SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2013-2014 Zitting 2013-2014
________________
10 janvier 2014 10 januari 2014
________________
Question écrite n° 5-10817 Schriftelijke vraag nr. 5-10817

de Nele Lijnen (Open Vld)

van Nele Lijnen (Open Vld)

à la ministre des Classes moyennes, des PME, des Indépendants et de l'Agriculture

aan de minister van Middenstand, KMO's, Zelfstandigen en Landbouw
________________
Services publics fédéraux - Travail à domicile - Télétravail - Évolution - Facilités - Sécurisation Federale Overheidsdiensten - Thuiswerk - Telewerk - Evolutie - Faciliteiten - Beveiliging 
________________
ministère
travail à domicile
travail à distance
téléphone mobile
protection des données
espionnage
criminalité informatique
vidéocommunication
statistique officielle
communication mobile
ministerie
thuiswerk
werk op afstand
mobiele telefoon
gegevensbescherming
spionage
computercriminaliteit
videocommunicatie
officiële statistiek
mobiele communicatie
________ ________
10/1/2014Verzending vraag
5/2/2014Antwoord
10/1/2014Verzending vraag
5/2/2014Antwoord
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10810
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10811
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10812
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10813
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10814
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10815
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10816
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10818
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10819
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10820
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10821
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10822
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10823
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10824
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10825
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10826
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10827
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10828
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10810
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10811
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10812
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10813
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10814
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10815
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10816
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10818
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10819
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10820
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10821
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10822
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10823
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10824
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10825
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10826
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10827
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10828
________ ________
Question n° 5-10817 du 10 janvier 2014 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-10817 d.d. 10 januari 2014 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Par le passé, j'ai déjà posé une série de questions sur le travail à domicile au sein des services publics fédéraux (SPF). Je répète la plupart des questions afin de pouvoir suivre l'évolution. Je souhaiterais en outre attirer l'attention sur un certain nombre d'éléments. Le secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité a indiqué (question écrite 5-8153) que : « Les employés des « shared services » en général et mes services à la Chancellerie en particulier disposent d’une connexion Virtual Private Network (VPN) pour travailler à domicile. Cela signifie qu’ils ont accès à leurs données électroniques de manière sécurisée, comme s’ils se trouvaient sur leur lieu de travail. VPN est un outil d’échanges de données plus sécurisé que Cloud Computing, car avec ce dernier l’administration n’a aucune idée de l’endroit où les données sont réellement conservées. De plus, le Patriot Act qui a été adopté récemment par les États-Unis d’Amérique, n’est pas de nature à atténuer les inquiétudes des États belge et européens en matière de sécurité des données électroniques. ». Je précise que je fais une distinction entre le travail à domicile et le télétravail occasionnel et structurel (par exemple, un jour par semaine).

Je souhaiterais poser les questions suivantes :

1) Pour les cinq dernières années, combien de travailleurs de tous les services et organisations relevant de votre compétence :

a) travaillent à domicile de façon occasionnelle ?

b) travaillent à domicile de façon structurelle ?

Pouvez-vous me communiquer ces données en chiffres absolus et en pourcentages, avec une ventilation annuelle, et m'indiquer également le nombre total de personnes travaillant dans vos SPF/SPP/... ?

2) Le travail à domicile est-il encouragé auprès de vos collaborateurs ? Pourquoi/pourquoi pas ?

3) Le travail à domicile représente-t-il une économie pour vos services ? Disposez-vous de chiffres à ce sujet ? Avez-vous fait réaliser des études en la matière ? Dans l'affirmative, quel en était le résultat ? Dans la négative, jugez-vous utile une telle étude et la ferez-vous réaliser ? Pouvez-vous expliquer votre réponse ?

4) Des initiatives ont-elles déjà été prises dans vos services pour promouvoir le travail à domicile ? Dans l'affirmative, pouvez-vous expliquer votre réponse ? Dans la négative, pourquoi ?

5) Comptez-vous prendre à l'avenir des initiatives à ce sujet ? Pourquoi/pourquoi pas ?

6) Quels services facilitant la communication sont-ils présents ? Peut-on tenir des vidéoconférences ? Le cloud sharing est-il possible et de quelle manière ?

7) Partagez-vous l'inquiétude du secrétaire d'État à l'Environnement, à l'Énergie et à la Mobilité, eu égard aux nombreuses nouvelles communiquées en matière de cybercrime et d'espionnage ? Considérez-vous vos services comme une cible potentielle pour de telles actions ?

8) À la suite des nombreuses nouvelles communiquées en matière de cybercrime et d'espionnage, avez-vous amélioré la sécurisation des données de vos SPF (par exemple, par rapport au cloud sharing) ? De quelle manière ?

9) Avez-vous également pris des mesures supplémentaires en ce qui concerne la sécurisation des télétravailleurs ? Dans l'affirmative, comment ? Dans la négative, cela ne vous paraît-il pas nécessaire ? Pouvez-vous expliquer votre réponse ?

10) Les GSM ou d'autres appareils mobiles sont pratiques en cas de télétravail. Pouvez-vous indiquer, pour 2013, en chiffres absolus :

a) combien de travailleurs ont reçu un GSM/smartphone ;

b) combien ont reçu un ordinateur portable ;

c) combien ont reçu un autre appareil mobile.

