3-1890/1 | 3-1890/1 |
8 NOVEMBER 2006
A) Niet-beslagbare roerende goederen
Het basisartikel van ons beslagrecht gaat ervan uit dat alle goederen van de schuldenaar te gelde gemaakt kunnen worden door zijn schuldeiser(s) (1) . Ons rechtssysteem heeft echter ook uitzonderingen op dit principe.
De wetgever heeft immers in artikel 1408 van het Gerechtelijk Wetboek een regeling uitgewerkt, waarbij een evenwichtsoefening is betracht tussen enerzijds de belangen van de schuldeiser, die gerechtigd is tot voldoening van zijn schuld, en anderzijds het recht van de schuldenaar op een menswaardig bestaan, met mogelijkheid om het beroep verder uit te oefenen of studies verder te laten zetten. Het principe blijft evenwel dat alle goederen die zich in het huis van de schuldenaar bevinden kunnen te gelde gemaakt worden ten voordele van de schuldeiser(s), met uitzondering van de goederen, opgesomd in artikel 1408 Ger.W.
1. Levensnoodzakelijke goederen
Voor de categorie van « levensnoodzakelijke goederen » geeft artikel 1408, § 1, 1º, Ger.W. een gedetailleerde lijst, en voegt er meteen een correctie aan toe : de aldus opgesomde goederen zijn niet beslagbaar, op voorwaarde dat het niet gaat om luxegoederen (2) , én dat zij zich op de plaats bevinden waar de beslagene gewoonlijk woont of werkt (3) .
Het nodige bed en beddengoed van de beslagene en zijn gezin en de meubelen die nodig zijn om voormeld beddengoed op te bergen, zijn niet beslagbaar. Evident is dat het niet gaat om één bed, maar om zoveel bedden als nodig zijn voor het gezin, en het beddengoed dat voor die bedden noodzakelijk is : het bed zelf, de matras, het hoofdkussen, de beddenlakens en dekens (minstens een paar per bed). Alle meubelen (meervoud) die « nodig » zijn om het beddengoed in op te bergen, zijn onbeslagbaar. Elk bed en beddengoed dat niet « nodig » is voor het gezin, of dat niet langer als een gewoon bed maar wel als een luxegoed moet beschouwd worden, en alle meubelen die niet « nodig » zijn om het beddengoed in op te bergen, zijn wel beslagbaar.
De kleren en het linnengoed die volstrekt noodzakelijk zijn voor het persoonlijk gebruik van de beslagene en zijn gezin, en de meubelen die nodig zijn om voormelde kleren en linnengoed op te bergen, zijn niet beslagbaar. Luxekleren zijn daarentegen wel beslagbaar.
Een wasmachine en een strijkijzer voor het onderhoud van het linnen, zijn niet beslagbaar. Een droogkast is wel beslagbaar, omdat men er klaarblijkelijk vanuit is gegaan dat men ook op andere manieren was kan drogen, en een droogkast dus niet tot de minimale levensstandaard behoort.
De toestellen die noodzakelijk zijn voor de verwarming van de gezinswoning, zijn niet beslagbaar. Het gaat niet enkel over één toestel, maar over alle toestellen, noodzakelijk voor het verwarmen van de gehele woning.
De tafel en stoelen die een gemeenschappelijke maaltijd mogelijk maken voor de familie van de beslagene, vallen buiten het beslag.
Artikel 1408 Ger.W. spreekt verder evenwel niet over « gezin », maar over « familie », zodat er verwarring kan ontstaan : een gezin bestaande uit twee personen kan inderdaad een zeer grote « familie » hebben. Evenwel is voor het vaatwerk en huishoudgerei bepaald dat alleen het volstrekt noodzakelijke voor het « gezin » niet in beslag kan genomen worden. De onbeslagbaarheid geldt ook voor één meubel om het erin op te bergen. Het onderscheid tussen gezin en familie is evenwel moeilijk te verantwoorden. Het wetsvoorstel grijpt hierop in.
Een toestel om warme maaltijden te bereiden mag niet in beslag genomen worden : bedoeld wordt : een kookfornuis, een oven, een microgolfoven, of een grill. Omdat de wet maar spreekt van « een » toestel, werd geoordeeld dat een microgolfoven beslagbaar is, als het kookfornuis niet in beslag genomen werd (4) .
Een toestel om voedingsmiddelen te bewaren, zoals een koelkast of een diepvries, valt buiten het beslag. Ook hier weer beperkt de wet de onbeslagbaarheid tot één enkel toestel. Dergelijke beperking kan evenwel tot pijnlijke gevolgen leiden, nu vele personen beschikken over een aparte diepvrieskast, waar zich voor belangrijke sommen voedingsmiddelen in kunnen bevinden. Indien deze diepvrieskast in beslag wordt genomen, zijn de goederen daarin verloren en betekent dit een bijkomende financiële aderlating voor de beslagene. Indiener stelt voor één diepvrieskast toe te voegen als niet beslagbaar.
