel, notamment à travers la mise à disposition d’ordinateurs portables disponibles pour une équipe à se partager en cas de télétravail occasionnel. 

13) Le télétravail constitue une nouvelle forme de travail qui va bouleverser les habitudes. Il va orienter les prestations des membres du personnel vers une politique de résultats et non plus une politique de présence. Il faudra dès lors former les chefs en la matière. 

Fonds des maladies professionnelles 

Pour le Fonds des maladies professionnelles (FMP), il ne peut être fourni qu’une réponse assez générale à cette question parce que :

a) le télétravail n’a été mis en place qu’assez récemment et se trouve encore en phase de projet à l’heure actuelle ;

b) certaines questions concernant l’organisation du télétravail doivent encore recevoir une réponse du Comité de gestion. 

Toutes les IPSS ont conclu un contrat d’administration comportant aussi un titre concernant les clauses générales pour toutes les IPSS. 

Il y est prévu que les IPPS s’engagent à offrir   en 2013 à 10%, en 2014 à 20%, en 2015 à au moins 30% de leur personnel la possibilité de télétravailler. Le FMP respectera cet engagement.  Le FMP occupe 220 ETP. 

50 collaborateurs se sont vu offrir la possibilité de télétravailler à partir du 1er septembre 2013. 36 d’entre eux participent au projet-pilote, qui sera évalué au printemps 2014 en vue d’être étendu. Le télétravail se déroule dans des conditions de sécurité optimales, au moyen d’un ordinateur portable prêté par le FMP. L’utilisation de GSM, smartphones ou autres n’est pas prévue.

Il s’agit des seuls éléments que le FMP peut fournir pour l’instant. 

Office national d’allocations familiales pour travailleurs 

1) De 2009 à 2012, il n’était pas possible de télétravailler au sein de l’Office. Un projet-pilote de télétravail a été lancé en juin 2013.

Au 31 décembre 2013, l’ONAFTS comptait 974 collaborateurs dont 91 télétravailleurs structurels à domicile et 3 télétravailleurs structurels dans un bureau satellite d’une autre IPSS, ce qui fait un total de 9,7% de son personnel.

En janvier 2014, l’ONAFTS compte 979 collaborateurs dont 120 télétravailleurs structurels à domicile et 2 télétravailleurs structurels dans un bureau satellite d’une autre IPSS, ce qui fait un total de 12,3% de son personnel. 

2) Oui le télétravail est encouragé à l’égard de nos collaborateurs. Le but du projet de télétravail de l’Office est, tant que faire se peut, d’élargir progressivement le télétravail au plus grand nombre de collaborateurs (hors fonctions non compatibles avec le télétravail comme, par exemple, l’accueil des bâtiments).  

En effet, le développement des TIC entraîne petit à petit une réorganisation du travail et une mutation des méthodes de management. L’ONAFTS souhaite s’adapter à ce contexte et également se profiler comme un employeur attractif (développement de l’employer branding), où l’organisation du travail se fait de manière aussi flexible que possible pour :

  • donner aux collaborateurs la possibilité de trouver un meilleur équilibre entre vie privée et vie professionnelle ;

  • en tant qu’employeur, augmenter la productivité et la motivation des agents, les responsabiliser et les mener vers une organisation du travail orientée résultats. 

Les objectifs stratégiques du projet sont donc les suivants:

  • meilleur équilibre vie privée/vie professionnelle ;

  • meilleur positionnement stratégique comme employeur (employer branding) ;

  • management orienté résultats (≠ présentéisme) ;

  • augmentation de la motivation et donc de la productivité. 

Enfin, les dispositions communes des contrats d’administration des IPSS visent à mettre en avant le télétravail en tant que nouvelle forme de travail. En développant un tel projet et en l’encourageant auprès de ses collaborateurs, l’Office s’inscrit dans les dispositions communes du contrat d’administration 2013-2015 qui énoncent qu’il faut pouvoir offrir la possibilité de télétravailler à 10% du personnel des IPSS en 2013 ; 20% en 2014; 30% en 2015. 