11) Lorsque le télétravail a été proposé et développé, vos services ont-ils obtenu des avantages en comparaison avec d'autres SPF  ? Dans l'affirmative, quels sont selon vous les points forts de vos services à cet égard ?

12) Quelles possibilités d'amélioration du télétravail entrevoyez-vous encore ?

13) Pour le reste, remarquez-vous encore des tendances ou des évolutions en cette matière dans vos services, y compris par rapport à d'autres services publics ?

 

In het verleden stelde ik reeds een aantal vragen over thuiswerk bij de Federale Overheidsdiensten (FOD). Om de evolutie hiervan op te volgen, herhaal ik de meeste vragen. Graag zou ik verder de aandacht willen vestigen op een aantal andere elementen. De staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit schreef (schriftelijke vraag 5-8153): "De werknemers van Shared Services in het algemeen, en van mijn Diensten op de Kanselarij in het bijzonder, beschikken voor hun thuiswerk over een Virtual Private Network (VPN)-verbinding. Dit betekent dat zij op een professioneel beveiligde manier toegang hebben tot hun elektronische gegevens net alsof ze op kantoor werken. VPN is een meer beveiligde manier van gegevensuitwisseling dan cloud computing, waarbij de overheid geen enkel idee heeft waar de gegevens in realiteit bewaard worden. Bovendien is de Patriot Act die onlangs in de Verenigde Staten van Amerika van kracht is geworden niet van aard om de bezorgdheid van de Belgische en Europese Overheden inzake beveiliging van elektronische gegevens te milderen." Voor de duidelijkheid: ik maak een onderscheid tussen occasioneel en structureel (dus bijvoorbeeld een dag per week) thuiswerk of telewerk.

Graag had ik de volgende vragen gesteld:

1) Hoeveel, en dit voor de laatste vijf jaar, werknemers van alle diensten en organisaties die onder uw beheer vallen:

a) werken occasioneel thuis;

b) werken structureel thuis?

Kan u deze cijfers, opgedeeld per jaar, in absolute en procentuele vorm meedelen, en dus ook meedelen hoeveel mensen er in totaal bij uw FOD/POD/… werken?

2) Wordt thuiswerk aangemoedigd ten aanzien van uw medewerkers? Waarom wel/niet?

3) Weet u of thuiswerken een kostenbesparing voor uw diensten betekent? Heeft u hier cijfers over? Heeft u hier al studies over laten uitvoeren? Zo ja, wat was het resultaat? Zo neen, acht u zo een studie nuttig en wilt u deze laten uitvoeren? Kan u toelichten?

4) Zijn er bij uw diensten al initiatieven genomen om thuiswerk te promoten? Zo ja, kan u dit toelichten? Zo neen, waarom niet?

5) Bent u van plan om in de toekomst hieromtrent initiatieven te nemen? Waarom wel/niet?

6) Welke diensten die de communicatie faciliteren zijn aanwezig? Kan men videoconferenties houden? Is cloud sharing mogelijk en op welke manier?

7) Deelt u de ongerustheid van de staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, gelet op de vele berichten over cybercrime en spionage? Ziet u uw diensten als een mogelijk doelwit van dergelijke acties?

8) Heeft u na de vele berichten over cybercrime en spionage de beveiliging van de data van uw FOD verbeterd (bijvoorbeeld in verband met cloud sharing)? Op welke manier?

9) Heeft u ook extra maatregelen qua beveiliging genomen wat betreft telewerkers? Zo ja, hoe? Zo neen, acht u dit niet nodig? Kan u toelichten?

10) Gsm's of andere mobiele apparaten zijn handig bij telewerk. Kan u voor 2013 aanduiden in absolute cijfers:

a) hoeveel werknemers een gsm/smartphone hebben ontvangen;

b) hoeveel een laptop hebben ontvangen;

c) hoeveel een ander mobiel toestel hebben gekregen.

11) Hebben uw diensten bij het aanbieden en uitwerken van telewerken voordelen in vergelijking met andere FOD? Zo ja, wat zijn volgens u sterke punten van uw diensten hierin?

12) Waar ziet u nog mogelijkheden tot verbetering wat betreft telewerken?

13) Merkt u voor de rest nog trends of evoluties op inzake deze materie bij uw diensten, ook ten aanzien van andere overheidsdiensten?

 
Réponse reçue le 5 février 2014 : Antwoord ontvangen op 5 februari 2014 :

Pour ce qui concerne l’AFSCA :

1. a) Ces cinq dernières années, le personnel sédentaire de l’AFSCA (Agence fédérale pour la sécurité de la chaîne alimentaire) avait uniquement la possibilité de travailler occasionnellement à domicile.


2009

2010

2011

2012

2013

Nombre de sédentaires qui font du travail à domicile  occasionnellement

220

254

242

303

309

Proportion de sédentaires qui font du travail à domicile occasionnellement

29%

34%

33%

42%

43%

1. b) Environ 45 % du personnel de l’AFSCA est itinérant et dès lors, le travail à domicile est indissociablement lié à leurs activités de contrôle.

2. Oui, le travail à domicile est encouragé parmi les collaborateurs de l’AFSCA, principalement pour les tâches qui requièrent de la concentration ou en cas de conditions difficiles de transport (grève des transports en commun).