Één verlichtingstoestel per bewoonde kamer mag niet in beslag genomen worden. Gaat het evenwel om een luxeartikel (designverlichting, antiek), dan zal de beslagene het wellicht moeten stellen met een peer.
De voorwerpen die noodzakelijk zijn voor de mindervalide gezinsleden, vallen eveneens buiten het beslag. Een mindervalide kan ook bijvoorbeeld een auto nodig hebben om noodzakelijke verplaatsingen te doen, of een ouder van een mindervalide kind kan zich op deze wettelijke bepaling beroepen, als de auto nodig is voor het transport van het kind (5) .
Tevens niet beslagbaar zijn de voorwerpen en producten noodzakelijk voor lichaamsonderhoud, en voor het onderhoud van de vertrekken en de tuin. Luxeproducten, zoals een sauna, zijn natuurlijk wel beslagbaar.
Ook het gezelschapsdier wordt als niet beslagbaar gezien.
De voorwerpen die bestemd zijn om gebruikt te worden door de kinderen ten laste die onder hetzelfde dak wonen, mogen niet in beslag genomen worden.
De wetgever dacht aan speelgoed, een muziekinstrument, een televisietoestel, enz. (6) .
Deze bepaling lijkt eenvoudiger dan zij is : als de beslagene die goederen buiten het beslag wil houden, moet hij het bewijs leveren dat de drie voorwaarden vervuld zijn :
a. de goederen moeten bestemd zijn voor gebruik voor minstens één kind (gebruik door een kleinkind geniet geen wettelijke bescherming),
b. het kind moet ten laste van de beslagene zijn, en
c. het kind moet onder hetzelfde dak wonen als de beslagene.
Vooral voor gescheiden en/of nieuw samengestelde gezinnen kan dit een probleem vormen : wanneer beslag wordt gelegd bij de ouder die niet het hoederecht heeft, of bij co-ouderschap de ouder waar het kind niet is gedomicilieerd, genieten de spullen van het kind geen enkele bescherming tegen beslag.
Indiener wil dit tegengaan door de onbeslagbaarheid in dit geval uit te breiden tot voorwerpen van kinderen die zich bevinden bij de persoon die een bezoekrecht heeft of waar het kind op grond van een gerechtelijke beslissing periodiek verblijft.
De levensmiddelen en de brandstof die de beslagene en zijn gezin voor een maand nodig hebben, mogen tevens niet in beslag genomen worden. Die goederen moeten « in natura » aanwezig zijn : de gelden met bestemming om levensmiddelen en brandstof aan te kopen, zijn wel beslagbaar (7) . Wat betreft de brandstof kunnen er in het huidige klimaat van hoge energieprijzen problemen ontstaan. Men kan aannemen dat een beslagene minvermogend is, en vooral bij beslag op brandstof vóór of tijdens de wintermaanden is de beperking van onbeslagbaarheid van brandstof tot één maand uiterst kort. Die termijn zal onvoldoende blijken voor tussenkomst van het stookoliefonds en tijdige levering, zodat een elementaire behoefte, met name warmte, in het gedrang komt. Indiener stelt daarom voor deze termijn uit te breiden tot 4 maanden.
Een archaïsche bepaling, die de wetswijziging van 14 januari 1993 inzake de onbeslagbare goederen heeft overleefd, stelt dat de onbeslagbaarheid zich ook uitstrekt tot het gezinsvee (ofwel l koe, of 12 geiten of 12 schapen, en 1 varken en 24 dieren van de hoenderhof), naar keuze van de beslagene, en het stro, voeder en graan, nodig voor het strooisel en de voeding voor een maand.
Vermits deze bepaling weinig relevant is geworden, stelt indiener voor ze op te heffen.
2. Goederen nodig voor studie, beroepsopleiding en beroep
De studiegoederen zijn niet beslagbaar, ongeacht de waarde ervan : er wordt niet getoetst of dit al dan niet luxegoederen zijn. Boeken, cursussen, alle schrijf- en leesmateriaal vallen hieronder. Of ook een computer, een printer, of een scanner daardoor onbeslagbaar worden, hangt van de studierichting af : ook hier is het criterium dat de studiegoederen « nodig » moeten zijn voor de studie of de beroepsopleiding, en de bewijslast ligt bij de beslagene.
