GR 35

Belgische Senaat
Gewone Zitting 2001-2002
Parlementaire
onderzoekscommissie
«Grote Meren»

Hoorzittingen
Vrijdag 5 juli 2002
Ochtendvergadering
Verslag

GR 35

Sénat de Belgique
Session ordinaire 2001-2002
Commission d'enquête
parlementaire
«Grands Lacs»

Auditions
Vendredi 5 juillet 2002
Réunion du matin
Compte rendu

  

Hoorzitting met de heer Georges Berghezan, wetenschappelijk onderzoeker bij het Grip voor Afrika en de wapentransporten

Audition de M. Georges Berghezan, chargé de recherche au Grip pour l'Afrique et les transports d'armes

(Voorzitter: de heer André Geens)

(Présidence de M. André Geens)

De heer Georges Berghezan. - In mijn uiteenzetting zal ik proberen een overzicht te geven van de wapentransfers ten behoeve van de oorlog in Congo, meer bepaald van de wapenaankopen door de regering van de DRC en zijn medestanders, en ook door zijn Congolese en vreemde tegenstanders, tijdens de periode 1998-2002. Mijn uiteenzetting is een samenvatting van een studie die enkele weken geleden is voltooid en die binnenkort zal worden gepubliceerd in een uitgave van het Grip. Ik zal ook informatie geven over de rol van België en van Belgische onderdanen in de wapensmokkel naar de regio, en ik zal mijn uiteenzetting beëindigen met de aanbevelingen van het Grip om het herstel van de vrede en de strijd tegen de wapenhandel te bevorderen.
We zullen eerst een blik werpen op de tabel met de cijfers van de strijdkrachten, de wapeninvoer en de militaire uitgaven van de landen die betrokken zijn bij de oorlog in de DRC.
Wat het aantal militairen betreft, is Angola de grootste macht. Dat zien we in de tabel van de militaire uitgaven en de wapeninvoer van dat land. Angola heeft evenwel slechts een klein aantal soldaten in de DRC, ongeveer 3000, dus veel minder dan Rwanda, dat er meer dan 25.000 heeft. Angola heeft ook troepen in de republiek Congo-(Brazzaville).
De cijfers over de wapeninvoer slaan enkel op conventionele wapens, dat wil zeggen zware wapens. Die zijn veel duurder dan lichte wapens. Ze kunnen worden geschat op 80 tot 90% van de totale wapeninvoer. Die cijfers komen van SIPRI.
Tot 1997 gaf het Amerikaanse State Department ook cijfers over de wapeninvoer. Die cijfers waren over het algemeen veel hoger dan die van SIPRI. Er moet dus voorbehoud worden gemaakt ten aanzien van deze cijfers.
We beschikken niet over recente cijfers; de meeste statistieken gaan tot 1999 of 2000.
Deze tabel geeft ook een idee van de omvang van de betrokkenheid van die landen in de DRC.
Wat het aantal vreemde soldaten betreft, komen de Rwandezen op de eerste plaats; daarna komen de Zimbabwanen en de Ugandezen met ongeveer 10.000 manschappen, daarna de Angolezen. Er is nooit een betrouwbare schatting geweest van de Burundese aanwezigheid: het gaat misschien om 2000 man. Namibië werd niet opgenomen omdat dat land op dit ogenblik slechts een honderdtal manschappen in Congo heeft.

M. Georges Berghezan. - Au cours de mon exposé, j'essaierai de vous donner un aperçu des transferts d'armes alimentant la guerre du Congo, c'est-à-dire les acquisitions d'armes faites par le gouvernement de RDC et ses alliés, ainsi que par ses adversaires, congolais et étrangers, durant la période 1998-2002. Cet exposé est un résumé d'une étude achevée il y a quelques semaines et devant être prochainement publiée dans un livre du GRIP. J'ajouterai quelques éléments d'information sur le rôle de la Belgique et de ressortissants belges dans les trafics d'armes vers la région, et terminerai par des recommandations du GRIP pour favoriser le retour à la paix et la lutte contre le trafic d'armes.
Tout d'abord, je vous invite à jeter un coup d'œil sur le tableau reprenant les effectifs des forces, les importations d'armes et les dépenses militaires des pays impliqués dans la guerre de RDC.

