SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2009-2010 Zitting 2009-2010
________________
8 avril 2010 8 april 2010
________________
Question écrite n° 4-7501 Schriftelijke vraag nr. 4-7501

de Wouter Beke (CD&V)

van Wouter Beke (CD&V)

au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen
________________
Dépôts d'épargne - Exonération fiscale - Conformité - Règlementation européenne Spaardeposito's - Vrijstelling van belastingen - Conformiteit - Europese regelgeving 
________________
épargne
intérêt
exonération fiscale
saorghluaiseacht chaipitil
traité sur l'Union européenne
spaartegoed
rente
belastingontheffing
vrij verkeer van kapitaal
Verdrag betreffende de Europese Unie
________ ________
8/4/2010Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 14/5/2010)
6/5/2010Einde zittingsperiode
8/4/2010Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 14/5/2010)
6/5/2010Einde zittingsperiode
________ ________
Question n° 4-7501 du 8 avril 2010 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-7501 d.d. 8 april 2010 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Conformément à l'article 17 du Code des impôts sur les revenus 1992 (CIR 92), les intérêts sur un comptent d'épargne constituent un revenu mobilier, assujetti à l'impôt belge sur les revenus.

Les intérêts sur un compte d'épargne étranger sont également soumis à l'impôt belge sur les revenus.

L'article 21 du Code des impôts sur les revenus prévoit une exonération de la première tranche de 1730 euros annuels pour les revenus de dépôts d'épargne reçus, sans stipulation conventionnelle de terme, par les établissements de crédit établis en Belgique et régis par la loi du 22 mars 1993 relative au statut et au contrôle des établissements de crédit.

L'article 63 du Traité sur le fonctionnement de l'Union européenne prévoit la libre circulation des capitaux.

Ainsi, la personne travaillant aux Pays-Bas et dont le salaire est versé sur un compte à vue couplé à un compte d'épargne sera imposée sur les intérêts de son compte d'épargne, sans pouvoir bénéficier de l'exonération prévue à l'article 21 du CIR.

Il n'est pas logique qu'un contribuable ne puisse prétendre à l'exonération des intérêts sur un dépôt d'épargne si l'établissement de crédit est situé dans un autre État membre de l'Union européenne et si le compte d'épargne satisfait pour le reste à toutes les autres conditions prescrites par le CIR.

Il est également illogique que des revenus étrangers, imposés à un taux distinct, soient sujets à une réserve de progressivité et entrent donc en ligne de compte pour le calcul du taux marginal. J'ai récemment déposé une proposition de loi à ce sujet.

Je souhaiterais donc une réponse aux questions suivantes.

1. Quelle est la position du ministre quant à la conformité des conditions légales contenues dans Code des impôts sur les revenus selon lesquelles les dépôts d'épargne doivent être reçus par un établissement de crédit établi en Belgique ?

2. Cette disposition est-elle compatible avec l'article 63 du Traité sur le fonctionnement de l'Union européenne ?

3. Évaluera-t-il les dispositions légales susmentionnées et, le cas échéant, les adaptera-t-il en fonction du droit européen ?

 

Overeenkomstig artikel 17 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) maken interesten op een spaardeposito een roerend inkomen uit dat belastbaar is in de Belgische inkomstenbelasting.

Ook de interesten op een buitenlandse spaarrekening zijn belastbaar in de Belgische inkomstenbelasting.

Het artikel 21 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen voorziet in een vrijstelling van de eerste schijf van 1 730 euro per jaar van de inkomsten uit spaardeposito's die zonder overeengekomen vaste termijn zijn ontvangen door de in België gevestigde kredietinstellingen die vallen onder de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen.

Artikel 63 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voorziet in het vrij verkeer van kapitaal.

Iemand die bijvoorbeeld in Nederland werkt en in Nederland zijn loon laat storten op een zichtrekening waaraan ook een spaarrekening is gekoppeld wordt wel belast op de interesten op zijn spaarrekening, maar kan niet genieten van de vrijstelling voorzien in artikel 21 WIB.

Het is niet logisch dat een belastingplichtige geen vrijstelling kan genieten op de interesten van een spaardeposito indien de kredietinstelling is gevestigd binnen een ander lidstaat van de Europese Unie, en indien de spaarrekening voor de rest aan alle andere voorwaarden gesteld in het WIB voldoet.

Het is bovendien ook niet logisch dat deze buitenlandse inkomsten, die worden belast tegen een afzonderlijke aanslagvoet, ook onderhevig zijn aan progressievoorbehoud en zo in aanmerking komen voor de berekening van het marginaal tarief. Met betrekking tot dit probleem diende ik recent reeds een wetsvoorstel in.

Om deze redenen had ik graag een antwoord gekregen op de volgende vragen:

1. Wat is het standpunt van de geachte minister met betrekking tot de conformiteit van de wettelijke vereiste in het Wetboek van de inkomstenbelasting dat de spaardeposito's moeten zijn ontvangen door een kredietinstelling gevestigd in België?

2. Valt deze bepaling te rechtvaardigen in het licht van artikel 63 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie?

3. Zal hij de voormelde wettelijke bepalingen evalueren en eventueel aanpassen in het licht van het Europees recht?