3. Actuellement, le travail à domicile ne génère aucune économie au sein de l'AFSCA, étant donné qu'il ne va pas de pair avec une diminution de l'espace de bureau. Toutefois, le projet pilote Fix à flex (clean desk), prévoit une meilleure utilisation de l'espace de bureau grâce à la mise en place de bureaux dynamiques. Il sera alors possible de réduire les espaces de bureau.

4. La possibilité de travail à domicile est prévue pour la majorité des sédentaires travaillant à l’AFSCA. De plus, le projet pilote Fix à flex vise à stimuler d’autres façons de travailler, parmi lesquelles le télétravail. Les desktops sont remplacés par des laptops, avec un accès VPN.

5. Oui, des initiatives sont prises étant donné que l'AFSCA soutient l’idée que travailler à distance contribue à la motivation et au bien-être des membres du personnel. L'AFSCA souhaite être un employeur attractif et le télétravail peut y contribuer.

6. L’AFSCA n'utilise pas le vidéoconférence ni le cloud computing. Cependant, via la connexion VPN, les membres du personnel qui travaillent à domicile ont accès à toutes les informations (disques communs, etc.), comme s'ils étaient au bureau. A l'avenir,  un système de messaging est prévu dans le cadre  de la mise en place du nouveau système de mailing prévu pour les prochains mois.

7. Oui, l’AFSCA ne peut exclure la possibilité d’en être un jour la cible. Elle met dès lors en place une politique tenant compte des aspects sécuritaires, dans la mesure des moyens financiers disponibles.

8. L’attention des membres du personnel de l’AFSCA est régulièrement attirée, par communication interne, sur les dangers des « cloud solutions » et de l’utilisation de Cloud Sharing par exemple. De plus, il existe également un code de conduite ICT qui a été adapté en 2013 et qui reprend les points d’attention en matière de mesures de sécurité.

9. Les travailleurs à domicile utilisent des laptops de l’AFSCA en combinaison avec une connexion VPN sécurisée, ce qui permet la protection des données d’entreprise.

10.

a. L'agence ne met ni GSM, ni smartphone à disposition de ses agents mais prend en charge le coût des communications professionnelles et une contribution pour l’achat d’un GSM ou Smartphone, à l’exception de 35 Blackberry actuellement à disposition du management.

b. La grande majorité des agents de l’AFSCA travaillent avec un laptop.

c. Douze personnes disposent d'une tablette de l’Agence.

11. L’avantage au sein de de l’AFSCA est que les membres du personnel disposent déjà d’un laptop avec connexion VPN et qu’ils peuvent donc très facilement entrer dans le système du travail à domicile.

12. Le travail à domicile et le télétravail peuvent encore faire l’objet d’améliorations et l’AFSCA y travaille entre autres via le projet Fix à flex, le lancement du travail en bureaux satellites et, à plus long terme, d’autres formes de « Co-working ».

13. Travailler autrement et de manière plus flexible est de plus en plus important. Les membres du personnel souhaitent toujours plus de flexibilité sur les moments auxquels ils travaillent. A l’avenir, de nouveaux projets en ce sens verront le jour.

Pour ce qui concerne le Bureau d’Intervention et de Restitution belge (BIRB) :

1) a) b)

Il faut faire la distinction entre le télétravail et le travail à domicile (occasionnel). Pour le télétravail chaque agent du BIRB qui en bénéficie signe une convention de télétravail. Les données y relatives sont communiquées annuellement au ministre et au Secrétaire d’État qui ont la fonction publique dans leurs compétences.

Le BIRB a mis en place le télétravail en 2012. Théoriquement maximum cinquante agents pourront bénéficier de cet avantage.

Il y a une progression effective dans le télétravail au BIRB. En effet, 24 personnes bénéficiaient du système en 2012 soit 13,48 % du personnel total (178 pers.), alors que le BIRB en comptait 31 en 2013, ce qui représente 18,45 % du personnel total (168 pers.). Début 2014, le BIRB compte 33 agents, soit un pourcentage de 21,15 % (156 pers.).

En outre, le travail à domicile (occasionnel) peut aussi être octroyé à d’autres collaborateurs pour des tâches ou dans des circonstances tout à fait spécifiques, telles que l’élaboration d’instructions ou procédures, en cas de grève ou autres circonstances d’ordre climatologique. Ces données ne sont pas communiquées.

2) Oui bien sûr, cela permet effectivement d’augmenter la motivation des agents et de diminuer leur stress.

Le télétravail étant une modalité assez récente au BIRB, il n’a, par conséquent, pas encore fait l’objet d’une évaluation auprès des télé-travailleurs. En outre, dans le cadre de la sixième réforme de l'État, le BIRB sera régionalisé cette année.

Comme déjà mentionné précédemment, le travail à domicile peut être octroyé pour des tâches ou dans des circonstances tout à fait spécifiques.

3) Pour les mêmes raisons qu’au point précédent, l’évaluation des coûts n’a pas été réalisée. En effet, tant dans le cas du télétravail que dans le cas de travail à domicile (occasionnel) il est difficile d’effectuer une étude de l’impact financier à court terme, car il faudrait voir celui-ci tant sur les abonnements de transports en commun, que sur la diminution de la superficie ou du volume d’espace de travail, sur les charges de chauffage, d’électricité, de connexions ICT, …..