Données statistiques sur les forces armées, importations d'armes et dépenses militaires des états impliqués dans la guerre de RDC

Compilation : GRIP, juillet 2002

 

Effectifs

dont en RDC

Import. armes 1

Dépenses mil.

 

(PNUD, 1999)

(ONU, 2001)

(SIPRI, 1999)

(SIPRI, 1999)

RDC

 56.000 hommes

    -     

 72 M USD

    ?        

Angola

113.000 hommes

   3.000 2

134 M USD

2.418   M USD

Zimbabwe

 39.000 hommes

  10.000  

 23 M USD

  213   M USD

Burundi

 40.000 hommes

    ?     

    ?    

   61,6 M USD

Ouganda

 40.000 hommes

  10.000 3

 31 M USD

  154   M USD

Rwanda

 47.000 hommes

> 25.000  

 41 M USD

   88,6 M USD


Au niveau des effectifs militaires, la principale puissance de la région est l'Angola. Cela se retrouve dans les dépenses militaires et les importations d'armes de ce pays. Mais l'Angola n'a qu'un petit nombre de soldats en RDC, environ 3.000, c'est-à-dire beaucoup moins que le Rwanda qui en a plus de 25.000. L'Angola a également des troupes en République du Congo-(Brazzaville).
Concernant l'importation d'armes, il s'agit uniquement d'armes conventionnelles, c'est-à-dire des armes lourdes. Celles-ci coûtent beaucoup plus cher que les armes légères. On peut estimer que cela représente 80 à 90% du total des importations d'armes.
La source est dans ce cas le SIPRI
Jusqu'à 1997, le Département d'État américain donnait également des chiffres sur les importations d'armes. Ces chiffres étaient en général beaucoup plus élevés que ceux du SIPRI. Les statistiques en ce domaine doivent donc être prises avec les plus grandes réserves.
En outre, on ne dispose pas de chiffres récents, les statistiques s'arrêtent généralement en 1999 ou 2000.
Ce tableau donne aussi une idée de l'ordre de grandeur de l'implication de ces pays en RDC.
Au niveau du nombre de soldats étrangers, les Rwandais sont les plus nombreux ; viennent ensuite les Zimbabwéens et les Ougandais avec environ 10.000 hommes ; les Angolais ensuite. Pour la présence burundaise, il n'y a jamais eu d'estimation fiable : il s'agit peut-être de 2.000 hommes. La Namibie n'a pas été inclue car elle n'a plus qu'une centaine d'hommes au Congo à l'heure actuelle.

De heer Michiel Maertens (AGALEV). - Zoals de spreker zei, zijn de cijfers over de effectieven betwistbaar. Ik heb hier een nieuw rapport van de International Crisis Group. Daarin wordt gezegd dat het in het geval van Burundi om 60.000 soldaten gaat, terwijl voor Rwanda de schatting zeer twijfelachtig is. Er zijn er 85.000 geregistreerd en sommigen spreken zelfs van 135.000. Graag vernam ik waarop deze cijfers zijn gebaseerd. Als we voor Rwanda cijfers kennen die driemaal zo hoog zijn als deze die hier worden vermeld, willen we weten hoeveel soldaten er in de realiteit aanwezig zijn.

M. Michiel Maertens (AGALEV). - Comme l'a dit l'orateur, les chiffres des effectifs sont contestables. Je dispose du dernier rapport de l'International Crisis Group où l'on parle d'environ 60.000 soldats dans le cas du Burundi, tandis que pour le Rwanda les estimations sont fortement sujettes à caution. On parle de 85.000, voire de 135.000 soldats enregistrés. Sur quoi se basent ces estimations ? Nous disposons de chiffres trois fois supérieurs à ceux-ci pour le Rwanda. Combien y a-t-il de soldats en réalité ?

