SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2008-2009 Zitting 2008-2009
________________
12 janvier 2009 12 januari 2009
________________
Question écrite n° 4-2518 Schriftelijke vraag nr. 4-2518

de Martine Taelman (Open Vld)

van Martine Taelman (Open Vld)

au ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
Détention préventive - Arrestation Voorlopige hechtenis - Aanhouding 
________________
détention provisoire
arrestation
droit pénal
garde à vue
voorlopige hechtenis
arrestatie
strafrecht
voorhechtenis
________ ________
12/1/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 12/2/2009)
20/3/2009Antwoord
12/1/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 12/2/2009)
20/3/2009Antwoord
________ ________
Herindiening van : schriftelijke vraag 4-698 Herindiening van : schriftelijke vraag 4-698
________ ________
Question n° 4-2518 du 12 janvier 2009 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-2518 d.d. 12 januari 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

La loi sur la détention préventive continue à susciter l’émoi.

Ces dernières années, on a régulièrement parlé d’une modification de la loi du 20 juillet 1990 relative à la détention préventive en ce qui concerne l’arrestation.

Des propositions ont été lancées, tant sous la précédente législature que dernièrement (voir par exemple DOC 52-0662/001), pour donner la possibilité à l’officier de la police judiciaire, sous certaines conditions, de demander par écrit au procureur du Roi ou au juge d’instruction de prolonger de 24 heures le délai de l’arrestation policière ou de l’arrestation avant comparution afin de permettre aux services de police de rassembler davantage d’éléments aggravants ou à décharge du prévenu.

De ce fait, une arrestation par le juge d’instruction peut être évitée et la durée de la détention préventive peut être fortement limitée. L’enquête sera par conséquent accélérée.

La proposition de loi en question doit être accompagnée d’une modification de l’article 12 de la Constitution étant donné que ledit article prévoit explicitement qu’en dehors du cas de flagrant délit, nul ne peut être arrêté qu’en vertu d’une ordonnance motivée du juge.

C’est pourquoi je souhaite poser les questions suivantes au ministre :

1. Quelle est la position du ministre en ce qui concerne cette proposition de loi ?

2. Le ministre compte-t-il déposer un projet de loi à ce sujet ?

 

De wet op de voorlopige hechtenis blijft de gemoederen beroeren.

De voorbije jaren werd regelmatig gediscussieerd over een wijziging van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis voor wat betreft de aanhouding.

Er werden voorstellen gelanceerd, zowel in de vorige legislatuur als recent (zie bijvoorbeeld DOC 52-0662/001), om de officier van de gerechtelijke politie, onder bepaalde voorwaarden, de mogelijkheid te bieden om de procureur des Konings of de onderzoeksrechter schriftelijk te verzoeken de termijn van de politiearrestatie of aanhouding ter voorgeleiding met 24 uur te verlengen teneinde de politiediensten in staat te stellen meer bezwarende of elementen ter ontlasting tegen de betrokkene te verzamelen.

Hierdoor kan een aanhouding door de onderzoeksrechter vermeden worden of de duur van het voorarrest drastisch verminderd worden. Het onderzoek zal bijgevolg versneld worden.

Dit wetsvoorstel dient gepaard te gaan met een wijziging van artikel 12 van de Grondwet gezien voormeld artikel uitdrukkelijk stipuleert dat buiten het geval van ontdekking op heterdaad niemand kan worden aangehouden dan krachtens een met redenen omkleed bevel van de rechter.

Vandaar mijn vragen aan de geachte minister:

1. Wat is het standpunt van de geachte minister over dit wetsvoorstel?

2. Heeft de geachte minister de intentie hierover een wetsontwerp in te dienen?

 
Réponse reçue le 20 mars 2009 : Antwoord ontvangen op 20 maart 2009 :

Comme indiqué par l’honorable membre elle-même, une modification du délai d’arrestation nécessite une modification de la Constitution, plus particulièrement de son article 12.

Toutefois, étant donné que ledit article ne figure pas sur la liste des articles de la Constitution déclarés révisables dans la déclaration de révision de la Constitution publiée au Moniteur belge du 2 mai 2007, il convient en règle générale d’attendre la fin de la législature pour pouvoir inscrire cet article sur la liste des articles de la Constitution déclarés révisables.

De même que mon prédécesseur l’indiquait dans sa déclaration de politique, je suis également partisan d’ouvrir la discussion au sujet de la prolongation de ce délai. Ce point ne pourra toutefois être abordé que lors de l’examen des projets et propositions de déclaration de révision de la Constitution. Ceci est également explicitement indiqué dans la proposition de loi doc. 52 0662/001, à laquelle vous faites référence. L’article 195 de la Constitution est bien déclaré susceptible de révision de telle manière qu’une révision anticipée des dispositions constitutionnelles deviendrait éventuellement possible. À défaut d’une évolution en ce qui concerne l’article 195 de la Constitution, il faudra en principe attendre la fin de la législature pour pouvoir reprendre une proposition dans la déclaration de révision de la Constitution.

Zoals het geachte lid zelf aangeeft is voor een verandering van de aanhoudingstermijn een grondwetswijziging noodzakelijk, en dit meer bepaald van het artikel 12 van de Grondwet.

Omdat dit artikel echter niet is opgenomen in de lijst met grondwetsartikelen die voor herziening vatbaar zijn verklaard in de verklaring tot herziening van de Grondwet die werd gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 2 mei 2007, moet in de regel gewacht worden op het einde van de legislatuur om dit artikel op te kunnen nemen in de lijst met grondwetsartikelen die voor herziening vatbaar worden verklaard.

Net zoals mijn voorganger die dit in zijn beleidsverklaring stelde, ben ook ik voorstander van het bespreekbaar stellen van de verlenging van deze termijn. Maar dit punt zal pas aan de orde kunnen komen bij de bespreking van de ontwerpen en voorstellen van verklaring tot herziening van de Grondwet. Dit wordt ook expliciet aangegeven in het wetsvoorstel doc. 52 0662/001 waar u naar verwijst. Wel voor herziening vatbaar verklaard is artikel 195 van de Grondwet waardoor een vroegtijdige herziening van de grondwettelijke bepalingen eventueel mogelijk zou worden. Behoudens enige evolutie in verband met artikel 195 Grondwet zal dus in principe gewacht moeten worden op het einde van de legislatuur om een voorstel te kunnen opnemen in de verklaring tot herziening van de Grondwet.