Euthanasie

Krachtlijnen van de twee wetteksten

Euthanasie

Het wetsvoorstel dat op 25 oktober 2001 door de plenaire vergadering van de Senaat werd goedgekeurd, bepaalt dat de arts die de wettelijke voorschriften naleeft bij het toepassen van euthanasie, geen misdrijf pleegt. Euthanasie staat voor het opzettelijke levensbeëindigend handelen van een arts op verzoek van de patiënt.

Euthanasie kan enkel bij meerderjarigen die handelingsbekwaam en bewust zijn op het ogenblik van het verzoek. Het verzoek dient vrijwillig, overwogen en herhaald te zijn en de patiënt moet zich in een medisch uitzichtloze toestand van aanhoudend en ondraaglijk fysiek of psychisch lijden bevinden.

De arts moet een aantal voorwaarden en procedures naleven. De arts dient de patiënt in te lichten over zijn gezondheidstoestand en zijn levensverwachting. Hij moet met hem overleg plegen over het verzoek tot euthanasie en de nog resterende therapeutische mogelijkheden, inclusief de palliatieve zorg, bespreken. De arts moet bovendien zekerheid hebben over het aanhoudende lijden en een andere arts raadplegen. Hij moet desgevallend ook het verzoek van de patiënt bespreken met het verplegende team en de naasten die de patiënt aanwijst. Indien de patiënt niet terminaal ziek is, moet de arts nog een tweede arts raadplegen die psychiater is of specialist in de aandoening in kwestie. Tussen het verzoek en het euthanaserende handelen dient een maand te verlopen.

Het wetsvoorstel voorziet erin dat iedereen een schriftelijke wilsverklaring kan opstellen waarbij hij of zij te kennen geeft dat een arts euthanasie toepast indien hij/zij lijdt aan een ernstige en ongeneeslijke ziekte, zelf niet meer bij bewustzijn is en de toestand onomkeerbaar is. De wilsverklaring moet worden opgesteld ten overstaan van twee volwassen getuigen, van wie minstens één geen materieel belang heeft bij het overlijden van de patiënt. In de verklaring kan ook een vertrouwenspersoon worden aangeduid. Die wilsverklaring kan steeds herroepen worden.

De arts moet binnen vier dagen na het toepassen van euthanasie het registratiedocument meedelen aan de federale controle- en evaluatiecommissie. Het document bestaat uit twee delen. Een eerste deel met onder meer de persoonlijke gegevens van patiënt en arts wordt door deze laatste verzegeld en door de commissie slechts geopend bij twijfel over het niet naleven van de wettelijke voorschriften. Het tweede deel bevat gedepersonaliseerde gegevens op grond waarvan de commissie moet nagaan of de toepassing van de euthanasie volgens de regels is verlopen. Indien twee derden van de leden van de commissie oordeelt dat de voorwaarden van de wet niet zijn nageleefd, wordt het dossier aan het parket overgemaakt.

De controle- en evaluatiecommissie telt 16 leden, van wie de helft artsen, vier hoogleraren in de rechten of advocaten, en nog eens vier vertegenwoordigers van kringen die belast zijn met de problematiek van ongeneeslijk zieke patiënten.

Het wetsvoorstel bepaalt uitdrukkelijk dat een arts niet kan gedwongen worden euthanasie toe te passen. De persoon die overlijdt ten gevolge van euthanasie wordt geacht een natuurlijke dood te zijn gestorven. Dat geldt tevens voor verzekeringsovereenkomsten.

Palliatieve zorg

Het wetsontwerp over palliatieve zorg geeft elke patiënt het recht op palliatieve zorg bij de begeleiding van het levenseinde. Het aanbod van palliatieve zorg moet verbeteren. De ministers van Sociale zaken en Volksgezondheid leggen het Parlement jaarlijks een voortgangsrapport terzake voor. Iedere patiënt heeft recht op informatie over zijn gezondheidstoestand en de mogelijkheden van de palliatieve zorg.

Het wetsontwerp schrijft tevens de palliatieve zorg in in het koninklijk besluit van 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunde.

wetgevingsdossiers 2-10 en 2-246


Texte français << ^ >>

Opmerkingen voor de webmaster