De heer Georges Berghezan. - Om te beginnen dateren de cijfers uit 1999, en bovendien zou Rwanda grote rekruteringscampagnes hebben gehouden. Het legercontingent zou de laatste jaren zijn toegenomen, in het bijzonder door de opname van Hutusoldaten. Dat werd me in ieder geval in Congo gezegd. Het is goed mogelijk dat het aantal soldaten in het Rwandese leger sindsdien sterk is toegenomen, evenals het aantal soldaten in de DRC, dat niet precies bekend is. De VN schat het aantal op ten minste 25.000 man maar dat kan meer zijn. Ik heb cijfers gehoord tot 40.000.
Ik denk op uw vraag te hebben geantwoord.
Alvorens tot de kern van de zaak te komen, kunnen we ons vragen stellen over de legaliteit van de wapentransporten naar de vele actoren die betrokken zijn bij de oorlog in Congo.
Allereerst stellen we vast dat enkel het Angolese UNITA en de Rwandese Huturebellen onder het wapenembargo van de Veiligheidsraad van de VN vallen. De wapenleveringen aan de andere partijen zijn dus geen inbreuk op het internationaal recht. Evenwel is Zaïre-Congo sinds jaren onderworpen aan een embargo van de Europese Unie. Daarenboven wordt er in het derde criterium van de gedragscode van de Europese Unie, hoewel die niet dwingend is, bij de lidstaten sterk op aangedrongen om geen wapens te leveren naar die regio: "De lidstaten staan geen uitvoer van materieel toe waardoor gewapende conflicten worden uitgelokt of verlengd dan wel bestaande spanningen of conflicten in het land van eindbestemming verergerd."
Ook verschillende kandidaat-lidstaten van de Europese Unie hebben er zich toe verbonden die code na te leven.
Ik kom tot de wapentransfers naar de actoren die betrokken zijn bij het conflict in de DRC. Ik begin bij de regering Kinshasa en haar aanhangers.
De meeste wapenleveringen aan de DRC komen van Zimbabwe, waarvan de president, Robert Mugabe, een verwant was van Laurent-Désiré Kabila en financiële belangen heeft in het land. Toen de rebellie losbarste, bevestigde de Zimbabwaanse leider dat hij wapens zou leveren aan Kinshasa per vliegtuig. Volgens Amerikaanse bronnen zou Zimbabwe, sinds het begin van het conflict in 1998, voor meer dan 90 miljoen dollar wapens geleverd hebben aan het Congolese leger.
Namibië, dat van september 1998 tot augustus 2001 ongeveer 2000 soldaten in de DRC had, heeft eveneens wapens geleverd aan de Congolese strijdmacht - Forces armées congolaises, FAC. Aldus werden in twee vliegtuigen van de DRC in augustus 1998 21 ton wapens geladen op de luchtmachtbasis Grootfontein die als leveringsbasis diende voor het Namibische leger aan de DRC. Windhoek sprak die informatie tegen.
Voorts heeft Zuid-Afrika in september 1998 voor 324.000 dollar aan militaire uitrusting aan de DRC verkocht. Daaronder bevonden zich vijf Casspir- pantservoertuigen. De maand ervoor had Pretoria beslist om de verkoop te verbieden van zogenaamde dodelijke wapens aan alle landen die betrokken waren bij het conflict in de DRC. Pretoria lijkt die beslissing min of meer na te leven. Een tijdje later zouden ook negen legerhelikopters van onbekende oorsprong bij de FAC zijn gekomen en wapens en munitie zouden rechtstreeks geleverd zijn aan Lubumbashi. Begin '99 zouden 200 met mitrailleurs uitgeruste motorboten aangekocht zijn door Kinshasa. Waarnemers zien er nog steeds nieuwe wapens aankomen.

