SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2006-2007 Zitting 2006-2007
________________
26 avril 2007 26 april 2007
________________
Question écrite n° 3-7949 Schriftelijke vraag nr. 3-7949

de Annemie Van de Casteele (VLD)

van Annemie Van de Casteele (VLD)

au ministre des Affaires sociales et de la Santé publique

aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
________________
Médecins généralistes remplaçants - Agrément. Plaatsvervangende huisartsen - Erkenning. 
________________
________ ________
26/4/2007Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 4/6/2007)
26/4/2007Antwoord
26/4/2007Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 4/6/2007)
26/4/2007Antwoord
________ ________
Herkwalificatie van : vraag om uitleg 3-2335 Herkwalificatie van : vraag om uitleg 3-2335
________ ________
Question n° 3-7949 du 26 avril 2007 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 3-7949 d.d. 26 april 2007 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Certains médecins n'ont pas de cabinet indépendant mais remplacent des collègues pour de courtes périodes.

Ils risquent de ne pas pouvoir être agréés en tant que médecin généraliste, car ils peuvent difficilement satisfaire aux critères concernant l'intégration dans le service de garde.

1. Le ministre a-t-il connaissance de ce problème ?

2. Est-il prêt à rechercher une solution pour ces médecins ?

3. Un agrément particulier pour les médecins remplaçants pourrait-il constituer une solution ?

 

Een aantal artsen heeft geen zelfstandige praktijk maar vervangt collega's voor kortdurende periodes.

Voor de erkenning als huisarts dreigen zij de boot te missen vermits zij moeilijk kunnen voldoen aan de criteria met betrekking tot het ingeschakeld zijn in de wachtdienst.

1. Kent de geachte minister dit probleem ?

2. Is hij bereid voor die artsen een oplossing te zoeken ?

3. Kan een aparte erkenning voor vervangartsen een oplossing bieden ?

 
Réponse reçue le 26 avril 2007 : Antwoord ontvangen op 26 april 2007 :

Les critères pour l'agrément des médecins généralistes ont expressément été élaborés pour permettre de mieux circonscrire la force de travail de la médecine générale et encourager les médecins qui assument toutes les missions du généraliste.

Un médecin qui n'assume pas ces fonctions, seul ou dans le contexte d'une pratique groupée, ne peut plus prétendre au titre de « généraliste » Il est en effet essentiel, pour définir une politique de santé, de pouvoir préciser la force de travail réelle dans le cadre de la médecine générale.

Actuellement un médecin qui après son diplôme de base, et qui ne commence pas une formation complémentaire, peut recevoir un numéro INAMI, se terminant par 000. Il peut prescrire des médicaments mais ne peut attester ni consultation, ni visite et ne peut pas faire de prescriptions pour des actes technique (radiographie, demande de biologie, ...).

Il existe une série de médecins qui ont agréés comme médecin généraliste, dans le cadre d'une formation complémentaire spécifique, mais qui ne remplissent pas ou plus les conditions pour maintenir leur agrément. C'est entre autre le cas de médecins qui ne feraient que des remplacements.

Il n'existe pas actuellement de statut pour un médecin qui perd son agrément. C'est dans cette optique que j'ai demandé aux services de l'INAMI de définir un statut particulier pour un médecin qui ne correspond plus au critère de l'agrément, pour lui permettre de continuer une certaine pratique, mais dans des conditions de rémunération moins favorables que les médecins généralistes qui assument toutes les conditions de leur agrément.

C'est dans ce type de statut que se retrouveraient les médecins qui on suivi une formation pour être agréé en médecine générale mais ne remplissent plus les conditions de l'agrément.

De criteria voor de erkenning van huisartsen werden uitdrukkelijk opgesteld om de werkdruk van de huisartsengeneeskunde beter in te perken en de artsen aan te moedigen die alle taken van de huisarts op zich nemen.

Een arts die niet langer zijn functies uitoefent, alleen of in de context van een groepspraktijk, kan geen aanspraak meer maken op de titel « huisarts ». Om een gezondheidsbeleid te definiëren is het essentieel om de reële werkdruk in het kader van de huisartsengeneeskunde nauwkeurig te kunnen weergeven.

Momenteel kan een arts, die na zijn basisdiploma geen bijkomende opleiding volgt een RIZIV-nummer krijgen dat eindigt op 000. Deze mag geneesmiddelen voorschrijven maar mag geen attest geven van een raadpleging of bezoek en mag geen voorschriften maken voor technische handelingen (radiografie, biologie, ...).

Er bestaat een reeks artsen die werden erkend als huisarts in het kader van een bijzondere bijkomende opleiding, maar die niet of niet meer voldoen aan de voorwaarden om hun erkenning te behouden. Dit is onder andere het geval voor artsen die enkel nog vervangingen uitvoeren.

Er bestaat nog geen statuut voor een arts die zijn erkenning verliest. In dit opzicht heb ik aan de diensten van het RIZIV gevraagd een bijzonder statuut te definiëren voor een arts die niet langer voldoet aan het criterium van de erkenning, opdat deze zijn werk kan verderzetten, maar wel onder minder gunstige verloningsvoorwaarden dan de huisartsen die aan alle voorwaarden van hun erkenning voldoen.

Onder dit soort statuut zullen zich de artsen bevinden die een opleiding hebben gevolgd om te worden erkend als huisarts, maar die niet langer voldoen aan de voorwaarden van de erkenning.