4) La promotion n’est pas nécessaire vu que la demande émane, dans la plupart des cas, du collaborateur.

Il faut signaler ici que le télétravail est en principe réservé aux niveaux A et B avec des exceptions pour certains niveaux C.

Néanmoins, le BIRB a fait le tour des membres du personnel pour mesurer l’intérêt, mais n’en a pas réellement fait la promotion. Voir également les initiatives du Service public fédéral (SPF) P&O en la matière.

5) Dans la mesure où le télétravail est limité à cinquante personnes, aucune autre initiative spécifique n’est prévue.

Il convient de rappeler que le BIRB fait partie des institutions fédérales qui seront régionalisées dans le cadre de la sixième réforme de l'État.

6) Il y a différents outils qui permettent de communiquer quelque soit l’endroit où se trouve les agents du BIRB.

Les télé-travailleurs se connectent au réseau du BIRB en VPN. Cela leur donne accès à toutes les ressources habituelles.

Par ailleurs, ils ont à leur disposition des outils qui leur permettent, notamment, d’envoyer des messages courts à leurs correspondants, d’envoyer et de recevoir des appels téléphoniques, directement de leur poste de travail.

Le BIRB est en train d’étudier des solutions de vidéoconférence et de « cloud computing ». Dans le contexte de la régionalisation du BIRB et de la dispersion grandissante de ses agents dans le cadre des avant-gardes, ces solutions seront sans doute de nature à améliorer la communication.

7) Bien sûr. Le BIRB est particulièrement attentifs au suivi de son infrastructure informatique en ce qui concerne la cyber crime et l’espionnage. Le BIRB n’est pas perçu comme une cible potentielle.

8) Non.

9) Dans le cadre du manuel de sécurité du BIRB en tant qu’organisme payeur pour le compte du FEAGA, l’analyse de risque et les audits réalisés sur le télétravail n’ont pas abouti à de nouvelles mesures supplémentaires de protection.

10) a) b) c) Tous les agents du BIRB en télétravail ont à leur disposition un ordinateur portable.

Tous les membres du Staff (A3 et A4) ont un smartphone à leur disposition.

11) Non.

12) Dans le cadre de la prévention, une enquête de satisfaction a été menée auprès des télé-travailleurs. Certaines observations ont été discutées en comité de concertation de base. Mais la plupart d’entre elles ne sont pas essentielles et exigeraient des coûts démesurées que le BIRB ne peut supporter actuellement en raison des restrictions budgétaires imposées aux instances publiques fédérales.

13) Non.

Pour ce qui concerne le Centre d’Etude et de Recherches vétérinaires et agrochimiques (CERVA) :

1. a) Durant les trois dernières années, environ cinquante personnes font occasionnellement du télétravail

b) Depuis 3 ans, une dizaine de personnes font du télétravail une fois par semaine, et environ cinq personnes deux fois par semaine

Occasionnellement: en 2011: 50/236 soit 21 %, en 2012: 50/227 soit 22 %, en 2013: 50/223 soit 22 %. Structurellement: en 2011: 8/236 soit 3 %, en 2012: 8/227 soit 3,5 %, en 2013: 8/223 soit 3,5 %.

2. Il est autorisé pour les scientifiques et les niveaux A qui doivent rédiger des documents ou articles, ou pour des personnes travaillant dans la programmation informatique. Pour les laborantins, il n’est pas possible car leur présence dans les laboratoires est obligatoire.

3. Le CERVA ne dispose d’aucun chiffre à ce sujet. Actuellement, aucune étude n’est prévue vu le nombre limité de personnes concernées et surtout vu le caractère occasionnel du télétravail.

4. La manière dont le CERVA fonctionne actuellement avec le télétravail occasionnel paraît satisfaisante, ce dernier n’étant pas opportun pour du travail en laboratoire.

5. Le CERVA réfléchit à la question dans le cadre du bien-être au travail, mais aucune initiative n’est prévue pour le moment.

6. Q2 : La téléconférence est possible (la vidéoconférence est à l’étude).

Q 3 : L’accès au réseau via VPN est réalisé. Seuls les collaborateurs ayant un ordinateur portable du CERVA ont un accès client VPN (avec autorisation de leur chef de service).

7. Q1: Bien sûr.

Q2: Oui. En 2013, le CERVA a eu un cyber-attaque sur son site Web.

8. Q1: Non. Le CERVA a déjà beaucoup de software pour la sécurité.

Q2: /

9. Q1: Non

Q2: /

Q3/Q4 : Les télé-travailleurs ont un ordinateur portable du CERVA avec un antivirus et une connexion VPN. Afin de pouvoir utiliser ce VPN, ils ont signé une convention concernant la sécurité.

10. Q1: 1 smartphone livré en 2013 (restriction budgétaire, donc pas de remplacement en 2013).

Q2: 3 laptops livrés en 2013 (restriction budgétaire, donc pas de remplacement en 2013).

Q3: 0.