3) En raison de la phase de lancement du télétravail (évaluation toujours en cours), l’ONAFTS n’a pas encore réalisée d’étude à ce sujet mais cela pourra être utile, à l’avenir, en cas d’éventuel élargissement du télétravail en termes de jours, pour évaluer, par exemple, les économies réalisables au niveau des frais de déplacement (carte de train, STIB, etc.) 

4) Des informations relatives au télétravail (modalités pratiques, checklists, etc.) ont été placées sur l’Intranet de l’Office et diffusés dans les équipes de travail, via les chefs fonctionnels.

De plus, trois appels à candidatures pour le télétravail ont été ouverts. Le nombre de personnes y ayant répondu témoignent de l’attrait du télétravail auprès des collaborateurs. 

Pour des raisons pratiques, le projet-pilote de télétravail avait été lancé auprès d’un public-cible restreint, à savoir :

  • les collaborateurs ayant un régime de travail de minimum 80% ;

  • les collaborateurs ayant Bruxelles pour résidence administrative ;

  • les collaborateurs ayant un minimum de 6 mois d’expérience dans leur fonction ou dans une fonction similaire. 

Après l’évaluation actuellement en cours, d’autres voies de communication (sessions d’info, guide, etc.) pourront éventuellement être explorées, en particulier pour l’accompagnement de la hiérarchie à propos des changements qu'implique le travail à distance mais également pour les télétravailleurs eux-mêmes.  

5) Le projet-pilote de télétravail est en cours d’évaluation et les premiers résultats sont positifs. En fonction du rapport final d’évaluation, des perspectives d’élargissement et de promotion du télétravail auprès d’autres catégories de collaborateurs seront envisagées. 

6) Le projet Télétravail est largement soutenu, au sein de l’ONAFTS, par l'Administration générale elle-même ainsi que par les services Ressources humaines, Communication, CTI et Appui-Equipements. 

La solution que l’ONAFTS propose aux télétravailleurs comprend ce qui suit :

  • un PC portable muni d’une souris et d'un casque USB. Le portable est équipé d’une solution softphone avec Voice over IP. Cette solution softphone est intégrée dans le système de téléphonie de l’ONAFTS. Ceci permet au collaborateur d’être joignable sur son lieu de télétravail aussi facilement qu'à son bureau.

  • l’ONAFTS n’offre aucun service de vidéoconférence.

  • l’ONAFTS ne prévoit aucune solution structurelle de cloud sharing.

Les collaborateurs de l’ONAFTS ont toutefois accès à des services Internet publics, par le biais de l’accès Internet offert par Smals. De cette manière, les collaborateurs de l’ONAFTS ont accès à des cloud services publics. Si nécessaire, les accès à ces cloud services peuvent être bloqués à l’aide de la technologie de filtre web dont l’ONAFTS dispose. 

7.) L’ONAFTS partage l’inquiétude du secrétaire d'Etat à l’Environnement, à l’Energie et à la Mobilité, parce que l’Office travaille également avec des données confidentielles et personnelles.

L’ONAFTS ne pense cependant pas que ses services soient davantage visés comme cibles que d’autres institutions de sécurité sociale.

Ses systèmes informatiques sont localisés dans l'Intranet de la sécurité sociale et gérés par SMALS, avec de hautes exigences en termes de protection des données et d'accès à ces données. Par exemple, les accès VPN ne sont autorisés que via l'utilisation de la carte d'identité électronique. 

8.) En tant qu’institution de sécurité sociale, l’ONAFTS est tenu de respecter les normes de sécurité minimales de la Banque-carrefour de la sécurité sociale afin de pouvoir obtenir et conserver un accès au réseau de la Banque-carrefour. Ces normes minimales s’adressent spécifiquement aux institutions de sécurité sociale et constituent donc une base importante de la protection des données de l’ONAFTS. La protection des données de l’ONAFTS est un processus continu qui s’étend sur plusieurs années. L’ONAFTS n’a dès lors pris aucune autre mesure que l’exécution de ce processus de protection continu après les nombreuses informations de cybercriminalité et d’espionnage. 

