BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2009-2010
________
7 december 2009
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 4-5628

de Martine Taelman (Open Vld)

aan de minister van Justitie
________
Wet van 27 april 2007 betreffende de hervorming van de echtscheiding - Statistieken - Registratie van gegevens
________
echtscheiding
invoer van gegevens
officiėle statistiek
________
7/12/2009Verzending vraag
19/3/2010Rappel
6/5/2010Einde zittingsperiode
________
Herindiening van : schriftelijke vraag 4-3148
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 4-5628 d.d. 7 december 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

"De nieuwe echtscheidingswet kan geėvalueerd worden op grond van cijfergegevens betreffende aardcodes artikel 229, § 1, § 2 en § 3. Het is raadzaam hiervoor de cijfergegevens van de jaren 2007 en 2008 te gebruiken. Deze laatste cijfergegevens zullen ten vroegste in maart 2009 beschikbaar zijn". Dat antwoordde de voormalige minister van Justitie op mijn schriftelijke vraag nr. 4- 692.

Nu de nieuwe echtscheidingswet in september 2007 werd ingevoerd, zouden deze ook op een andere manier moeten worden geregistreerd. Vermoed wordt dat mensen die vroeger de procedure van de echtscheiding met onderlinge toestemming (EOT) hanteerden, meer zullen gebruik maken van artikel 229, § 2 en misschien van procedure veranderen om praktische redenen.

Vandaar mijn vragen aan de geachte minister :

1. Worden de echtscheidingen nu afzonderlijk geregistreerd als EOT, op basis van art. 229, § 1, § 2, of § 3 ? Zo niet, wenst u dit toch zo te registeren ?

2. Beschikt de geachte minister over cijfers over hoeveel echtscheidingsprocedures wijzigden van EOT naar bijvoorbeeld de toepassing van artikel 229, § 1, § 2 of § 3, van bovenvermelde wet of omgekeerd ? Vindt hij het mogelijk om naast de benutte artikel en paragraaf bij aanvraag van de procedure, ook te registeren met betrekking tot welke paragraaf de echtscheiding uiteindelijk werd uitgesproken ?

3. Ziet hij het nut in om ook te registeren hoeveel procedures er over artikel 301, § 2, gevoerd werden ?

4. Zullen de rechtbanken tijdig de nodige instructies en logistieke middelen (zoals bijvoorbeeld een softwareprogramma) daartoe krijgen ?

5. Op grond van welk cijfermateriaal en wanneer zal deze nieuwe wet geėvalueerd en desgewenst bijgesteld worden ?