5-57COM | 5-57COM |
Mevrouw Inge Faes (N-VA). - Het Bureau voor juridische bijstand, BJB, wordt samengesteld door de Orde van advocaten van elk gerechtelijk arrondissement. Elke balie bepaalt zelf de praktische organisatie van het Bureau. Het BJB gaat onder andere na of een persoon die daartoe een aanvraag doet, in aanmerking komt om juridische bijstand te genieten. Het BJB organiseert ook de kosteloze juridische bijstand voor minvermogenden, waaraan elke advocaat-stagiair verplicht dient deel te nemen.
In strafzaken kan aan de balie van Antwerpen een pro-Deoadvocaat probleemloos worden opgevolgd door een betalend advocaat. De situatie is anders wanneer de opvolgende advocaat ook pro Deo wil werken. Dat laatste is alleen mogelijk als er tussen de eerste pro-Deoadvocaat en zijn cliënt onoverbrugbare verschillen of een vertrouwensbreuk zijn. Alleen dan is het BJB geneigd om een andere pro-Deoadvocaat aan te stellen.
Welke criteria het BJB gebruikt om deze onoverbrugbare verschillen vast te stellen en te definiëren, is mij evenwel onduidelijk. Ik heb weet van een geval waarin de eerste pro-Deoraadsman zijn cliënt niet in de gevangenis ging bezoeken en zelfs niet naar de raadkamer ging. Toch weigerde het BJB de vraag om een andere advocaat pro Deo te laten voortwerken. Tegen dergelijke beslissingen van het BJB is geen beroep mogelijk. Is deze gang van zaken ook niet in strijd met het recht om vrij een raadsman te kunnen kiezen?
Kan de minister mij uitleggen welke criteria het BJB hanteert om deze onoverbrugbare verschillen vast te stellen en te definiëren? Zijn de criteria dezelfde in elk gerechtelijk arrondissement?
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik ken de problematiek vrij goed en heb begrepen dat er sinds enige tijd nieuwe regels van toepassing zijn.
De vrije keuze van advocaat komt inderdaad in het gedrang. Ik heb als jonge pro-Deoadvocaat vroeger zelf vastgesteld dat het telkens dezelfde maffiose kliek van advocaten was die met de interessante zaken ging lopen en daarvoor onder andere op medewerking vanuit de gevangenissen kon rekenen. Ik begrijp dus het probleem van de opvolging van de pro-Deoadvocaten.
De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. - Uiteraard staat het elke rechtzoekende in principe vrij zijn raadsman te kiezen. Als de raadsman echter aangesteld wordt in het kader van de tweedelijnsbijstand, dan wijst uiteraard de voorzitter van het Bureau voor juridische bijstand de raadsman aan. Hij doet dat op basis van de specialiteit, lijsten en tabellen. Persoonlijk lijkt het me nuttig dat het bureau regelmatig van voorzitter wisselt. Hierdoor kan misschien al worden vermeden dat steeds dezelfde advocaten worden aangewezen.
Volgens het vademecum van de OVB kan de aangestelde advocaat maar in drie gevallen ontslag krijgen. `Op verzoek van de rechtzoekende of van de advocaat kan het Bureau voor juridische bijstand, na controle van de toekenningvoorwaarden, een andere advocaat aanwijzen wanneer de advocaat geschrapt is van de lijst door de Raad van de Orde (artikel 508/8, 2º van het Gerechtelijk Wetboek); er gegronde klachten zijn; er een gemis aan vertrouwen is.'
Op die basis beslist het BJB of het een andere advocaat aanwijst. De beslissing of een opvolging mag plaatsvinden ligt bij de BJB-voorzitter, die geval per geval nagaat of er een `gemis aan vertrouwen' is. Die regeling - die volledig betaald wordt door de overheid - probeert te vermijden dat om de haverklap en zonder enige reden van advocaat wordt veranderd, ten koste van de advocaten die bij het begin van de procedure geldig werden aangewezen en die prestaties hebben verricht ten koste van het overheidsbudget, dat per procedure punten toekent. Wie een bepaalde advocaat wil, kan dat in het begin van de aanvraag tot juridische bijstand melden. Op deze vraag wordt dan ingegaan. Een pro-Deoadvocaat hoeft niet noodzakelijk een jonge, beginnende advocaat te zijn. Ook aan ervaren advocaten kan worden gevraagd om pro Deo op te treden.
De regels zijn dus duidelijk. Ik zal de woorden van de heer Anciaux niet gebruiken, maar ook ik heb gehoord dat er filières bestaan. De mogelijkheden om hiertegen op te treden zijn, zeer beperkt. Uiteindelijk kiest de cliënt zijn advocaat. De balies hebben niet de bevoegdheid om na te gaan waar de cliënt de gegevens van die advocaat heeft gehaald en op welke manier hij is geïnformeerd over de kwaliteiten van de betrokken advocaat. Ik weet echter dat dit probleem bestaat. Ik heb hierover ook al gesproken met de vertegenwoordigers van de Orde van Vlaamse balies. Zij staan ook vrij machteloos hiertegenover.
Dit probleem zal nog toenemen nu naar aanleiding van de Salduzrechtspraak nieuwe regels werden ingevoerd. De kans is groot dat de advocaat die wordt opgeroepen om bij het eerste verhoor aanwezig te zijn, door het BJB zal worden aangewezen. Als het dossier interessant blijkt te zijn, zal een andere advocaat het overnemen. Ik heb de ordes van advocaten gevraagd ermee rekening te houden dat de ongezellige klusjes zullen moeten worden geklaard door `stagiairs-pizzakoeriers'. De ordes kunnen echter weinig doen. De motieven van de cliënt die een advocaat kiest, kunnen niet worden getoetst.
Mevrouw Inge Faes (N-VA). - De problematiek is inderdaad tweeërlei. Enerzijds bestaat het risico dat alle pro-Deozaken naar stagiairs worden doorgestuurd, die later worden opgevolgd door specialisten, die ik evenwel geen maffia-advocaten zal noemen. Anderzijds kunnen we niet ontkennen dat in het gevangeniswezen namen worden doorgegeven. Die personen worden natuurlijk sneller geraadpleegd, waarbij het naar mijn oordeel gaat om een soort van mondelinge reclame. Of dit al dan niet terecht is, is een andere discussie.
In het door mij aangehaalde geval heeft echter de eerst aangestelde pro-Deoadvocaat zijn cliënt niet bezocht in de gevangenis en is hij ook niet naar de raadkamer gegaan. Uiteindelijk werd een andere advocaat benaderd om de zaak, eveneens pro Deo, verder te behandelen. Het BJB oordeelde evenwel dat er geen vertrouwensbreuk noch gegronde klacht was.
Tegen de beslissing van de voorzitter van het BJB is geen beroep mogelijk. Ik had dan ook eerder een antwoord over dat facet van het probleem verwacht.
De minister antwoordde dat het, gelet op het budget, niet raadzaam is om de haverklap van advocaat te veranderen. Daar heb ik begrip voor in burgerlijke zaken. In dit soort van zaken moet een procedure worden afgehandeld; vroeger werd zo'n zaak nogal eens verdeeld tussen de eerste en de opvolgende advocaat. Voor strafzaken zijn de vergoedingen evenwel bijna per prestatie gekoppeld en zou het budget dus geen probleem mogen vormen.
De heer Stefaan De Clerck, minister van Justitie. - Ik zal de ordes op de hoogte brengen van die bekommering.