BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2008-2009
________
8 januari 2009
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 4-2216

de Tony Van Parys (CD&V)

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen
________
Batterijen - Milieutaks
________
milieuheffing
elektrische accumulator
hergebruik van afvalstoffen
statiegeldheffing op vervuilend product
heffing bij invoer
vrij verkeer van goederen
________
8/1/2009Verzending vraag
17/2/2009Antwoord
________
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 4-2216 d.d. 8 januari 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Met de programmawet van 27 april 2007 (artikel 155) werd een wijziging aangebracht in artikel 369 van de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur. De wijziging voorziet in een andere invulling van het begrip "in het verbruik brengen" waardoor de kleinhandelaar of groothandelaar die zich rechtstreeks gaat bevoorraden in het buitenland zelf als belastingplichtige wordt beschouwd voor de betaling van de milieutaks op batterijen. De mogelijkheid dat de fabrikant of de invoerder, de intra-communautaire verwerver of zijn fiscale vertegenwoordiger zich in de plaats stelt van de klein- of groothandelaar voor het betalen van de milieutaks werd door deze wijziging immers afgeschaft.

Conform artikel 377 van voornoemde wet wordt voorzien dat er een milieutaks van 0,50 euro per in het verbruik gebrachte batterij moet worden betaald. Vrijstelling van deze milieutaks kan worden bekomen indien de batterijen onderworpen worden aan een systeem van statiegeld of retourpremie of wanneer voor batterijen een ophaal- en recyclagesysteem wordt opgezet (artikel 378).

De VZW BEBAT (Fonds Ophaling Batterijen) werd om deze reden op 21 augustus 1995 opgericht in het kader van de bovenvermelde wet van 16 juli 1993. De VZW BEBAT heeft tot doel alle types gebruikte accu's en batterijen te verzamelen om ze opnieuw een nuttige toepassing te geven.

Om deze redenen had ik van de geachte minister graag een antwoord gekregen op volgende vragen :

1) In de toelichting van de programmawet werd niet aangegeven waarom de definitie werd gewijzigd en de indeplaatsstelling werd opgeheven. Wat is de concrete beweegreden waarom de indeplaatsstelling werd afgeschaft ? Kan de geachte minister hieromtrent duidelijkheid verschaffen ?

2.) In de bepaling 5.2.2.3 van het toetredingscontract van BEBAT wordt voorzien dat er een minimumbijdrage kan worden opgelegd van 496 euro. De vraag rijst hierbij op basis van welke juridische grond die minimumbijdrage door BEBAT kan worden gevraagd. In het koninklijk besluit van 9 februari 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 april 1996 tot vaststelling van de verzamel- en recyclagebijdrage van de batterijen in het kader van de milieutaksen is immers enkel bepaald dat het bedrag van de inzamel- en recyclagebijdrage is vastgesteld op 5 Belgische Frank (0,12395 euro) per batterij. Kan hij hieromtrent duidelijkheid verschaffen ?

3.) Op het vrij verkeer van goederen kunnen binnen bepaalde perken nationale beperkingen worden ingesteld. Er zijn beperkingen op basis van artikel 30 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (openbaar belang) of op basis van de " rule of reason " mogelijk. De vraag die hier rijst is in hoeverre de milieutaks en meer concreet de afschaffing van de indeplaatsstelling een ongerechtvaardigde beperking op het vrij verkeer van goederen betreft ?

Antwoord ontvangen op 17 februari 2009 :

Ik heb de eer het geachte lid de volgende informatie te verstrekken.

1. De notie “indeplaatsstelling” werd ingevoerd bij de wet van 7 maart 1996 tot wijziging van de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale Staatsstructuur. Teneinde een duidelijk onderscheid te kunnen maken tussen de aan accijns onderworpen producten en de aan milieutaks onderworpen producten werd de definitie van “in het verbruik brengen” bij deze wet grondig gewijzigd. In artikel 369, 11°, van de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale Staatsstructuur werd het “in het verbruik brengen” gedefinieerd als “de daad waardoor de invoerrechten, de accijnzen of de belasting over de toegevoegde waarde voor de eerste maal in het land verschuldigd zijn”. Bij de wet van 7 maart 1996 werd onder het tijdstip van het in het verbruik brengen verstaan “de levering van producten onderworpen aan milieutaks aan kleinhandelaars door ondernemingen die gehouden zijn zich te laten registreren volgens de modaliteiten vastgesteld door de minister van Financiën, tenzij de fabrikant, de invoerder, de intracommunautaire verwerver of eventueel zijn fiscale vertegenwoordiger in de plaats zouden treden van die geregistreerde ondernemingen voor de verplichtingen die hen zijn opgelegd”.