En ce qui concerne l’INASTI :

1.

a) Le nombre de télé-travailleurs occasionnels à l'INASTI depuis 2009 est le suivant :

Année

Nombre de télétravailleursoccasionnels

Nombre total d'agents

%

2009

9

769

1,2%

2010

15

798

1,9%

2011

29

776

3,7%

2012

54

756

7,1%

2013

85

745

11,4%


b) Le nombre de télétravailleurs structurels depuis 2009 à l'INASTI est le suivant :

Année

Nombre de télé-travailleurs structurels

Nombre total d'agents

%

2009

1

769

0,1%

2010

1

798

0,1%

2011

2

776

0,3%

2012

13

756

1,7%

2013

90

745

12%


2. Oui. Dans les dispositions RH communes des contrats d'administration, les IPSS se sont engagées, d'ici 2015 à offrir à au moins 30 % de leurs collaborateurs la possibilité de travailler à domicile ou dans les bureaux satellites, à concurrence de 10 % en 2013, 20 % en 2014 et 30 % en 2015. A l'
Institut national d’assurances sociales pour travailleurs indépendants (INASTI), l'implémentation officielle du télétravail structurel a démarré le 1er juin 2013 dans le cadre d'un projet-pilote de six mois, avec l'intention de créer des conditions de travail plus agréables et plus flexibles.

3. A ce stade du projet, il n'est pas possible de déterminer si le télétravail représente une économie de coûts pour l'INASTI. L'institut national n'a pas fait réaliser d'étude à ce sujet mais n'exclut nullement de prendre ce type d'initiative dans les prochains mois.

4. Oui. A l'occasion de la visite du Service public fédéral (SPF) Sécurité sociale au mois de mai 2013, l'administrateur général de l'INASTI a donné un exposé sur le « New way of working » et les modalités du télétravail.

Avant le démarrage du projet-pilote, une brochure électronique a également été élaborée et mise à la disposition de tous les agents de l'INASTI. En outre, à la fin de la période-test de 6 mois, la satisfaction des télé-travailleurs et de leurs supérieurs hiérarchiques a été évaluée au moyen d'une enquête dont les résultats ont été communiqués aux responsables de service et aux délégués syndicaux.

5. voir point 4.

6. Actuellement, il n'est pas fait usage de programmes de vidéoconférence ou de « cloud computing ».

7. La sécurisation des données personnelles des citoyens et des entreprises est, depuis des années, un souci permanent de chaque IPSS. Chaque institution peut potentiellement devenir la cible de cybercriminels. Pour cette raison, l'INASTI respecte scrupuleusement les normes de sécurité de la banque-carrefour de la sécurité sociale.

8. Les informaticiens et le consultant en sécurité de l'INASTI suivent avec exactitude toutes les nouvelles tendances en matière de sécurité, et ce en étroite collaboration avec la banque-carrefour de la sécurité sociale. Des mesures appropriées sont prises là où cela s'avère nécessaire.

9. Les télé-travailleurs ne sont pas directement reliés au réseau de l'INASTI. Ils peuvent uniquement utiliser les applications et données de l'INASTI au moyen d'un environnement Citrix complètement protégé et isolé. On utilise, pour ce faire, un Citrix client sécurisé  qui est disponible pour différentes plateformes telles que Windows, Linux, Apple Mac, iOS, Android, Windows Phone, …

10. a) 57 télé-travailleurs ont demandé en 2013 un GSM professionnel et l'ont obtenu.

b) 68 télé-travailleurs ont reçu un laptop professionnel ou un thinclient.

c)92 membres du personnel disposent d'un blackberry, 45 d'un IPad, 9 d'un Windows Phone          et 6 d'un iPhone.

11. Le fait d'offrir la possibilité de télé-travailler permet d'attirer de jeunes postulants. Ceci constitue certainement un avantage à l'égard d'autres institutions qui n'offriraient pas encore cette possibilité.

12. Une harmonisation entre IPSS des modalités relatives au télétravail (par exemple le montant de la prime de télétravail) serait souhaitable.

13. Le télétravail fait partie du « New way of working » qui est actuellement largement promu en vue de travailler plus efficacement grâce aux nouvelles technologies et de trouver un meilleur équilibre entre vie professionnelle et vie privée.

Pour ce qui concerne le SPF Économie :

Je vous renvoie à la réponse apportée par mon collègue, le vice-premier ministre en charge de l'Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord, M. Johan Vande Lanotte.

En ce qui concerne la DG Indépendants du SPF Sécurité Sociale :

Je vous renvoie à la réponse apportée par ma collègue, la vice-première ministre et ministre de la Santé publique, Mme Laurette Onkelinx.

Wat het FAVV betreft:

1. a) De laatste vijf jaar had het sedentair personeel van het FAVV (Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen) enkel de mogelijkheid om occasioneel thuis te werken.


2009

2010

2011

2012

2013

Aantal sedentairen die occasioneel thuis werken.

220

254

242

303

309

Percentage sedentairen die occasioneel thuis werken.

29%

34%

33%

42%

43%


1. b) Ongeveer 45 % van het personeel van het FAVV is reizend en daardoor is thuiswerk onlosmakelijk verbonden aan hun controleactiviteiten.

2. Ja, thuiswerk wordt aangemoedigd bij de medewerkers van het FAVV, voornamelijk voor taken die concentratie vergen of wanneer het transport moeilijk verloopt (staking van het openbaar vervoer).