9.) L’ONAFTS n’a pris aucune mesure supplémentaire en matière de protection des télétravailleurs, pour les raisons suivantes :

Dans le cadre du Télétravail, les mesures de sécurité imposées par la Banque-carrefour de la sécurité sociale sont en effet mises en œuvre. Ces mesures comprennent notamment l’infrastructure Virtual Private Network sécurisée de Smals, qui est mise à la disposition des institutions de sécurité sociale. En outre, la politique de protection de l’information de l’ONAFTS prévoit un code de conduite Internet, qui doit être signé par tous les collaborateurs. 

10.) L’ONAFTS n’octroie pas de GSM aux télétravailleurs. L’Office utilise Voice over IP.

a)      tous les télétravailleurs ont reçu un PC portable.

b)      L’ONAFTS n’octroie pas d’autres appareils mobiles aux télétravailleurs. 

11.) Comme toutes les institutions ayant implémenté le télétravail, l’ONAFTS répond, avec cette nouvelle forme de travail, aux évolutions de la société et aux demandes des collaborateurs d’évoluer dans une organisation moderne. Aucun avantage spécifique n’est à souligner. 

12.) Une formation en gestion des équipes à distance va être proposée cette année aux responsables d’équipe composée de télétravailleurs et ce, afin de leur apporter du soutien dans la pratique journalière. 

13.) Tant que l’évaluation du projet n’est pas clôturée, l’ONAFTS ne peut pas confirmer de réel changement ou évolution mais le télétravail correspond à une volonté de mettre progressivement en place une manière de travail plus responsable au sein de l’Office.

Hierna volgt het antwoord wat betreft de openbare instellingen van sociale zekerheid die onder mijn bevoegdheid staan. 

Fonds voor Arbeidsongevallen 

1)

Jaar

Aantal personeelsleden

Occasioneel telewerk

Structureel telewerk

 

 

 

%

 

%

2009

220

3

1,37 %

5

2,27 %

2010

226

3

1,33 %

4

1,77 %

2011

229

2

0,87 %

4

1,75 %

2012

216

10

4,63 %

4

1,85 %

2013

220

9

4,09 %

5

2,27 %


2) Het telewerk werd eerst aangemoedigd via een pilootproject dat werd opgestart in 2009. Dat pilootproject duurde 6 maanden. Na de evaluatie van dat pilootproject werd het telewerk structureel ingevoerd in bepaalde diensten.

Doordat er geen elektronisch dossier is, kon het structureel telewerk nog niet voor de andere diensten worden ingevoerd. Maar het occasioneel telewerk wordt al lang informeel toegestaan. Sinds 2012 wordt het op een meer georganiseerde manier aangemoedigd.

In artikel 113 van de bestuursovereenkomst 2013-2015 tussen de federale staat en het Fonds voor arbeidsongevallen wordt gepland om het tele- en thuiswerk te ontwikkelen binnen het gemeenschappelijke en uniforme kader dat werd opgericht voor de openbare instellingen van sociale zekerheid op voorwaarde dat het elektronische dossierbeheer wordt ontwikkeld en het adequate materiaal wordt aangeschaft voor 10 % van het personeel in 2013, voor 20 % in 2014 en voor 30 % in 2015.

In 2013 heeft het FAO aan 11 % van het personeel aangeboden om te telewerken. Maar slechts 6,36 % van de personeelsleden wenste op dat aanbod in te gaan.

De voornaamste reden waarom het FAO het telewerk niet aan meer personeelsleden kan aanbieden is dat we nog volop werken aan het elektronische dossier. 

3) A priori maakt het telewerk geen besparingen mogelijk. Het zou eerder leiden tot extra kosten (maandelijkse forfaitaire vergoeding voor verbruikskosten (internet, elektriciteit) en aankoop van informatica-materiaal). Maar daarover heeft het FAO nog geen studie gedaan, aangezien er momenteel slechts een beperkt aantal gevallen zijn. 

