BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2014-2015
________
26 maart 2015
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 6-561

de Jean-Jacques De Gucht (Open Vld)

aan de minister van Financiën, belast met de Bestrijding van de fiscale fraude
________
Bebat VZW - Rapport van het Rekenhof - Recyclagebijdragen - Verlaging - Opgebouwde financiële reserves - Opeising - Overleg met de Gewesten
________
hergebruik van afvalstoffen
elektrische accumulator
organisatie zonder winstoogmerk
milieuheffing
Rekenhof (België)
financiële controle
financieel toezicht
________
26/3/2015Verzending vraag
2/4/2015Antwoord
________
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 6-561 d.d. 26 maart 2015 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Bebat is een vereniging zonder winstoogmerk (vzw), opgericht in 1995 in het kader van een Belgische wet betreffende milieutaksen (cf. artikel 378 van de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur). Bebat recupereert met het oog op recyclage in meer dan vierentwintigduizend inzamelpunten gebruikte batterijen.

Bebat beschikt over een wettelijk monopolie ; de controle vanwege de overheid is dus meer dan aangewezen.

Het Rekenhof stelt echter vast dat ten gevolge van de technologische ontwikkelingen, de daling van de kostprijs van de recyclage en de waarde van de basisgrondstoffen uit de recyclage de activiteiten van Bebat bijzonder lucratief zijn.

Hoewel een kleine daling van de recyclagebijdrage werd doorgevoerd, blijven de winsten oplopen. In 2012 en 2013 heeft de vereniging " winsten " gemaakt die oplopen tot respectievelijk 7,5 en 5,7 miljoen euro. De balans van Bebat bevat ook voor 84,7 miljoen euro kasbeleggingen en liquide middelen ter waarde van 25,5 miljoen euro. De hoogte van de recyclagebijdragen moet omlaag, zeker wanneer rekening wordt gehouden met de reële kosten die vasthangen aan de terugnameverplichting.

Luidens het Rekenhof is er maar één uitleg voor dit alles, namelijk dat de burger te veel betaalt. Het Rekenhof oordeelt dat de recyclagebijdragen die door deze organisaties worden geïnd, aanzienlijk hoger liggen dan de kosten van het verzamelen en het recycleren van afval. Het Rekenhof dringt tevens aan op de recuperatie van een deel van de te veel geïnde gelden door de overheid.

Deze vraag betreft een gewestelijke transversale aangelegenheid. Via de programmawet van 27 december 2012 werd de federale milieutaks op batterijen afgeschaft en dit met ingang van 1 januari 2013. De gewestelijke wetgeving van Vlaanderen, Wallonië en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de aanvaardingsplicht is nog steeds in voege.

Graag had ik u volgende vragen voorgelegd :

1) Hoe reageert u op het rapport van het Rekenhof wat betreft Bebat en bent u het eens met hun besluit dat de bijdrage van de consument nog moet dalen? Zo neen, kunt u zeer uitvoerig toelichten ? Zo ja, kunt u de inhoud en de timing toelichten? Bent u bereid hieromtrent met de Gewesten te gaan samenzitten en zo ja, wat is de timing?

2) Het Rekenhof moedigt tevens de respectieve overheden aan om een deel van de opgebouwde reserves aan te spreken en de Waalse overheid zou naar verluidt alvast een eerste tranche opeisen. Zult u eveneens, samen met de Gewesten, een deel van de opgebouwde reserves opvragen, gezien deze werden gefinancierd door de consumenten ?

Antwoord ontvangen op 2 april 2015 :

1) De milieutaks die werd ingevoerd bij de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale Staatsstructuur en die met name werd geheven op batterijen, werd afgeschaft bij hoofdstuk 5 van titel 7 (artikelen 113 tot en met 128) van de programmawet van 27 december 2012 (Belgisch Staatsblad van 31 december 2012) dat in werking trad op 1 januari 2013.

Het koninklijk besluit van 16 april 1996 tot vaststelling van de verzamel- en recyclagebijdrage van de batterijen in het kader van de milieutaksen werd opgeheven bij het koninklijk besluit van 7 februari 2014 houdende diverse bepalingen inzake accijnzen.

Gelet op het voorgaande is de vraag met betrekking tot het bedrag van de bijdrage zonder voorwerp geworden.

2) Gelet op het feit dat de opmerkingen in het 26ste Boek van opmerkingen van het Rekenhof betrekking hebben op het Waalse Gewest, behoort het niet tot mijn bevoegdheid om mij over deze vraag uit te spreken.