3. Momenteel levert het thuiswerk nog geen besparing op binnen het FAVV, aangezien dit niet gepaard gaat met een daling van de bureauruimte. Het pilootproject Fixaflex (clean desk) voorziet in de toekomst echter een beter gebruik van de bureauruimte dankzij het toepassen van dynamic offices. Op dat ogenblik zal het mogelijk zijn om de ruimte voor burelen te verminderen.

4. De mogelijkheid tot thuiswerk wordt voor het grootste deel van de sedentaire werknemers van het FAVV voorzien. Bovendien, heeft het pilootproject Fixaflex tot doel andere manieren van werken, waaronder het telewerk, te stimuleren. De desktops zijn vervangen door laptops met VPN-toegang.

5. Ja, er worden bijkomende initiatieven genomen, aangezien het FAVV gelooft dat werken van op afstand bijdraagt tot de motivatie van de personeelsleden. Het FAVV wenst een aantrekkelijke werkgever te zijn en telewerk kan hiertoe bijdragen.

6. Het FAVV maakt geen gebruik van videoconferentie of cloud computing. Het is echter voor de personeelsleden die thuiswerken mogelijk om via een VPN-verbinding toegang te hebben tot alle informatie (gemeenschappelijke schijven e.d.), net zoals op het kantoor. In de toekomst wordt wel een messagingsysteem voorzien in het kader van de implementatie van het nieuwe mailingsysteem dat voorzien is voor de volgende maanden.

7. Ja, het FAVV kan de mogelijkheid niet uitsluiten hier op een dag het doelwit van te worden.  Het Agentschap zet daarom een beleid op touw dat rekening houdt met de veiligheidsaspecten, binnen de grenzen van zijn financiële middelen.

8. Via interne communicatie worden de personeelsleden van het FAVV regelmatig gewezen op de gevaren van cloud-oplossingen en het gebruik van bv. Cloud Sharing. Bovendien bestaat er ook een ICT-gedragscode, die werd aangepast in 2013, waarin een aantal aandachtspunten inzake beveiligingsmaatregelen werden opgenomen.

9. De thuiswerkers gebruiken de laptops van het FAVV in combinatie met een beveiligde VPN-verbinding, die ervoor zorgt dat de bedrijfsgegevens worden beschermd.

10.

a. Het Agentschap biedt zijn medewerkers geen gsm en ook geen smartphone aan, maar neemt wel de kost op zich voor alle professionele communicatie en verschaft een toelage voor de aankoop van een gsm of smartphone, bij uitzondering van de 35 blackberry's waarover het management momenteel beschikt.

b. De overgrote meerderheid van de medewerkers van het FAVV werken met een laptop.

c. Twaalf personen kregen een tablet van het Agentschap.

11. Het voordeel binnen het FAVV is dat de personeelsleden reeds over een laptop met VPN-verbinding beschikken en dus zeer eenvoudig in het thuiswerk kunnen instappen.

12. Het thuis- en telewerk kan zeker nog verbeteren en het FAVV werkt daaraan, onder andere via het project Fixaflex, de opstart van het satellietwerk en op langere termijn met andere vormen van “Co-working”.

13. Anders en flexibeler werken wordt steeds belangrijker.  Personeelsleden willen nog meer vrijheid qua tijdstip waarop zij werken. In de toekomst, zullen nieuwe projecten daaromtrent opgezet worden.

Wat het Belgisch interventie en restitutie bureau (BIRB) betreft:

1) a) b) Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen telewerk en thuiswerk (occasioneel). Bij telewerk ondertekent elk personeelslid van het BIRB dat aan telewerk doet, een telewerkovereenkomst. De gegevens inzake telewerk worden meegedeeld aan de Minister en aan de Staatssecretaris bevoegd voor ambtenarenzaken.

Het BIRB heeft het telewerk ingevoerd in 2012. Theoretisch kunnen maximaal vijftig personeelsleden hiervan genieten.

Er is een daadwerkelijke groei van het telewerk bij het BIRB. Zo maakten vierentwintig personen gebruik van het systeem in 2012 wat neerkwam op 13,48 % van het personeelsbestand (178 pers.), terwijl het al ging om 31 personen in 2013, wat 18,45 % van het personeelsbestand (168 pers.) vertegenwoordigde. Begin 2014 zijn er 33 personeelsleden, wat een percentage vertegenwoordigt van 21,15 % (156 pers.).

Daarnaast kan thuiswerk (occasioneel) eveneens worden toegestaan aan andere medewerkers voor bepaalde taken of omwille van bijzondere omstandigheden, zoals het schrijven van instructies of procedures, bij stakingen of uitzonderlijke weersomstandigheden. Deze gegevens worden niet meegedeeld.

2) Uiteraard, het is een manier om de motivatie van de personeelsleden te verhogen en hun stress te verlagen. Het telewerk is een vrij recent gegeven binnen het BIRB. Bijgevolg werd er nog geen bevraging gehouden onder de telewerkers. Bovendien zal het BIR dit jaar in het kader van de Zesde Staatshervorming worden geregionaliseerd.

Zoals reeds eerder aangehaald kan thuiswerk ook worden toegekend voor bepaalde taken of omwille van bijzondere omstandigheden.