M. Georges Berghezan. - D'abord, les chiffres datent de l'année 1999 et, concernant le Rwanda, il semblerait qu'il y ait eu de grosses campagnes de recrutement et que le contingent de l'armée ait pris de l'ampleur ces dernières années, notamment par l'incorporation de soldats hutus. C'est en tout cas ce qu'on m'a dit au Congo. Il est fort possible que le nombre d'hommes de l'armée rwandaise ait fortement augmenté depuis lors, de même que le nombre de soldats en RDC, que l'on ne connaît pas avec précision. L'ONU l'estime à un minimum de 25.000 hommes mais cela pourrait être supérieur. J'ai entendu des chiffres allant jusqu'à 40.000.
Je suppose avoir répondu à votre question.
Avant d'en venir au vif du sujet, on peut d'abord s'interroger sur la légalité des transferts d'armes vers les nombreux acteurs impliqués dans la guerre du Congo.
Tout d'abord, nous constatons que, parmi eux, il n'y a que l'UNITA angolaise et les insurgés hutus-rwandais qui sont soumis à un embargo sur les armes imposé par le Conseil de sécurité de l'ONU. Les livraisons d'armes aux autres parties ne constituent donc pas des violations du droit international. Cependant, le Zaïre-Congo est depuis de nombreuses années soumis à un embargo par l'Union européenne. De plus, le Code de conduite de l'Union européenne, bien que non contraignant, invite fermement les États membres à ne pas exporter d'armes dans cette région, notamment par le biais de son troisième critère qui prévoit que, je cite : « Les États membres n'autoriseront pas les exportations susceptibles de provoquer ou de prolonger les conflits armés ou d'aggraver des tensions ou des conflits existant dans le pays de destination finale ».
Signalons aussi que les nombreux pays candidats à l'Union européenne se sont engagés à respecter ce code.
J'en viens aux transferts d'armes vers les acteurs impliqués dans le conflit du RDC en commençant par le camp et le gouvernement de Kinshasa.
La plupart des livraisons d'armes à la RDC proviennent du Zimbabwe dont le président, Robert Mugabe, était un proche de Laurent-Désiré Kabila et garde des intérêts financiers dans le pays 4. Dès que la rébellion a éclaté, le dirigeant zimbabwéen a confirmé qu'il livrait des armes à Kinshasa par la voie aérienne 5. De source officielle américaine, on avance que, dès le début du conflit en 1998, le Zimbabwe a livré à l'armée congolaise pour plus de 90 millions de dollars d'armement 6.
La Namibie qui a maintenu en RDC environ 2000 soldats de septembre 1998 à août 2001 7 a également approvisionné les Forces armées congolaises - FAC. Ainsi, deux avions de RDC ont embarqué en août 1998 21 tonnes d'armes sur la base aérienne de Grootfontein 8 qui a servi de base d'approvisionnement pour l'armée namibienne en RDC 9. Windhoek a démenti ces informations 10.
Par ailleurs, l'Afrique du sud a vendu à la RDC en septembre 1998 pour 324.000 dollars d'équipement militaire comprenant cinq transporteurs de troupes blindés Casspir. Le mois précédent, Pretoria décidait de bannir les ventes d'armes dites létales à tous les pays impliqués par le conflit en RDC 11 et semble plus ou moins respecter cette décision. Un peu plus tard, neuf hélicoptères armés d'origine indéterminée auraient également étoffé l'arsenal des FAC et des armes et des munitions auraient été directement livrées à Lubumbashi 12. Au début 99, 200 vedettes dotées de mitrailleuses auraient été achetées par Kinshasa 13 où les observateurs ont continué à remarquer l'arrivée de nouveaux armements 14.