4) Ja, het FAO heeft het telewerk in de kijker gezet via een nota aan het voltallige personeel in 2009. Hij brengt het regelmatig in herinnering aan de directeurs die het aan hun medewerkers kunnen doorgeven. Hij herhaalt het ook elk jaar aan alle personeelsleden tijdens de voorstelling van de resultaten van de bestuursovereenkomst. 

5) We zijn verplicht ons telewerkaanbod uit te breiden. Daarom is het FAO van plan om te herbekijken welke personeelsleden in aanmerking komen voor het telewerk en daarvoor een nieuwe informatie te verspreiden. De uitwerking van het elektronische dossier speelt daarbij een belangrijke rol. 

6) Het telewerk maakt de communicatie er niet gemakkelijker op en het Fonds voor arbeidsongevallen maakt nog geen gebruik van videoconferenties. Sommige diensten werken wel met gedeelde schijven waardoor iedereen toegang heeft tot de informatie. Ook mail en telefoon worden gebruikt. 

7) Tot nu toe werd het Fonds nog niet geconfronteerd met cybercriminaliteit of spionage. De diensten lijken daarvoor geen doelwit te zijn. 

8) Er werden geen specifieke acties ondernomen om onze gegevens te beschermen. 

9) Het Fonds voor arbeidsongevallen neemt de informaticaveiligheid zeer ernstig. We behandelen immers gevoelige en vertrouwelijke gegevens. Daarom gebeurt het telewerk via een VPN-verbinding die eerst met Smals verbonden is om de veiligheid van de computergegevens te maximaliseren. 

10) a) De telewerkers krijgen geen GSM. 

b) In 2013 is er slechts 1 personeelslid begonnen met telewerk. Die heeft daarvoor een laptop ter beschikking gekregen. De 4 andere telewerkers hadden de jaren voordien een laptop ter beschikking gekregen.

c) Niet van toepassing. 

11) Momenteel toont het Fonds niet de beste resultaten voor het telewerk. Dat komt doordat er eerst een elektronisch dossier moet worden uitgewerkt. 

12) Het FAO is van plan om het structurele telewerk aan meer personeelsleden aan te bieden. Hij werkt ook aan het aanbod van occasioneel telewerk. Hij wilt laptops ter beschikking stellen die een team dan onderling moet verdelen wanneer er medewerkers occasioneel telewerk willen doen. 

13) Het telewerk is een nieuwe werkvorm die de gewoonten radicaal zal veranderen. Er zal meer naar de prestatieresultaten van de personeelsleden worden gekeken dan naar hun aanwezigheid. De diensthoofden zullen daarin moeten worden gevormd. 

Fonds voor de Beroepsziekten (FBZ)

Voor het FBZ kan op deze vraag enkel een vrij algemeen antwoord worden verschaft omdat :

a) omdat telewerk vrij recent werd opgestart en heden nog in projectfase is;

b) omdat een aantal vragen aangaande de organisatie van het telewerk nog door het Beheerscomité moeten worden beantwoord. 

Alle OISZ hebben Bestuurovereenkomsten afgesloten waarbij ook een Titel met betrekking tot de gemeenschappelijke bepalingen voor alle OISZ is opgenomen.

Hierin is voorzien dat de OISZ zich engageren om in 2013 aan 10%, in 2014 aan 20%, in 2015 aan tenminste 30% van hun personeel de mogelijkheid te bieden om te telewerken.  Het FBZ zal dit engagement naleven.  In het FBZ werken 220 FTE. 

Vanaf 1 september 2013 werd aan 50 medewerkers het aanbod tot telewerk gedaan. 36 onder hen nemen deel aan het proefproject dat in de lente van 2014 wordt geëvalueerd met het oog op uitbreiding. Telewerk gebeurt onder de meest veilige omstandigheden met een laptop die wordt uitgeleend. GSM, smartphone of andere worden niet voorzien.

Dit zijn voorlopig de enige elementen die het FBZ kan aanleveren. 

Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers 

1) Telewerken was tussen 2009 en 2012 niet mogelijk bij de Rijksdienst. In juni 2013 werd een proefproject voor telewerk gelanceerd.

