Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 6-407

van Alexander Miesen (MR) d.d. 28 januari 2015

aan de eerste minister

Samenwerkingsakkoord van 30 mei 2005 betreffende de meerwaardeneconomie - Duitstalige Gemeenschap - Financiering - Federale subsidies - Jaren 2009 tot 2014 - Vertraging - Oplossingen

herintreding
sociale integratie
sociale economie
werkloosheidsbestrijding
werkgelegenheidsbevordering
gewesten en gemeenschappen van België
samenwerkingsakkoord (Belgisch institutioneel kader)

Chronologie

28/1/2015Verzending vraag (Einde van de antwoordtermijn: 26/2/2015)
29/1/2015Intrekking vraag

Vraag nr. 6-407 d.d. 28 januari 2015 :

Als gevolg van de tenuitvoerlegging van de staatshervorming op1 juli 2014 is het tewerkstellingsbeleid, waarvan de tewerkstellingsprogramma's in het kader van de “sociale economie” deel uitmaken, geregionaliseerd. Bovendien beëindigt de staatshervorming het samenwerkingsakkoord van 30 mei 2005 tussen de federale overheid, het Vlaams, het Waals en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de meerwaardeneconomie, zoals gepreciseerd in de toelichting bij artikel 22 van het voorstel van bijzondere wet met betrekking tot de Zesde Staatshervorming (cf. Stuk Senaat nr. 5-2232/1 – 2012/2013, blz. 125).

Het genoemde akkoord, met de jaarlijkse avenanten, voorzag in financiële middelen die de federale Staat toekende aan de andere verdragsluitende partijen, waaronder de Duitstalige Gemeenschap, volgens een welbepaalde verdeelsleutel . Voor de Duitstalige Gemeenschap is dat een verdeelsleutel van 1,3% van de federale middelen die tot haar beschikking worden gesteld. De laatste jaren kreeg de Duitstalige Gemeenschap een jaarlijks bedrag van 206 105 euro.

In het verlengde van dit akkoord, dat werd beëindigd, voorziet artikel 58nonies van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap in recurrente financiële middelen vanaf het jaar 2015. Om dat bedrag te bepalen heeft de federale Staat ook rekening gehouden met de verdeelsleutel zoals die van toepassing was in het samenwerkingsakkoord.

De federale financiering voor deze bevoegdheid vanaf 2015 volstaat dus voor de Duitstalige Gemeenschap.

De ontbrekende subsidies voor de voorgaande jaren (van 2009 tot 2014) doen evenwel problemen rijzen.

Het jaar 2008 is het laatste jaar waarvoor de goedkeuringsprocedure van het avenant en de betaling van de federale subsidie plaatsvonden.

Deze enorme vertraging heeft verschillende redenen, waaronder:

- de bijzonder zware juridische procedure die bepaalt dat jaarlijkse avenanten moeten worden goedgekeurd door de betrokken regeringen en parlementen;

- de verschillende verkiezingen, vooral op het federale niveau;

- het feit dat de subsidies aan de Gewesten en aan de Duitstalige Gemeenschap worden gestort door slechts één betaling aan alle partners nadat de volledige procedure door alle verdragsluitende partijen is afgerond. Als gevolg daarvan worden de goede leerlingen (zoals de Duitstalige Gemeenschap) gestraft voor de vertragingen of de nalatigheid van één van de andere partners.

Als gevolg daarvan wordt de Duitstalige Gemeenschap vandaag geconfronteerd met een gecumuleerd niet-geïnd bedrag van 1 236 630 euro (206 105 euro per jaar voor de zes jaren)!

De medeondertekenende partijen zijn echter wel blijven investeren in de initiatieven van sociale economie overeenkomstig hun engagementen vervat in het samenwerkingsakkoord. Dat akkoord bepaalt bovendien dat voor elke euro die de federale Staat ten laste neemt, de verdragsluitende partij minstens een euro moet investeren in deze initiatieven.

De achterstallige subsidies worden geregeld door twee overgangsprotocollen.

Het gaat enerzijds om het overgangsprotocol voor de Programmatorische Federale Overheidsdienst ( POD) Maatschappelijke Integratie, waarvan artikel 7 bepaalt:“De aanhangsels voor de begrotingsjaren 2009 en 2010 bij het samenwerkingsakkoord van 30 mei 2005 tussen de federale Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de meerwaardeneconomie zullen door de federale Staat worden afgewikkeld voor zover er instemming wordt verleend over het aanhangsel door alle ondertekenende partijen door middel van een wet, een decreet of een ordonnantie, en dit plaatsvindt voor 1 juli 2014. ”(cf. het protocol van 15 mei 2014 tussen de Federale Staat enerzijds en het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Duitstalige Gemeenschap anderzijds betreffende de uitoefening van de geregionaliseerde bevoegdheden betreffende de tewerkstellingsmaatregelen en sociale economie).

Een dergelijke bepaling opnemen op 15 mei 2014, dus enkele dagen vóór de verkiezingen, goed wetende dat één van de ondertekenende Gewesten tot nu toe noch het avenant 2009 noch het avenant 2010 heeft ondertekend, laat op zijn minst twijfel rijzen over de wil om de middelen te verdelen die door de federale overheid in het vooruitzicht werden gesteld.

De genoemde bepaling heeft zelfs geen betrekking op de jaren 2011 tot 2014.

Anderzijds gaat het om het overgangsprotocol van de RVA dat deze aangelegenheid op een andere wijze regelt (cf. het protocol van 4 juni 2014 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, dat verbintenissen bevat betreffende de overdracht aan de Gemeenschappen en de Gewesten van bevoegdheden inzake het tewerkstellingsbeleid, die thans door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening worden uitgeoefend.

Artikel 39 van dat protocol bepaalt: dit artikel heeft betrekking op de cofinanciering van de sociale economie:

1° krachtens artikel 171 van de programmawet van 27 december 2004 is de RVA belast met de de betaling van de bedragen voor de cofinanciering bepaald in artikel 8 van het samenwerkingsakkoord van 4 juli 2000 tussen de Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de sociale economie en in de daaropvolgende samenwerkingsakkoorden; de betaling wordt verricht overeenkomstig de beslissingen van de Programmatorische Federale Overheidsdienst Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding, Sociale Economie en Grootstedenbeleid;

2° deze beslissingen mogen door de RVA nog tot uiterlijk 31 maart 2015 worden uitgevoerd via een betaling bijdrage sociale economie ten laste van de begroting van de RVA 2014;

3° na de boekhoudkundige afsluiting van de activiteit wordt het gecumuleerd saldo ter beschikking gesteld van de tak Globaal Beheer van de RSZ in de begroting van de RVA.

Het protocol van de RVA staat dus meer open voor betalingen ten gunste van de Gewesten en van de Duitstalige Gemeenschap.

In dat verband heb ik de volgende vragen:

Zou het, in het licht van het protocol van de RVA, niet mogelijk zijn:

1) de betalingen uit te voeren ten gunste van alle verdragsluitende partijen voor alle jaren, dus van 2009 tot 2014?

2) zo niet, tenminste de betalingen uit te voeren voor de jaren waarvoor de goedkeuringsprocedure is afgerond, namelijk voor 2009 en 2010, en voor de partijen die de parlementaire goedkeuringsprocedure van de betrokken avenanten hebben afgerond?