In februari 1999 kondigde de openbare TV-omroep van de DRC aan dat de regering een lot tanks, kanonnen en artilleriebatterijen had ontvangen, zonder er de oorsprong van bekend te maken. Voorts zouden tonnen wapens zijn geleverd door Libië en vervoerd door Ilyushins, via de basis van Abeche in Tsjaad, waar zich Franse militairen bevinden. Tsjaad heeft ongeveer 2000 manschappen gestuurd als steun voor Kinshasa in de Evenaarsprovincie, waar ze vochten tegen de rebellen van de MLC. Die troepen hebben zich teruggetrokken in mei-juni 1999 ten gevolge van het akkoord van Syrte, gesloten tussen de presidenten Kabila en Museveni in Libië.
In Rwandese en Ugandese bronnen werd de DRC ervan beschuldigd twee ladingen wapens te hebben gekocht van China, India en een niet nader genoemd Arabisch land, evenals zes omgebouwde MiG 21-jachtvliegtuigen.
Officiële bronnen in Kinshasa hebben het bestaan bevestigd van een contract van miljoenen dollars voor de levering van militair materieel door de Chinese regering aan de DRC. In ruil zou een mijnconcessie in co-ondernemerschap zijn verleend aan een Chinese maatschappij en een semi-openbaar Congolees bedrijf.
De DRC heeft ook, voor vijf miljoen dollar, tien Sukhoi-jachtvliegtuigen aangekocht van Georgië, waarschijnlijk tweedehands. Ze werden geleverd eind 1999 en begin 2000.
In mei 2000 trachtte het Belgische bedrijf Demavia drie Alouette-helikopters uit Frankrijk uit te voeren en een groter toestel uit Groot-Brittannië, officieel bestemd voor de Congolese burgermaatschappij Air Katanga. De levering werd tegengehouden op de luchthaven van Oostende.
Ten gevolge van de opschudding veroorzaakt door die zaak, heeft het bedrijf zelf verzaakt aan de export van de toestellen naar Congo en heeft het toestemming gevraagd om ze over te brengen naar Groot-Brittannië.
Het monopolie op de verkoop van diamanten dat Kinshasa in 2000 heeft verleend aan de Israëlische maatschappij International Diamond Industries - IDI - zou, volgens de VN, door verschillende motieven zijn ingegeven: vlug vers geld vinden om onder meer wapens aan te kopen, de steun van militaire instructeurs krijgen, toegang krijgen tot wapens en inlichtingen verkrijgen van Israël, gezien de speciale banden van Dan Gertler, directeur van IDI, met bepaalde Israëlische generaals.
De transactie zou niet de verhoopte vruchten hebben afgeworpen: er zouden slechts drie van de verwachte 20 miljoen dollar gestort zijn aan Kinshasa en er zou niets van militair materieel zijn geleverd. Het monopolie heeft bovendien voor een enorme stijging van de diamantsmokkel gezorgd. Het is in elkaar gestort kort na de dood van Laurent-Désiré Kabila.
Tengevolge van de aanval op het westen van de DRC door Rwandese commando's die zich hadden aangesloten bij de mobutisten die ze pas hadden bevrijd uit de gevangenis van de basis van Kitona, leken de Angolese troepen bij de herinname van de stuwdam van de Inga gesteund door huursoldaten van het Zuid-Afrikaanse bedrijf Executive Outcomes.
Executive Outcomes,dat werkte voor de Angolese regering om zijn economische belangen te beschermen, zou banden gehad hebben met Kinshasa via een contract, hetgeen de aanwezigheid verklaart van tientallen Zuid-Afrikanen in die periode en van een honderdtal Franstalige blanke soldaten in Lubumbashi.
Voorts stelde de openbare TV-omroep van Kinshasa in april 2000 leden van de tiende speciale infanteriebrigade van de FAC voor, opgeleid door Noord-Koreaanse instructeurs, van wie de kijkers sommigen hebben gezien.