Op 31 december 2013 telde de RKW 974 medewerkers, waaronder 91 structurele telewerkers thuis en 3 structurele telewerkers in een satellietbureau van een andere OISZ (in totaal 9,7 % van het personeel).

In januari 2014 telde de RKW 979 medewerkers, waaronder 120 structurele telewerkers thuis en 2 structurele telewerkers in een satellietbureau van een andere OISZ (in totaal 12,3 % van het personeel). 

2) Ja, het thuiswerk wordt aangemoedigd ten aanzien van onze medewerkers. Het doel van het telewerkproject van de Rijksdienst is telewerk stelselmatig uitbreiden naar zo veel mogelijk medewerkers (met uitzondering van functies waarbij telewerk niet mogelijk is zoals onthaalmedewerker).  

Door de ontwikkelingen op ICT-vlak moet het werk immers gaandeweg gereorganiseerd worden en moeten de managementmethodes aangepast worden. De RKW wil zich aan die context aanpassen en zich eveneens profileren als een aantrekkelijke werkgever (ontwikkeling van employer branding), waarbij de werkorganisatie zo flexibel mogelijk wordt om:

  • de medewerkers de mogelijkheid te geven een beter evenwicht te vinden tussen het privé- en beroepsleven;

  • als werkgever de productiviteit en de motivatie van de medewerkers te verhogen, ze te responsabiliseren en ze op weg te zetten naar een werkorganisatie die op resultaten gericht is. 

De beleidsdoelstellingen van het project zijn dus:

  • een beter evenwicht tussen het privé- en beroepsleven,

  • een betere strategische positionering als werkgever (employer branding),

  • een op resultaten gericht management (≠ presenteïsme),

  • een grotere motivatie en dus een grotere productiviteit. 

In de gemeenschappelijke bepalingen van de bestuursovereenkomsten van de OISZ wordt het telewerk ten slotte naar voren geschoven als nieuwe werkvorm. Door een dergelijk project te ontwikkelen en het aan te moedigen bij zijn medewerkers onderschrijft de Rijksdienst de gemeenschappelijke bepalingen van de bestuursovereenkomst 2013-2015, waarin staat dat de mogelijkheid tot telewerken moet worden aangeboden aan 10 % van het personeel van de OISZ in 2013, 20 % in 2014 en 30 % in 2015. 

3) Aangezien het telewerk nog in de lanceerfase zit (evaluatie nog aan de gang) heeft de RKW daarover nog geen studie uitgevoerd maar dat zal in de toekomst misschien nuttig zijn bij een eventuele uitbreiding van het aantal dagen telewerk om bijvoorbeeld de mogelijke besparingen in te schatten voor de verplaatsingskosten (treinkaarten, MIVB enz.).  

4) Informatie over het telewerk (praktische zaken, checklists enz.) werd op het intranet van de Rijksdienst geplaatst en onder de medewerkers verspreid via de functionele chefs.

Bovendien werd drie keer een oproep voor kandidaten voor telewerk gelanceerd. Het groot aantal personen dat aan die oproepen gehoor gegeven heeft, toont aan dat de medewerkers telewerken aantrekkelijk vinden. 

Om praktische redenen werd het proefproject voor telewerk aan een beperkt aantal medewerkers aangeboden:

  • de medewerkers met een werkregeling van minimum 80 %,

  • de medewerkers met Brussel als standplaats,

  • de medewerkers met minstens zes maanden ervaring in hun functie of in een gelijksoortige functie. 

Als de huidige evaluatie afgerond is, kunnen andere communicatiewegen (informatiesessies, gids enz.) eventueel onderzocht worden, meer bepaald voor de begeleiding van de hiërarchie bij de veranderingen die afstandwerk met zich brengt maar ook voor de telewerkers zelf. 

5) Het proefproject voor telewerk wordt momenteel geëvalueerd en de eerste resultaten zijn positief. Op basis van het eindevaluatieverslag zullen mogelijkheden tot uitbreiding naar en promotie van het telewerk bij andere categorieën medewerkers ontwikkeld worden. 

