Dossier Senaat

Een andere Senaat ?

Suggesties van achttien grondwetsspecialisten

SEN-P10

Op 12 november 2001 gingen achttien grondwetsspecialisten in op de uitnodiging van Senaatsvoorzitter Armand De Decker om deel te nemen aan een vergadering van de commissie Institutionele aangelegenheden van de Senaat. De debatten werden gecoördineerd door professor Delpérée van de UCL die iedere deelnemer verzocht zijn ideeën over een hervorming van de Senaat naar voren te brengen.

Professor Eivind Smith, grondwetsspecialist van het Institute of Public and International Law te Oslo, werd uitgenodigd om de werking van het Noorse systeem toe te lichten. Eerste minister Guy Verhofstadt had naar het Noorse model verwezen als een mogelijke inspiratiebron voor de hervorming van het Belgische Parlement.

Op twee uitzonderingen na waren alle deskundigen voorstander van het behoud van een tweekamerstelsel.

Van meet af aan wees professor Alen erop dat " federalisme en bicameralisme in het algemeen samengaan. Uit de literatuur over het federalisme blijkt dat op basis van het participatiebeginsel een tweekamerstelsel inherent is aan een federale staatsstructuur. Opdat een tweekamerstelsel evenwel zou beantwoorden aan de vereisten van het participatiebeginsel, moeten de deelstaten qualitate qua vertegenwoordigd zijn in een van de twee kamers van het federale parlement."

Professor Uyttendaele onderstreepte dat in een federale Staat een tweede kamer een absolute noodzaak is: " de tweede kamer moet de uiting zijn van de federale democratie, terwijl de kamer van volksvertegenwoordigers de emanatie is van de volksdemocratie."

De Senaat moet het Parlement zijn

SEN-P11/2
Francis Delpérée, Senaatsvoorzitter Armand De Decker
en Eivind Smith

Alleen de professoren Vuye en Van Orshoven waren het niet eens met het standpunt van hun collega's dat een tweekamerstelsel noodzakelijk is. Professor Vuye deelde zonder enig voorbehoud de mening van de Eerste minister over de manier waarop de Senaat zijn rol speelt als ontmoetingsplaats tussen de deelgebieden. Professor Van Orshoven had ongetwijfeld het origineelste uitgangspunt. Hij stelde voor het tweekamerstelsel af te schaffen en van de Senaat de enige federale kamer te maken. Zijn betoog was duidelijk: "Daarbij spreekt het vanzelf dat het Parlement in een eenkamerstelsel de Senaat moet zijn. Een Kamer van volksvertegenwoordigers is maar relevant als tweede kamer. Ook in Rome bestond er geen kamer van volksvertegenwoordigers."

Een halfslachtige hervorming

De deskundigen spraken zich dan wel met een ruime meerderheid uit voor het behoud van de Senaat, toch hadden ze kritiek op de gebrekkige werking ervan, die ze aan de staatshervorming van 1993 toeschreven.

Professor Rimanque vatte de mening van zijn collega's goed samen:

"De hervorming van de Senaat van 1993 was op de twee belangrijkste punten, namelijk de samenstelling en de bevoegdheden, niet consistent. Het was een compromis waarin een duidelijke visie ontbrak."

De deelnemers hadden overigens veel aandacht voor de samenstelling en de bevoegdheden van de Senaat. Professor Lejeune onderstreepte: "Er moet een eenvoudig model komen, waarin de aan deze assemblee toegekende bevoegdheden haar samenstelling en de politieke rol die uit haar samenstelling voortvloeit, weerspiegelen."

Een diplomatieke Kamer

SEN-P12

Talrijke voorstellen hielden verband met de internationale rol die in de Grondwet voor de Senaat wordt voorbehouden.

Professor Delpérée vroeg zich bijvoorbeeld af of de kamers zich nog niet meer moeten specialiseren, zodat de Senaat een echte diplomatieke kamer wordt: "In plaats van de Senaat onder het toezicht van de Kamer van volksvertegenwoordigers te plaatsen, zou men hem specifieke taken kunnen toewijzen waarover hij de volledige bevoegdheid zou hebben. In dat kader zou de Kamer van volksvertegenwoordigers de wetgevende kamer bij uitstek zijn en tegelijkertijd ook de instelling die instaat voor de politieke en budgettaire controle. De Senaat zou de diplomatieke assemblee zijn, met activiteiten die minder op het binnenland en meer op het buitenland gericht zijn."

Professor Rimanque volgde dezelfde gedachtegang: "In geen enkele andere federale staat is de ratificatie van de belangrijkste verdragen afhankelijk van de afzonderlijke instemming van de deelgebieden van de federatie. Een echte Senaat die de gemeenschappen en gewesten vertegenwoordigt, kan voldoende legitimiteit bieden voor de instemming van de deelgebieden met deze gemengde verdragen."