3) Om dezelfde reden vermeld in bovenstaande vraag werd nog geen evaluatie gemaakt van de kosten.

Zowel voor het telewerk als voor het thuiswerk (occasioneel) is het moeilijk een studie uit te voeren rond de financiële impact ervan op korte termijn, aangezien ook de impact op de abonnementen van het openbaar vervoer, de vermindering van de totale oppervlakte of van de werkruimte, de verwarmings- en elektriciteitskosten, de ICT-verbindingen, ….. moet worden bekeken.

4) Promotie is niet nodig aangezien de vraag in de meeste gevallen uitgaat van de medewerker.

Er moet op gewezen worden dat het telewerk in principe wordt voorbehouden voor personeelsleden van niveau A en B. Een uitzondering wordt echter gemaakt voor bepaalde ambtenaren van niveau C.

Desalniettemin heeft het BIRB een bevraging gedaan bij alle personeelsleden om de interesse te meten, maar promotie is er niet echt gevoerd. Zie ook de initiatieven die de Federale Overheidsdienst (FOD) P&O ter zake heeft genomen.

5) Aangezien het telewerk beperkt is tot vijftig personen, zijn er geen andere specifieke initiatieven gepland.

We herinneren eraan dat het BIRB één van de federale instellingen is die zullen worden geregionaliseerd in het kader van de Zesde Staatshervorming.

6) Het BIRB beschikt over verschillende instrumenten om te communiceren met zijn personeelsleden, ongeacht de plaats waar ze zich bevinden.

De telewerkers loggen in het op het netwerk van het BIRB door middel van VPN (Virtual Private Network). Hierdoor hebben ze toegang tot alle gebruikelijke programma’s.

Daarnaast beschikken zij ook over instrumenten om, bij voorbeeld korte berichten te versturen naar hun contacten, telefoonoproepen te plaatsen en te ontvangen op hun computer.

Momenteel bestudeert het BIRB de mogelijkheid om te werken met videoconferenties en “cloud computing”. Gelet op de regionalisering van het BIRB en de grotere versnippering van de personeelsleden met de voorhoede zal dit ervoor zorgen dat de communicatie vlotter verloopt.

7) Uiteraard. Het BIRB besteedt erg veel aandacht aan de bescherming van zijn IT-infrastructuur tegen cybercrime en spionage. Het BIRB beschouwt zich niet als een mogelijk doelwit.

8) Neen.

9) In het kader van het veiligheidshandboek van het BIRB en als betaalorgaan van het ELGF heeft de risicoanalyse en de uitgevoerde doorlichting van het telewerk niet geleid tot nieuwe, bijkomende maatregelen qua beveiliging.

10) a) b) c)

Alle personeelsleden van het BIRB die telewerk verrichten, beschikken over een laptop.

Alle leden van de Staff (A3 en A4) beschikken over een smartphone.

11) Neen.

12) In het kader van de preventie werd een tevredenheidsenquête uitgevoerd onder de telewerkers. Bepaalde opmerkingen werden besproken in het basisoverlegcomité. Maar het merendeel van de opmerkingen zijn niet essentieel en vereisen buitensporige kosten die het BIRB in het huidig klimaat van de budgettaire beperkingen die werden opgelegd aan de federale openbare instellingen, niet wil maken.

13) Neen.

Wat het Centrum voor onderzoek in diergeneeskunde en agrochemie (CODA) betreft:

1. a) In de voorbije drie jaar hebben ongeveer 5vijftig personen occasioneel aan thuiswerk gedaan.

b) Sinds drie jaar doet een tiental personen één keer per week aan thuiswerk, en ongeveer vijf personen twee keer per week.

Occasioneel: in 2011: 50/236 (21 %), in 2012: 50/227 (22 %), in 2013: 50/223 (22 %).

Structureel: in 2011: 8/236 (3 %), in 2012: 8/227 (3,5 %), in 2013: 8/223 (3,5 %).

2. Thuiswerken is toegelaten voor wetenschappers en niveaus A, die documenten of artikels moeten schrijven, of voor ICT medewerkers (programmatie). Voor de laboranten is thuiswerken niet mogelijk omdat hun aanwezigheid in de laboratoria verplicht is.

3. Het CODA beschikt niet over cijfers in dit opzicht. Momenteel is er geen studie voorzien, gelet op het beperkte aantal betrokken personen, en vooral gelet op het occasionele karakter van het thuiswerk.

4. De manier waarop het CODA momenteel werkt met het occasioneel thuiswerk, lijkt toereikend, omdat dit laatste niet opportuun is voor het werk in de laboratoria.

5. Het CODA is momenteel bezig met een denkoefening over deze vraag in het kader van het welzijn op het werk, maar momenteel is er geen enkel initiatief voorzien.

6. V2 : Teleconferentie is mogelijk (videoconferentie wordt bestudeerd).

V 3 : Toegang tot het netwerk via VPN werd gerealiseerd. Enkel de medewerkers die een laptop van het CODA hebben, hebben een VPN-toegang (met de toelating van hun diensthoofd).

7. V1: Natuurlijk.

V2: In 2013 heeft het CODA een cyberaanval op de website vastgesteld.

