Vragen en Antwoorden

Belgische Senaat


Bulletin 1-67

ZITTING 1997-1998

Vragen van de Senatoren en antwoorden van de Ministers

(N.): Vraag gesteld in 't Nederlands - (Fr.): Vraag gesteld in 't Frans


Minister van Justitie

Vraag nr. 767 van de heer Anciaux d.d. 9 januari 1998 (N.) :
Onderzoek van het comité P betreffende de Bende-overval op het bedrijf Wittock-Van Landeghem.

In de analyse die twee professoren op verzoek van de tweede Bendecommissie hebben gemaakt van het onderzoek naar de Bende van Nijvel worden de verhalen die Humo in december 1995 publiceerde over de overval op het zeilmakerij-bedrijf Wittock-Van Landeghem in Temse, waarbij op 10 september 1983 een persoon vermoord werd en er zeven kogelvrije kevlar-vesten werden gestolen, afgedaan als « uit de lucht gegrepen » en bij de grote hoop « mythes en desinformatie » gezet. Daarbij baseerden deze twee professoren zich op een enquête die is uitgevoerd door het comité P. In haar editie van 18 november 1997 heeft Humo haar repliek waarbij we kunnen stellen dat er ernstige twijfels rijzen over « het sérieux » waarmee het comité P de mogelijke betrokkenheid van rijkswachters bij de Bende-overval in Temse heeft behandeld.

Destijds ging het parket van Dendermonde ervan uit dat het om een « inside-job » ging, waarbij iemand die wist dat de kevlar-vesten in die ijzeren kasten lagen, de overvallers had getipt. Destijds was er nog geen sprake dat het hier om rijkswachters kon gaan. In 1995 werd Humo gecontacteerd door een ex-werknemer van de weverij TIS, een dochteronderneming van Wittock-Van Landeghem, die stelde dat hij vóór de overval van de Bende verschillende keren rijkswachters op de werkvloer had ontmoet die vers geweven kevlar kwamen inspecteren. Deze getuigenis betekende dat ook de rijkswachters op de hoogte waren van de kevlar-activiteiten bij Wittock-Van Landeghem en dat deze dus de tipgevers van de Bende van Nijvel hadden kunnen zijn. Deze rijkswachtconnectie is echter nooit door het Dendermondse parket onderzocht geweest. Op basis van het Humo -verhaal werd het comité P de opdracht gegeven om deze versie van de feiten na te gaan.

De professoren baseren zich op het comité P-verslag om te komen tot de conclusie die stelt dat de Humo -verhalen « ... een aaneenrijging van losse uitspraken zijn, die onmogelijk op een coherente manier zijn samen te vatten ... Het bijzonder minutieuze onderzoek van de rijkswacht die voor rekening van het comité P de Humo -verhalen moest controleren, heeft aan het licht gebracht dat ­ waar het gaat om de contacten tussen de rijkswacht en de firma Wittock-Van Landeghem vóór 10 september 1983 in verband met kogelvrije vesten ­ het verhaal in Humo nagenoeg volledig uit de lucht is gegrepen. » Dit brengt de professoren tot de volgende conclusie : « Het verhaal van Humo dat er vóór september 1983 systematische en geheime contacten zouden hebben bestaan tussen de rijkswacht en de firma Wittock-Van Landeghem die in die maand werd overvallen is ongefundeerd. Dergelijke contacten zijn er niet geweest (...) »