Een soepele Senaat

Ook professor Velaers vond dat de samenstelling en de bevoegdheden van de Senaat op elkaar moeten worden afgestemd. Daarom moet de Senaat zijn samenstelling kunnen aanpassen: "Ik zou voorzien in een Senaat van 71 senatoren en in een uitgebreide Senaat van 173 senatoren. De Senaat van 71 senatoren zou nog slechts bestaan uit 41 rechtstreeks verkozen en 30 gecoöpteerde senatoren of uit 51 rechtstreeks gekozenen en 20 gecoöpteerden. Die Senaat zou nog alleen een reflectiekamer zijn die de bevoegdheden uitoefent zoals bepaald in de artikelen 75 en 78 van de Grondwet, namelijk het initiatiefrecht en het evocatierecht. Hij zou bovendien bevoegd zijn voor de wetten houdende instemming met verdragen. Voor de bevoegdheden die in artikel 77 van de Grondwet zijn opgenomen, is er nood aan een uitgebreide Senaat die uit 173 senatoren zou bestaan waarvan 71 rechtstreeks gekozen en 102 gecoöpteerde gemeenschapssenatoren, namelijk 50 Nederlandstaligen, 50 Franstaligen en 2 Duitstaligen.

Professor Dumont legde eveneens de nadruk op de specialisatie van de Senaat en onderstreepte het toenemende belang van de internationale betrekkingen: "Er wordt nog niet voldoende beseft dat de internationale betrekkingen de belangrijkste uitdaging inzake reflectie zullen worden. Er bestaat vandaag een tendens, die nog niet volledig kan worden beoordeeld, om de bevoegdheden van de Staat uit te hollen, met name ten voordele van de bevoegdheden van de Europese Unie. Het wordt tijd dat het tweekamerstelsel deze evolutie ten volle inschat."

Professor Delpérée vond dat de verkiezingen zo moeten worden geregeld "...dat men kan kiezen voor mannen en vrouwen die bereid zijn de initiatieven van de Belgische Staat op Europees en internationaal niveau te verdedigen."

Het Noorse model

Professor Eivind Smith kwam het Noorse model toelichten waarnaar de Eerste minister verwezen had. In Noorwegen wordt één kamer gekozen, de Storting, die zichzelf voor welbepaalde, duidelijk omschreven opdrachten in twee kamers verdeelt, de Odelsting en de Lagting. Volgens de Professor is het Noorse systeem verre van ideaal. Hij verklaarde zonder omwegen: "Het Noorse systeem moet vooral niet worden overgenomen !", en verduidelijkte zijn stelling als volgt: "De vergadering komt bijeen om vast te stellen dat het quorum is bereikt, maar dat er geen voorstellen ter stemming liggen. De wetten die in het Lagerhuis zijn goedgekeurd, worden in het Hogerhuis goedgekeurd met eenparigheid van stemmen. Dat is een zuivere formaliteit geworden, terwijl het Hogerhuis toch een echte reflectiekamer zou kunnen zijn.(...) Als men echter wil aanzetten tot bezinning over de vorm en de grond van de wet die moet worden aangenomen, is dit systeem heel slecht.(...) Het huidige Noorse systeem illustreert dus zeer goed dat de potentiële en reële pluspunten van het tweekamerstelsel slechts tot uiting kunnen komen als de tweede kamer is samengesteld volgens een andere logica dan de eerste. Ze moet dus een specifiek karakter hebben."

Beter twee assemblees

Senaatsvoorzitter Armand De Decker dankte de deskundigen voor de talrijke suggesties. Hij wees op de belangrijke rol die de Senaat in het verleden heeft gespeeld: "Uit de geschiedenis van de Senaat vanaf 1831 blijkt dat de belangrijkste wetten meestal uit de Senaat komen. Ze zijn de vrucht van de verbeelding en de politieke wil van de senatoren. (...) De vraag is of in de ene Kamer dezelfde inzet, dezelfde geesteshouding en zin voor initiatief voorhanden zullen zijn waaruit zulke creativiteit ontstaat."

Hij richtte een speciaal dankwoord tot professor Eivind Smith: "Ik dank de heer Smith, die heeft uitgelegd dat de tweede lezing in een eenkamerstelsel niet noodzakelijk het universele wondermiddel is. De heer Smith is een Noor en het zou misschien nuttig zijn om ook de Zweden eens te polsen. Tijdens mijn laatste bezoek aan het Zweedse parlement hoorde ik dat eraan werd gedacht in Zweden opnieuw een senaat op te richten."

Verslag


 
Texte français << ^ >>

Opmerkingen voor de webmaster