Niet enkel de studiegoederen van de beslagene worden beschermd, maar logischerwijze ook die van zijn kinderen. Evenwel rijst ook hier hetzelfde probleem als hierboven geschetst : wanneer zich studiegoederen van de kinderen bevinden bij de ouder die enkel het bezoekrecht of het co-ouderschap zonder domicilie heeft toegewezen gekregen, geldt deze bescherming niet. Ook hier wil indiener een bijkomende bescherming inschrijven.
B) Het recht van de beslagene tot verkoop in der minne
Artikel 1526bis Ger.W. stelt dat de schuldenaar tegen wie een uitvoerend beslag op roerend goed geschiedt, de in beslag genomen goederen in der minne kan verkopen teneinde de opbrengst ervan aan te wenden voor de betaling van de schuldeisers.
Op straffe van verval moet de schuldenaar binnen tien dagen na de betekening van de beslaglegging de gerechtsdeurwaarder in kennis stellen van de hem gedane voorstellen.
Wanneer de gerechtsdeurwaarder meent dat deze voorstellen ontoereikend zijn of wanneer de schuldeiser bewijst dat deze ontoereikend zijn, wordt met het verzoek tot verkoop in der minne geen rekening gehouden.
De schuldeiser kan overeenkomstig het vierde lid aansprakelijk worden gesteld indien zijn weigering in te stemmen met de verkoop is ingegeven door de bedoeling de schuldenaar te benadelen.
Probleem hierbij is dat het voorstel tot minnelijke verkoop niet aan bepaalde vormvereisten is onderworpen. De bewijslast van de ontoereikendheid ligt bovendien bij de koper (8) .
Artikel 1526bis, tweede lid, Ger.W. stelt inderdaad enkel dat de schuldenaar de gerechtsdeurwaarder « in kennis » moet stellen van de hem gedane voorstellen.
Dergelijke vormloze kennisgeving, waarbij geen rechtstreeks contact met of schriftelijk aanbod van een mogelijke koper moet voorhanden zijn, maakt het de gerechtsdeurwaarder en de schuldeisers moeilijk de ernst van het aanbod tot koop in te schatten, en maakt het ook bewijsrechtelijk moeilijk een schadevergoeding te eisen van een koper die te ongepasten tijde zijn bod intrekt. Deze schadevergoeding zou inderdaad kunnen bestaan uit de aangeboden koopprijs en de opbrengst van openbare verkoop (9) .
Indiener stelt daarom voor de vormeloze « in kennisstelling » te vervangen door de overdracht, bij aangetekende zending, van de schriftelijke aanbiedingen tot koop, die op naam moeten gesteld zijn.
Artikel 2
1) A) Deze wijziging van artikel 1408 Ger.W., § 1, 1º, wenst een einde te maken aan het verwarrend taalgebruik in de wettelijke bepaling dat erin bestaat dat de woorden « gezin » en « familie » op een dusdanige wijze door elkaar gebruikt worden dat de logica zoek is.
De tafel en stoelen die een gemeenschappelijke maaltijd mogelijk maken voor de familie van de beslagene, vallen buiten het beslag. Evenwel is voor het vaatwerk en huishoudgerei bepaald dat alleen het volstrekt noodzakelijke voor het « gezin » niet in beslag kan genomen worden. Zodoende komt men tot de bizarre situatie waarin er voor een maaltijd met de « familie » wel voldoende stoelen zullen zijn, doch geen bestek. Er wordt door indiener gekozen voor de uniforme beperking van de beslagbaarheid tot hetgeen het « gezin » nodig heeft om samen te eten.
B) Deze wijziging van artikel 1408 Ger.W., § 1, 1º, wenst de onbeslagbaarheid uit te breiden van één toestel om voedingsmiddelen in te bewaren naar twee, meer bepaald één koelkast en één diepvriezer.
C) De voorwerpen die bestemd zijn om gebruikt te worden door de kinderen ten laste die onder hetzelfde dak wonen, mogen niet in beslag genomen worden. Voor gescheiden en/of nieuw samengestelde gezinnen kan dit een probleem betekenen : wanneer beslag wordt gelegd bij de ouder die niet het hoederecht heeft, of bij co-ouderschap de ouder waar het kind niet is gedomicilieerd, genieten de spullen van het kind geen enkele bescherming tegen beslag.
Indiener wil dit tegengaan door de onbeslagbaarheid in dit geval uit te breiden tot voorwerpen van kinderen die zich bevinden bij de persoon die een bezoekrecht heeft of waar het kind op grond van een gerechtelijke beslissing of een officieel geacteerde afspraak periodiek verblijft.
2) De voorwerpen die nodig zijn voor de voorzetting van de studies van de kinderen zijn alleen beschermd indien deze kinderen ten laste zijn en onder hetzelfde dak wonen. Zoals voor de gebruiksgoederen wenst indiener die bescherming uit te breiden tot de studiegoederen die zich bevinden in de woning waar het kind op grond van een gerechtelijke beslissing of een officieel geacteerde afspraak periodiek verblijft.
