1-105/1 | 1-105/1 |
18 SEPTEMBER 1995
Homeopathie (leer van de verdunde ziekteverwekkers als geneesmiddel) wordt recentelijk heel wat intenser besproken dan zulks in het verleden het geval was. Reden daarvoor is ongetwijfeld het oordeel van de Europese Raad dat duidelijkheid moet worden geschapen in de erkenning van homeopathische geneesmiddelen. Opvallend is alleszins dat niet langer uitsluitend allopathische (leer van de tegenwerkende geneesmiddelen) produkten als « geneesmiddel » worden omschreven. Dit vloeit uiteraard voort uit de vaststelling dat « de homeopathische geneeskunde in een aantal Lid-Staten officieel is erkend, terwijl zij in andere Lid-Staten slechts wordt getolereerd » (1).
De eenmaking van de Europese markt, en de erkenning van diploma's, afgeleverd in de verschillende Lid-Staten, zorgen ervoor dat ook ons land wordt geconfronteerd met het fenomeen van andere dan allopathische geneeswijzen. Daarbij mag het risico niet worden veronachtzaamd dat kwakzalvers zich zouden beroepen op het tolereren van hun activiteiten in sommige Lid-Staten, om erkenning in ons land afdwingbaar te achten.
Het onterecht uitoefenen van de geneeskunde moet te allen prijze worden voorkomen. Al te veel wordt nu reeds « geneeskracht » toegekend aan misbruikers van goedgelovigheid. Daardoor zetten mensen de eigen gezondheid, en die van hun kinderen of van de aan hen toevertrouwde personen, op het spel, vooral door niet tijdig over te schakelen op een geneeswijze die aangepast is aan het ziektebeeld. Het overschakelen van homeopathie op allopathie kan echter enkel worden toegestaan aan gevormde allopaten.
Homeopathie kan o.i. slechts worden toegepast door medici die een volledige allopathische opleiding volgden, en die daardoor de therapeutische effecten van de door hen voorgeschreven behandelingswijze kunnen evalueren. Waardoor homeopathie kan worden losgeweekt uit het eerder vage alternatieve gebeuren, en de toepassing ervan kan worden ontzegd aan degenen die geen volledige en specifieke opleiding voltooiden, opleiding die bevestigd kan worden met een diploma.
Tegelijk zou hiermee worden tegemoetgekomen aan de Europese bekommernis, die blijkt uit de richtlijnen ter erkenning en regulering van homeopathische geneesmiddelen, en van de opleiding tot huisarts. Zo is de volgende E.G.-bedenking, over de opleiding tot huisarts, ongetwijfeld op de beide geneeswijzen toepasselijk : « dat deze taak, die voor een belangrijk deel berust op zijn persoonlijke kennis van het milieu van zijn patiënten, bestaat uit het verstrekken van adviezen betreffende de preventie van ziekten en de bescherming van alle aspecten van de gezondheid van de individuele persoon, alsmede uit het verstrekken van de passende behandeling. » (2)
De bescherming van de bevolking tegen misbruiken in de geneeskunde moet steunen op overleg en dialoog. Dit vereist dat het onderzoek evenals de opleiding, in alle sectoren ook die van de homeopathie moet worden bevorderd.
| Wim VERREYCKEN. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, wordt aangevuld als volgt :
« Wordt eveneens beschouwd als onwettig beoefenaar van de geneeskunst, hij die zich beroept op kennis van de homeopathie, zonder te voldoen aan de specifieke opleidingsnormen, zoals omschreven in § 3 van dit artikel. »
Art. 3
Ditzelfde artikel 2 wordt aangevuld met een § 3, luidend als volgt :
« § 3. Niemand mag de homeopathie beoefenen, indien hij geen specifieke cursus « homeopathie » volgde, na succesrijk een volledige specifieke artsenopleiding te hebben voleindigd.
Deze cursus wordt bij volledig dagonderwijs ingericht in een universiteit, en moet minstens twee jaar duren.
Het volgen van een cursus, en het afleveren van een diploma « homeopathie » wordt onderworpen aan het voorafgaand bezit van een klassiek artsendiploma.
Na succesrijke voleindiging van de opleiding is de betrokkene gemachtigd de titel « homeopaat » te voeren.
Onverminderd het beginsel van de volledige dagopleiding, kan een deeltijdse specifieke opleiding tot homeopaat worden toegestaan, indien :
1º de totale duur van de opleiding niet korter is dan de volledige dagopleiding;
2º het weekrooster niet minder is dan 50 pct. van het weekrooster van de volledige dagopleiding;
3º de deeltijdse opleiding eveneens wordt verstrekt aan een universiteit en qua niveau gelijkstaat met de voltijdse opleiding.
Aan degenen die de opleiding met vrucht voltooiden, wordt een diploma uitgereikt. »
Art. 4
In het ministerieel besluit van 30 april 1993 betreffende de erkenning als huisarts, wordt een artikel 1bis ingevoegd, luidend als volgt :
« Artikel 1 bis. De erkenning als homeopaat wordt verleend aan degenen die een specifieke artsenopleiding volgden, aangevuld met een cursus homeopathie, volgens de regels vastgelegd in het koninklijk besluit nr. 78.
Zolang aan Belgische universiteiten geen Nederlandstalige, respectievelijk Franstalige en/of Duitstalige specifieke opleidingen inzake homeopathie worden aangeboden, wordt het de houders van een universitair artsendiploma, verworven in een der Europese Lid-Staten, toegestaan de aanvullende titel van « homeopaat » te voeren, in zover zij een aanvullende homeopathische opleiding kunnen aantonen.
De voorafgaande allopathische opleiding blijft onverkort vereist.
Wie een opleiding genoot in een andere Lid-Staat van de Gemeenschap, mag enkel gebruik maken van de titel, indien hij deze bij elke aanduiding of vermelding laat volgen door de naam en de plaats van de instelling die het gebruik van de titel toestond.
Om daarentegen de titel van « homeopaat » zonder aanvullingen te mogen voeren, blijft de aanvullende homeopatische opleiding aan een Belgische universiteit verplicht. »
Art. 5
Degenen die zich beroepen op kennis van homeopathie en reeds actief waren vóór de inwerkingtreding van deze wet, zijn gerechtigd tot het voeren van de titel « homeopaat », in zover zij beantwoorden aan het geheel van de volgende normen :
1º zij beschikken over een erkend artsendiploma, verworven na een volledige specifieke opleiding aan een universiteit in één der Europese Lid-Staten;
2º zij kunnen reeds vijf jaar ononderbroken activiteit als homeopaat aantonen ter staving waarvan gemeentelijke bewijsstukken vereist zijn;
3º tegen hun homeopathische activiteiten werd geen enkele gerechtelijke klacht genoteerd, waarop een veroordeling volgde.
| Wim VERREYCKEN. |
(1) Richtlijn 92/73/E.E.G. van de Raad, van 22 september 1992, tot uitbreiding van de richtlijnen 65/65/E.E.G. en 75/319/E.E.G., betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake geneesmiddelen en tot vaststelling van aanvullende bepalingen voor homeopathische geneesmiddelen.
(2) Richtlijn van de Europese Raad van 15 september 1986, inzake een specifieke opleiding in de huisartsgeneeskunde.