De Humo -journalisten stellen hierover in het Bende-artikel van 18 november 1997 toch een aantal zeer pertinente vragen. Zo heeft de rijkswacht die voor rekening van het comité P de Humo -verhalen moest controleren nooit de Humo -getuige, de ex-werknemer van TIS, gesproken of verhoord niettegenstaande deze persoon nog steeds blijft vasthouden aan zijn verklaringen : « Ik druk erop : die rijkswachters zijn niet één keer, maar verschillende keren bij TIS geweest. » Na het verschijnen van het eerste Humo -artikel begin december 1995 stuurde een gewezen werknemer van Wittock-Van Landeghem Humo een brief die het verhaal van de man van TIS bevestigde, namelijk dat er vóór september 1983 wel degelijk contacten waren tussen het bedrijf en de rijkswacht en dit in verband met het ontwikkelen van kevlar-vesten. Deze getuigenis werd eveneens in Humo gepubliceerd. Deze persoon werd in mei 1996 wel door twee leden van het comité P verhoord waarbij hij het gevoel kreeg « dat ze waren gekomen om me uit het hoofd te praten dat er in het begin van de jaren tachtig al rijkswachters bij Wittock-Van Landeghem kwamen. Het is hun in elk geval niet gelukt. »

De rijkswacht van haar kant stelt dat ze pas in 1986 met Wittock-Van Landeghem is beginnen te werken aangezien toen een driejarig contract voor de aankoop van 7 270 kogelvrije vesten werd afgesloten met een consortium waarvan dit bedrijf deel uitmaakte. Dit laatste wordt door de ex-werknemer van Wittock-Van Landeghem ontkent aangezien hij slechts in de periode tussen september 1980 en augustus 1982 bij het bedrijf heeft gewerkt : « Hoe kan ik er dan in 1986 rijkswachters gezien hebben ? »

Humo heeft ondertussen nog twee andere getuigen opgespoord, eveneens gewezen werknemers van Wittock-Van Landeghem. Ook zij bevestigen de bewering als zou de rijkswacht reeds vóór september 1983 contact gehad hebben met het bedrijf en dit in het kader van de kevlar-vesten. Tot slot zijn er in het recente Humo -artikel nog een aantal uitspraken opgenomen van een gepensioneerde rijkswachtofficier, het toenmalig hoofd van het SIE, die er eveneens op wijzen dat er reeds contacten waren tussen de rijkswacht en Wittock-Van Landeghem. Een anonieme rijkswachter onderschrijft eveneens de beweringen van Humo en stelt dat de oorzaak van de halsstarrige ontkenning door de rijkswacht moet gezocht worden in de diefstal op 3 januari 1982 van zeer gesofisticeerde wapens bij het SIE. Deze diefstal, die laat vermoeden dat het om een inside-job ging, is nooit opgehelderd. Wel wijzen bepaalde personen met een beschuldigende vinger naar een voormalig BOB'er. Deze anonieme rijkswachter hierover : « Toen dus in september 1983 Wittock-Van Landeghem werd overvallen, brak er opnieuw paniek uit bij de generale staf, want een aantal rijkswachters had contacten met Wittock-Van Landeghem, uitgerekend in verband met de vesten die waren gestolen. »

Graag zou ik van de geachte minister een antwoord hebben verkregen over de volgende vragen :

1. Het comité P heeft nooit de ex-werknemer van TIS verhoord waarop het Humo -artikel in eerste instantie gebaseerd was. Ik zou dan ook dezelfde vraag willen stellen aan de geachte minister die de Humo -journalisten zich in hun artikel stellen : « Wat is de waarde van een onderzoek naar de verklaringen van een getuige waarbij die getuige zelf niet over zijn verklaringen wordt aangesproken ? »

2. Kan de geachte minister voor eens en voor altijd duidelijkheid verschaffen omtrent de datum vanaf dewelke de rijkswacht contact had met Wittock-Van Landeghem ? Was er reeds contact vóór september 1983 zoals vier ex-werknemers, een anonieme rijkswachter en de gewezen rijkswachtofficier beweren of is er pas contact geweest vanaf 1986 zoals door de rijkswacht wordt beweerd ?

3. De beide journalisten in Humo : « De manier waarop de Bende-professoren de affaire in Temse hebben behandeld, werpt een zware schaduw over hun werk. Het wordt nu de vraag of de rest van hun onderzoek net zo hard rammelt. » Wat is de reactie van de geachte minister op deze uitspraak ?

Réponse : Het behoort niet tot de bevoegdheid van de minister van Justitie om zich uit te spreken over dossiers waarvan het onderzoek nog aan de gang is.