6) Het telewerkproject wordt in de RKW sterk ondersteund door het Algemeen Bestuur zelf en door de diensten Human Resources, Communicatie, CIV en Ondersteuning-Uitrustingen. 

De oplossing die de RKW aan telewerkers biedt, bestaat uit het volgende:

  • een laptop met muis en een USB-hoofdtelefoon. De laptop is uitgerust met een softphone oplossing met Voice over IP. Die softphone oplossing is geïntegreerd met het telefoniesysteem van de RKW. Dat laat de medewerker toe even bereikbaar te zijn op de telewerkplek als op de kantoorwerkplek.

  • de RKW biedt geen videoconferencingdienst aan.

  • de RKW voorziet niet in een structurele oplossing voor Cloud Sharing.

  • de RKW-medewerkers hebben echter wel toegang tot publieke internetdiensten, via de internettoegang aangeboden door Smals. Op die manier hebben de RKW-medewerkers toegang tot publieke Cloud Services. Indien nodig, kunnen de toegangen tot die Cloud Services geblokkeerd worden door middel van de webfiltertechnologie waarover RKW beschikt. 

7) De RKW deelt de ongerustheid van de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit omdat de instelling ook met vertrouwelijke gegevens en persoonsgegevens werkt.

De RKW denkt echter niet dat zijn diensten als doelwit méér geviseerd worden dan andere instellingen van sociale zekerheid.

Zijn informaticasystemen bevinden zich binnen het Intranet van de sociale zekerheid, dat beheerd wordt door SMALS, met hoge beveiligingsnormen zowel qua bescherming van gegevens als de toegang tot die gegevens. Bijvoorbeeld, voor een toegang via VPN is het gebruik van de elektronische identiteitskaart verplicht. 

8) De RKW is, als instelling van sociale zekerheid, verplicht de minimale veiligheidsnormen van de Kruispuntbank van Sociale Zekerheid na te leven om toegang te kunnen krijgen en te behouden tot het netwerk van de Kruispuntbank. Die minimale normen zijn specifiek gericht op de instellingen van sociale zekerheid en vormen dus een belangrijke basis in de beveiliging van de data van de RKW. De beveiliging van de data van de RKW is een continu proces dat meerdere jaren overlapt. De RKW heeft dan ook geen bijkomende maatregelen genomen na de vele berichten over cybercrime en spionage, dan de uitvoering van dat continu veiligheidsproces. 

9) De RKW heeft geen extra maatregelen qua beveiliging genomen wat betreft telewerkers om de volgende redenen: in het kader van telewerken worden immers de veiligheidsmaatregelen ingezet die hiervoor worden opgelegd door de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid. Die maatregelen bestaan onder andere uit de beveiligde Virtual Private Network-infrastructuur van Smals die aan instellingen van sociale zekerheid beschikbaar wordt gesteld. Daarnaast voorziet het RKW-informatieveiligheidsbeleid in een internetgedragscode die door alle medewerkers ondertekend dient te worden. 

10) De telewerkers van de RKW krijgen geen gsm. De RKW gebruikt Voice over IP.

a) alle telewerkers hebben een laptop ontvangen.

b) de telewerkers krijgen geen andere mobiele toestellen. 

11) Zoals alle instellingen die telewerk ingevoerd hebben, komt de RKW met die nieuwe werkvorm tegemoet aan de evoluties van de maatschappij en aan de wensen van de medewerkers om te evolueren in een moderne instelling. Er zijn geen specifieke voordelen. 

12) Om de verantwoordelijken van teams met telewerkers bij te staan in de dagelijkse praktijk zal dit jaar een opleiding voor distance team management aan hen worden aangeboden. 

13) Zolang de evaluatie van het project niet is afgerond, kan de RKW geen echte veranderingen of evoluties vermelden maar telewerk kadert in de doelstelling van de Rijksdienst om stelselmatig te evolueren naar een verantwoordelijkere werkmethode.