En février 1999, la télévision publique de RDC annonçait que le gouvernement avait reçu un lot de tanks, canons et batteries d'artillerie sans en révéler la source 15. En outre, des tonnes d'armes auraient été fournies par la Libye et transportées par des Ilyushin ayant transité par la base d'Abeche au Tchad où sont déployés des militaires français 16. Notons que le Tchad a envoyé environ 2000 hommes en soutien à Kinshasa dans la province de l'Équateur où elle combattait les rebelles du MLC. Ces troupes se sont retirées en mai-juin 1999 à la suite de l'accord de Syrte, conclu en avril 1999 en Libye entre les présidents Kabila et Museveni 17.
De source rwandaise ou ougandaise, on a accusé la RDC d'avoir acquis deux cargaisons d'armes de Chine, d'Inde et d'un pays arabe non identifié, ainsi que six chasseurs MiG 21 modifiés 18.
Des sources officielles à Kinshasa ont confirmé l'existence d'un contrat de plusieurs millions de dollars portant sur la livraison de matériel militaire par le gouvernement chinois à la RDC. En échange, une concession minière aurait été accordée en co-entreprise à une société chinoise et une entreprise semi-publique congolaise 19.
La RDC a également acheté pour cinq millions de dollars dix chasseurs Sukhoi, probablement de seconde main, à la Géorgie, livrés fin 1999 et début 2000 20.
En mai 2000, une tentative d'exportation par la firme belge Demavia de trois hélicoptères Alouette en provenance de France et d'un appareil plus gros en provenance de Grande-Bretagne, officiellement destinés à la Compagnie civile congolaise Air Katanga, a été bloquée à l'aéroport d'Ostende 21.
À la suite des remous causés par cette affaire, la firme a elle-même renoncé à exporter les appareils vers le Congo et a demandé d'autoriser leur transfert vers la Grande-Bretagne 22.
Le monopole de la vente de diamants accordé en 2000 par Kinshasa à la société israélienne International Diamond Industries - IDI - aurait eu, selon l'ONU, une double motivation : se procurer rapidement de l'argent frais pour, notamment, acheter des armes, et avoir l'appui d'instructeurs militaires, avoir accès à des armements et aux renseignements israéliens étant donné les liens spéciaux de Dan Gertler, le directeur d'IDI, avec certains généraux israéliens.
La transaction n'aurait pas produit les fruits escomptés : seuls trois millions de dollars sur les 20 millions attendus auraient été versés à Kinshasa et aucun matériel militaire n'aurait été livré 23. Le monopole a, en outre, entraîné une sérieuse augmentation de la contrebande de diamants et il a été cassé peu après la mort de Laurent-Désiré Kabila.
Signalons aussi qu'à la suite à l'attaque sur l'ouest de la RDC menée en août 1998 par des commandos rwandais alliés aux mobutistes qu'ils venaient de libérer de la prison de la base de Kitona, les troupes angolaises semblent avoir été épaulées dans l'épisode de la reprise du barrage d'Inga par des mercenaires de la firme sud-africaine Executive Outcomes.
Travaillant pour le gouvernement angolais afin de protéger ses intérêts économiques, Executive Outcomes aurait été liée à Kinshasa par un contrat, ce qui expliquerait la présence à la même époque de dizaines de Sud-Africains et d'une centaine de soldats blancs francophones dans la cité de Lubumbashi 24.
Par ailleurs, la télévision publique de Kinshasa a présenté, en avril 2000, des membres de la dixième brigade d'infanterie spéciale des FAC formés par des instructeurs nord-coréens dont certains ont été vus par les téléspectateurs 25.

De heer Marcel Colla (SP.A). - Kan u ons uw informatiebronnen meedelen, meer bepaald over de wapeninvoer of -uitvoer naar de DRC? Gaat het om krantenartikels, persoonlijk onderzoek, enzovoort?

M. Marcel Colla (SP.A). - Pouvez-vous indiquer vos sources chaque fois que vous faites état d'informations, notamment en matière d'importations d'armes ou d'exportations vers la RDC - articles de presse, recherches personnelles, etc. ?

De heer Georges Berghezan. - Het zijn openbare bronnen.

M. Georges Berghezan. - Il s'agit surtout de sources publiques.

De heer Marcel Colla (SP.A). - Wij kunnen ons niet op geruchten baseren: het zou interessant zijn dat u uw bronnen vermeldt in de loop van uw uiteenzetting.

M. Marcel Colla (SP.A). - Nous ne pouvons nous baser sur des rumeurs : il serait intéressant que vous mentionniez vos sources au fur et à mesure de votre exposé.

De heer Georges Berghezan. - Dat zal wel veel tijd in beslag nemen. Ik heb de bronnen vermeld in de voetnoten. Er zijn er ongeveer 200... Op de televisie van Kinshasa kon iedereen zien wat ik daarnet over de Noord-Koreanen heb gezegd en AFP heeft het bericht overgenomen. Soms meld ik de bron volgens de VN, zonder nader te preciseren.

M. Georges Berghezan. - Oui mais cela va ralentir considérablement mon exposé. J'ai indiqué les sources en notes de bas de page. Il y en a à peu près 200... On a pu voir à la télévision de Kinshasa ce que je viens de dire à propos des Nord-Coréens, et l'AFP a repris la nouvelle. Parfois, je mentionne qu'il s'agit de l'ONU, sans préciser.