3) Deze aanpassing strekt ertoe, gelet op de zware kost die de inbeslagname ervan met zich meebrengt, zowel voor de schuldenaar als de beslaglegger, de marge van onbeslagbaarheid van de brandstof te verhogen van één naar vier maand. Deze verhoogde onbeslagbaarheid zal toelaten dat de beslagenen en zijn gezin op humane wijze een komende winter doorkomen.
4) Deze wijziging strekt ertoe een archaïsche en heden weinig dienstdoende bepaling op te heffen, namelijk de onbeslagbaarheid van tot het gezinsvee (ofwel l koe, of 12 geiten of 12 schapen, en een varken en 24 dieren van de hoenderhof), naar keuze van de beslagene, en het stro, voeder en graan, nodig voor het strooisel en de voeding voor een maand.
Artikel 3
Artikel 1526bis Ger.W. stelt dat de schuldenaar tegen wie een uitvoerend beslag op roerend goed geschiedt, de in beslag genomen goederen in der minne kan verkopen ten einde de opbrengst ervan aan te wenden voor de betaling van de schuldeisers.
De wetswijziging is bedoeld om de afwikkeling van deze procedure te bespoedigen en te stroomlijnen. Door de beslagene te verplichten gedane voorstellen tot minnelijke verkoop aangetekend en op naam gesteld over te maken krijgt de deurwaarder een beter zicht op de mogelijke opbrengst en de ernst van de voorstellen, hetgeen ook de schuldeisers ten goede komt.
Jan STEVERLYNCK. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
In artikel 1408, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek, vervangen bij de wet van 14 januari 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A. in het 1º, worden :
a) de woorden « de familie » vervangen door de woorden « het gezin »;
b) de woorden « een toestel om voedingsmiddelen in te bewaren » vervangen door de woorden « een koelkast en een diepvrieskast »;
c) de woorden « de kinderen ten laste die onder hetzelfde dak wonen » vervangen door de woorden « de kinderen ten laste die onder hetzelfde dak wonen of daar op grond van een gerechtelijke beslissing of authentieke akte periodiek verblijven, »;
B. in het 2º worden de woorden « de kinderen ten laste die onder hetzelfde dak wonen » vervangen door de woorden « de kinderen ten laste die onder hetzelfde dak wonen of daar op grond van een gerechtelijke beslissing of authentieke akte periodiek verblijven, »;
C. in het 5º worden de woorden « een maand » vervangen door de woorden « respectievelijk voor één en vier maand »;
D. het 6º wordt opgeheven.
Art. 3
In artikel 1526bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 14 januari 1993 en gewijzigd bij de wet van 29 mei 2000, wordt in het tweede lid de zinsnede « de gerechtsdeurwaarder in kennis stellen van de hem gedane voorstellen » vervangen door de zinsnede « de gerechtsdeurwaarder bij aangetekende zending in kennis stellen van de hem gedane voorstellen. Deze voorstellen dienen schriftelijk en op naam gesteld te zijn. ».
19 juli 2006.
Jan STEVERLYNCK. |
(1) Artikel 7 hypotheekwet : « Ieder die persoonlijk verbonden is, is gehouden zijn verbintenissen na te komen, onder verband van al zijn goederen, hetzij roerende, hetzij onroerende, zo tegenwoordige als toekomstige » en artikel 8 Hypotheekwet : « De goederen van de schuldenaar strekken tot gemeenschappelijke waarborg voor zijn schuldeisers, en de prijs ervan wordt onder hen naar evenredigheid van hun vordering verdeeld, tenzij er tussen de schuldeisers wettige redenen van voorrang bestaan.
(2) Beslagrechter Luik, 26 maart 1986, Jur. Liège, 1986, 502.
(3) Artikel 1408, § 2, Ger.W.
(4) Beslagrechter Antwerpen, 22 januari 1998, R.W., 1998-99, 22.
(5) Beslagrechter Antwerpen, 22 januari 1998, R.W., 1998-99, 22. Beslagrechter Turnhout, 22 oktober 1998, R.W., 1998-99, 1257 : een auto is onbeslagbaar, wanneer de beslagene aantoont dat zijn kind leukemiepatiënt is, en driemaal per week vervoerd moet worden voor behandeling in een ziekenhuis.
(6) Gedr. St. Kamer, 1990-91 nr. 1146/6, 23.
(7) Dirix, E. en Broeckx, K., A.P.R., Beslag, nr. 114.
(8) Beslagrechter Gent, 10 februari 1998, R.W., 1998-1999, 373.
(9) Luik, 5 juni 2003, JLMB 2003, afl. 39, 1722.