SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2013-2014 Zitting 2013-2014
________________
6 décembre 2013 6 december 2013
________________
Question écrite n° 5-10544 Schriftelijke vraag nr. 5-10544

de Martine Taelman (Open Vld)

van Martine Taelman (Open Vld)

à la vice-première ministre et ministre de l'Intérieur et de l'Égalité des Chances

aan de vice-eersteminister en minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen
________________
Rapport d'activités du Comité permanent R - Sûreté de l'État - Suivi des personnes condamnées pour terrorisme - Radicalisation dans les prisons Activiteitenverslag Vast Comité I - Staatsveiligheid - Opvolgen veroordeelden voor terrorisme - Radicalisering in gevangenissen 
________________
Comités permanents de contrôle des services de police et de renseignements
terrorisme
établissement pénitentiaire
extrémisme
sûreté de l'Etat
radicalisation
Vaste Comités van Toezicht op de politie- en inlichtingendiensten
terrorisme
strafgevangenis
extremisme
staatsveiligheid
radicalisering
________ ________
6/12/2013Verzending vraag
4/2/2014Antwoord
6/12/2013Verzending vraag
4/2/2014Antwoord
________ ________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10545 Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10545
________ ________
Question n° 5-10544 du 6 décembre 2013 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 5-10544 d.d. 6 december 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Il ressort du rapport d'activités 2012 du Comité permanent R, que la Sûreté de l'État (VSSE) n'a pas suivi au moins une personne condamnée pour terrorisme. La raison invoquée par la suite est qu'à l'époque, le service, qui manquait d'effectifs, était extrêmement sollicité, et que l'intéressé ne représentait plus un danger durant son incarcération.

La décision de ne pas continuer à suivre l'intéressé n'a pas été prise au préalable, à la suite d'une analyse et/ou d'une note. Pourtant, des expériences de l'étranger nous montrent que certains extrémistes continuent à se radicaliser en prison et qu'ils entrent également en contact avec d'autres extrémistes. Ces contacts pouvant potentiellement donner lieu à la planification ou à l'exécution d'actions terroristes ou d'autres faits de terrorisme, un suivi est plus qu'indiqué.

J'aurais dès lors souhaité poser les questions suivantes :

1) Comment la ministre réagit-elle au fait que, dans certains cas, des personnes condamnées pour terrorisme ne soient plus suivies par la VSSE en raison d'un manque de personnel et/ou de sollicitations trop nombreuses ? La ministre peut-elle indiquer si cette situation ne requiert pas des mesures et/ou des directives supplémentaires ? Peut-elle fournir de précisions ?

2) La ministre peut-elle indiquer comment la VSSE suit le risque de propagation de l'extrémisme et de la radicalisation dans les prisons, compte tenu de la situation décrite ci-dessus ?

3) Le fait que la VSSE n'ait pas suivi au moins une personne condamnée pour terrorisme durant son incarcération n'a-t-il pas entraîné des problèmes de sécurité supplémentaires et la ministre peut-elle fournir des explications ? Dans la négative, peut-elle nous donner des précisions étant donné la condamnation antérieure pour terrorisme ?

4) Comment compte-t-on régler concrètement les problèmes de recrutement dans les prisons compte tenu du fait que la VVSE n'a pas suivi, dans au moins un cas, la personne condamnée pour terrorisme et ne peut dès lors pas avoir connaissance d'un éventuel recrutement ?

 

Uit het activiteitenverslag 2012 van het Vast Comité I blijkt dat de Staatsveiligheid (VSSE) heeft nagelaten alvast één veroordeelde voor terrorisme verder op te volgen. Als motivatie hiervoor werd achteraf onder meer aangegeven dat de dienst in die periode onderbemand was en overbevraagd en dat de betrokkene tijdens de opsluiting geen schade meer kon berokkenen.

De beslissing om hem niet verder op te volgen werd niet voorafgegaan door een analyse en/of een nota voorafgaand aan de beslissing om niet op te volgen. Nochtans leren ervaringen uit het buitenland ons dat sommige extremisten in de gevangenis verder radicaliseren en tevens in contact komen met andere extremisten. Deze contacten kunnen potentieel leiden tot de planning van en de uitvoering van aanslagen of andere daden van terrorisme waardoor opvolging meer dan aangewezen is.

Ik had dan ook volgende vragen:

1) Hoe reageert de geachte minister op het feit dat veroordeelden voor terrorisme in sommige gevallen niet meer worden opgevolgd door de VSSE wegens een gebrek aan personeel en/of door overbevraging? Kan de minister aangeven of dit geen bijkomende maatregelen en/of richtlijnen vergt? Kan ze dit uitvoerig toelichten?

2) Kan de minister aangeven hoe de VSSE het risico op verdere verspreiding van extremisme en radicalisering opvolgt in de gevangenissen gelet op het voorgaande?

3) Heeft het niet opvolgen van alvast één veroordeelde terrorist in de gevangenis door de VSSE geleid tot bijkomende veiligheidsrisico's en kan dit worden toegelicht? Zo neen, kan de minister dit gedetailleerd toelichten gezien de eerdere veroordeling voor terrorisme?

4) Hoe wil men concreet de problemen van rekrutering in de gevangenissen tegengaan, gelet op het feit dat de VSSE alvast in één geval een veroordeelde voor terrorisme niet heeft opgevolgd en dus ook geen weet kan hebben over eventuele rekrutering?

 
Réponse reçue le 4 février 2014 : Antwoord ontvangen op 4 februari 2014 :

Ces questions ne relèvent pas de ma compétence mais bien de la compétence de ma Collègue, la ministre de la Justice, madame Turtelboom. Je me permets donc de vous renvoyer vers elle afin d’obtenir une réponse aux questions posées.

Deze vragen behoren niet tot mijn bevoegdheid, maar tot die van mijn collega, de minister van Justitie, mevrouw Turtelboom. Ik zou u dan ook naar haar willen verwijzen teneinde een antwoord te verkrijgen op uw vragen.