8. V1: Nee. Het CODA heeft al veel beveiligingssoftware.

V2: /

9. V1: Nee.

V2: /

V3/V4 : Telewerkers hebben een laptop van het CODA met een antivirus en een VPN-aansluiting. Om deze VPN te mogen gebruiken hebben ze een overeenkomst ondertekend wat betreft de veiligheid.

10. V1: 1 smartphone geleverd in 2013 (budgettaire beperking, dus geen vervanging in 2013).

V2: 3 laptops geleverd (budgettaire beperking, dus geen vervanging in 2013).

V3: 0.

Wat het RSVZ betreft:

1. a) Het aantal occasionele telewerkers sinds 2009 bij het RSVZ is als volgt:

Jaar

Aantal occasionele telewerkers

Totaal aantal personeelsleden

%

2009

9

769

1,2%

2010

15

798

1,9%

2011

29

776

3,7%

2012

54

756

7,1%

2013

85

745

11,4%

b) Het aantal structurele telewerkers sinds 2009 bij het RSVZ is als volgt:

Jaar

Aantal structurele telewerkers

Totaal aantal personeelsleden

%

2009

1

769

0,1%

2010

1

798

0,1%

2011

2

776

0,3%

2012

13

756

1,7%

2013

90

745

12%


2. Ja. In de gemeenschappelijke HR-bepalingen van de bestuursovereenkomsten hebben de OISZ zich ertoe verbonden om tegen 2015 aan minstens 30 % van hun medewerkers de mogelijkheid te bieden om van thuis uit of in satellietkantoren telewerk te verrichten, ten belope van 10 % in 2013, 20 % in 2014 en 30 % in 2015. Op het
Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandige RSVZ) is de officiële invoering van structureel telewerk gestart op 1 juni 2013 in het kader van een pilootproject van zes maanden met de bedoeling om aangenamere en flexibelere werkvoorwaarden te creëren.

3. In dit stadium van het project kan nog niet worden bepaald of telewerk een kostenbesparing betekent voor het RSVZ. Het Rijksinstituut heeft hier nog geen studies over laten uitvoeren maar sluit helemaal niet uit om zo'n initiatief te nemen in de komende maanden.

4. Ja. Ter gelegenheid van een bezoek bij de Federale Overheidsdienst (FOD) Sociale Zekerheid in de maand mei 2013 heeft de administrateur-generaal van het RSVZ de personeelsleden een uiteenzetting gegeven over de "New way of working" en de modaliteiten van het telewerk. Voor het starten van het pilootproject werd er ook een elektronische brochure uitgewerkt en ter beschikking gesteld van alle personeelsleden. Op het einde van de testperiode van zes maanden werd de tevredenheid van de telewerkers en hun oversten geëvalueerd door middel van een enquête waarvan de resultaten aan de dienstverantwoordelijken en de syndicale afgevaardigden werden meegedeeld.

5. Zie punt 4.

6. Op dit ogenblik wordt geen gebruik gemaakt van programma's om te videoconferenties of voor cloud computing.

7. De beveiliging van de vertrouwelijke gegevens van de burgers en bedrijven is sinds jaar en dag een permanente bezorgdheid van elke OISZ. Iedere instelling kan dan ook potentieel het doelwit vormen van cybercriminelen. Om deze reden respecteert het RSVZ dan ook rigoureus de veiligheidsnormen van de KSZ.

8. De informatici en de veiligheidsconsulente van het RSVZ volgen alle beveiligingstrends nauwgezet op, in nauwe samenwerking met de KSZ. Waar nodig worden de gepaste maatregelen genomen.

9. De telewerkers zijn niet rechtstreeks verbonden met het RSVZ netwerk. Zij kunnen enkel gebruik te maken van de RSVZ toepassingen en gegevens d.m.v. een volledig afgeschermde en geïsoleerde Citrix omgeving. Hierbij wordt de beveiligde Citrix client gebruikt welke beschikbaar is voor diverse platformen zoals Windows, Linux, Apple Mac, iOS, Andoid, Windows Phone, …

10. a) 57 telewerkers hebben in 2013 een GSM van het RSVZ gevraagd en gekregen

b) 68 telewerkers hebben een professioneel laptop of een thinclient ontvangen.

c) 92 personeelsleden beschikken over een blackberry, 45 over een Ipad, 9 over een Windowsphone en 6 over een Iphone.

11. Het aanbieden van telewerk laat toe om jonge sollicitanten aan te trekken. Dit is zeker een voordeel t.a.v. andere instellingen die het telewerk nog niet zouden aanbieden.

12. Een harmonisering met andere openbare instellingen van sociale zekerheid van de modaliteiten in verband met het telewerk (bv.: het bedrag van de telewerkpremie) zou wenselijk zijn.

13. Het telewerk is een onderdeel van de "New way of working" die thans breed wordt gepromoot om via de nieuwe technologieën efficiënter te werken en een betere evenwicht te vinden tussen beroeps- en privéleven.

Wat de FOD Economie betreft:

Ik verwijs u naar het antwoord gegeven door mijn collega, de vice-eerste minister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee, de heer Johan Vande Lanotte.

Wat de DG Zelfstandigen - FOD Sociale Zekerheid betreft:

Ik verwijs u naar het antwoord gegeven door mijn collega, de vice-eerste minister en minister van Volksgezondheid, mevrouw Laurette Onkelinx.