Deze soepelheid in de definitie kwam er op verzoek van de verschillende marktdeelnemers inzake milieutaks. Door de indeplaatsstelling werden de vereisten versoepeld die de verplichting tot het aanbrengen van het registratienummer van de belastingplichtige inzake milieutaks, op de producten onderworpen aan milieutaks, met zich meebracht. De natuurlijke persoon of rechtspersoon, of zijn vertegenwoordiger, die zich op een hoger niveau in de handelsketting bevond kon zijn eigen registratienummer aanbrengen op alle producten die daarna in België in de handel werden gebracht en zo werd vermeden dat het registratienummer van elke tussenpersoon die direct levert aan een kleinhandelaar moest worden aangebracht. Deze maatregel moest trouwens ook de administratie der Douanes en Accijnzen in staat stellen een betere controle uit te oefenen, van een fysieke controle op het vlak van de kleinhandel tot een boekhoudkundige controle op het vlak van de geregistreerde marktdeelnemer in zijn hoedanigheid van belastingplichtige.

Door de afschaffing van de verplichting tot het voorafgaandelijk aanbrengen van het registratienummer van de belastingplichtige op de producten onderworpen aan milieutaks opgelegd door het arrest nr. 126-158 van 8 december 2003 van de Raad van State en de vervanging van de milieutaks op drankverpakkingen door een verpakkingsheffing, waarvoor eigen wettelijke bepalingen gelden en waarvoor een registratie van de belastingplichtige zoals voorheen niet is vereist, heeft het systeem van indeplaatsstelling geen bestaanreden meer voor de resterende producten onderworpen aan milieutaks (de wegwerpfototoestellen, de batterijen en de verpakkingen die sommige nijverheidsproducten bevatten). Bovendien is het, bij gebrek aan het genoemde registratienummer, noodzakelijk dat de leveranciers van de kleinhandelaars geïdentificeerd worden met het oog op een efficiënte fiscale controle.

2. De inhoud van de toetredingsovereenkomst tot BEBAT valt buiten mijn bevoegdheid. Deze overeenkomst wordt gesloten tussen de VZW BEBAT en een marktdeelnemer die wil toetreden tot het door de VZW BEBAT opgezette systeem van ophaling/sortering/recyclage en verwerking van batterijen met het oog op het bekomen van een vrijstelling van milieutaksen. In het koninklijk besluit van 9 februari 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 april 1996 tot vaststelling van de verzamel- en recyclagebijdrage van de batterijen in het kader van de milieutaksen wordt enkel het bedrag van de inzamel- en recyclagebijdrage vastgelegd op 0,1239 euro per batterij. De andere in de overeenkomst vermelde financieringsbijdragen (zijnde de jaarlijkse forfaitaire deelnemingsbijdrage en de maandelijkse bijdragen) worden eigenhandig door de VZW BEBAT opgelegd aan de deelnemers van het systeem.

Er dient opgemerkt dat elke marktdeelnemer over de vrije keuze beschikt om al dan niet tot het door de VZW BEBAT opgezette systeem van ophaling/sortering/recyclage en verwerking toe te treden. De marktdeelnemer kan er echter ook voor opteren om de verschuldigde milieutaksen te betalen, of om zelf een ophaal- en recyclagesysteem op te zetten naast het bestaande door de VZW BEBAT opgezette systeem – met het oog op het bekomen van een vrijstelling – of hij kan zelf een systeem van statiegeld of retourpremie opzetten overeenkomstig artikel 378, §1, 1., van de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale Staatsstructuur.

3. Met de afschaffing van de notie “indeplaatsstelling” door de fabrikant, de invoerder, de intracommunautaire verwerver of eventueel zijn fiscale vertegenwoordiger, is in de huidige wetgeving inzake milieutaksen het statuut van de fiscale vertegenwoordiger voor buitenlandse belastingplichtigen niet meer voorzien. Er dient echter opgemerkt dat de milieutaks een nationale, met accijns gelijkgestelde belasting is. Het is dan ook aangewezen dat de belastingplichtige ter zake een in België gevestigde natuurlijke of rechtspersoon is, ondermeer in het kader van de controlemaatregelen. De afschaffing van de notie “indeplaatsstelling” brengt trouwens geen beperkingen met zich mee in het handelsverkeer tussen de Lidstaten.