De heer Marcel Colla (SP.A). - We moeten minstens een document krijgen waarin u uw bronnen nader omschrijft.

M. Marcel Colla (SP.A). - Il faudrait au moins que vous nous remettiez un document précisant vos sources.

De heer Georges Berghezan. - Ik kan u de tekst of de studie van het Grip overhandigen, waar alle bronnen zijn vermeld onderaan de bladzijde. Het gaat vooral om de pers, internetsites, veel VN-rapporten, rapporten van andere organisaties, en soms om getuigenissen van mensen die in de regio wonen.

M. Georges Berghezan. - Je peux vous remettre le texte de l'exposé ou l'étude faite par le GRIP, où toutes les sources sont indiquées en notes de bas de page. En gros, c'est la presse, ce sont des sites Internet, des rapports de l'ONU - beaucoup -, des rapports d'autres organisations et, dans certains cas, des témoignages de personnes vivant dans la région.

De heer Michiel Maertens (AGALEV). - In het document wordt voor Rwanda voor het jaar 1999 gesproken over een bruto nationaal product per persoon van 885 dollar. Ik ken cijfers die nog niet het derde daarvan bedragen. Die gegevens moeten toch algemeen bekend zijn. Ik stel mij vragen over de bronnen die hier worden gebruikt.

M. Michiel Maertens (AGALEV). - Le document fait état, pour le Rwanda, d'un produit national brut de 885 dollars par tête d'habitant en 1999. Je connais, pour ce PNB, une estimation qui n'atteint pas le tiers de ce montant. Ces chiffres doivent pourtant être connus. Je m'interroge sur les sources utilisées ici.

De heer Georges Berghezan. - De bron is vermeld. Heeft u het over het BNP?

M. Georges Berghezan. - La sourceest indiquée. Vous parlez du PNB ?

De heer Michiel Maertens (AGALEV). - Ja, in dollar. Prioriteiten in de overheidsuitgaven. Tweede kolom: BIP, 99, UNDP, Rwanda, op het einde: 845. Dat is duidelijk. Ik heb andere documenten waarin 230 en 210 dollar is vermeld. Dat is niet mogelijk. Het gaat om cijfers die wereldwijd bekend zijn.

M. Michiel Maertens (AGALEV). - Oui. En dollars. Priorité dans les dépenses publiques. Deuxième colonne : PIB, 99, PNUD, Rwanda, à la fin : 845. C'est clair. J'ai d'autres documents qui m'indiquent 230 et 210 dollars. Ce n'est pas possible. Il s'agit de chiffres connus partout dans le monde.

De heer Georges Berghezan. - Dat is de schatting van de UNDP. Die bron is internationaal erkend.

M. Georges Berghezan. - C'est l'estimation du PNUD, UNDP. Il s'agit d'une source reconnue sur le plan international.

De heer Michiel Maertens (AGALEV). - Ik heb hier de cijfers van de VN. Dus klopt er iets niet. De documenten spreken mekaar volledig tegen. We zullen dit moeten uitpluizen. In het kader van de uiteenzetting over de wapenhandel is dit misschien een detail, maar ik wil dat de bronnen worden vermeld zodat wij de gegevens kunnen vergelijken.

M. Michiel Maertens (AGALEV). - Je dispose des chiffres des Nations unies. Les documents se contredisent totalement. Nous devrons tirer cela au clair. Ce n'est peut-être qu'un détail dans le cadre d'un exposé sur le commerce des armes, mais je voudrais que l'on mentionne les sources de manière à pouvoir comparer les données.

De heer Georges Berghezan. - In dit specifieke geval is de bron vermeld. Dat is alles wat ik kan antwoorden. Dat bedrag lijkt me geloofwaardig in vergelijking met de andere landen. Het is ongeveer hetzelfde als dat van Burundi, dat een gelijkaardige structuur heeft als Rwanda.

M. Georges Berghezan. - Dans ce cas précis, la source est indiquée. C'est tout ce que je peux vous répondre. Ce montant me paraît crédible en regard des autres pays. On voit que c'est à peu près la même chose qu'au Burundi, qui a une structure similaire au Rwanda.

De voorzitter. - Ik stel voor de spreker te laten uitspreken tenzij een vraag of opmerking absoluut noodzakelijk is. De documenten zijn rondgedeeld. De bronnen staan erin vermeld. Wij kunnen deze achteraf controleren en nakijken of de elementen kloppen en of ze betrouwbaar zijn. Nadien kunnen dan nog bijkomende vragen worden gesteld.

M. le président. - Je propose de laisser l'orateur s'exprimer à moins qu'une question ou une remarque ne soit absolument nécessaire. Les documents ont été distribués. Les sources y sont mentionnées. Nous pouvons contrôler cela plus tard et examiner l'authenticité et la fiabilité des éléments. Des questions supplémentaires pourront encore être posées par la suite.

De heer Georges Berghezan. - Er is een eenvoudige manier om de betrouwbaarheid van de bronnen te beoordelen. Als ik denk dat het gaat om betrouwbare feiten, gebruik ik de aantonende en anders de voorwaardelijke wijs.
Ik had het over de Noord-Koreanen. De episode die op de televisie getoond werd en de inlichtingen die eraan verbonden zijn, werden door de officiële televisie van Kinshasa bevestigd. Zij bevestigden de aankomst van Noord-Koreaanse militaire raadgevers, een feit dat vorig jaar nog werd ontkend.
In ruil voor de opleiding van zijn troepen zou de RDC de Volksdemocratische Republiek Korea een concessie gegeven hebben voor een mijn met veel uranium vlakbij Shinkolobwe in Katanga. Bron voor deze bewering is een rapport van de VN over de natuurlijke rijkdommen in Congo.
De regering van Kinshasa zou anciens van het Rwandese leger, de ex-Far, en verschillende Rwandese en Burundese Hutu's, de FDD - onder meer vluchtelingen die in de Republiek Congo-Brazzaville verblijven - gerekruteerd, uitgerust en getraind hebben.
Ik vestig er de aandacht op dat Rashidi Mizele op 16 januari 2001 president Kabila met een in België gefabriceerd wapen vermoord heeft.
Om dit hoofstuk over Congo-Kinshasa met een meer optimistische noot af te sluiten, vermeld ik nog dat er op 30 april 2002 in Kinshasa meer dan duizend vuurwapens vernield zijn. Die wapens waren ingeleverd door Rwandese rebellen die zich geschaard hadden aan de zijde van de regering, in het kader van de demobilisatie en ontwapening die door de akkoorden van Lusaka waren opgelegd.
Ik kom nu bij Zimbabwe, de voornaamste bondgenoot van de RDC.
Niettegenstaande de schaarse informatie waarover we beschikken, achten wij het waarschijnlijk dat Harare de FAC nog belangrijke hoeveelheden wapens bezorgde, naast de wapens die bestemd waren voor de troepen van Harare die in de RDC gestationeerd waren.
Twee blanke Zimbabwaanse zakenmannen, namelijk John Bredenkamp, die vaak beschouwd wordt als de rechterhand van president Mugabe en als initiatiefnemer, in 2001, van een belangrijke joint venture met Gécamines, de belangrijkste mijnonderneming in de RDC, en Billy Rautenbach, gewezen voorzitter van Gécamines, zouden een sleutelrol gespeeld hebben in de wapentransfers naar RDC en Angola.
Le Soir beweert dat Rautenbach, via zijn ondernemingen, zorgde voor de aankoop en het transport van de wapens naar de Zimbabwaanse strijdkrachten in de RDC en dat hij de bedenker is van de financiële steun die de oorlogsinspanningen mogelijk maakte. Men ging ervan uit dat de opbrengst van de investeringen in de Congolese mijnsector de Zimbabwaanse militaire steun kon financieren.
Ik wijs op een nieuw fenomeen in Subsaharaans Afrika, onder meer in Zimbabwe. In dat land ontwikkelt er zich immers een heuse wapenindustrie. Het staatsbedrijf, Zimbabwe Defence Industries, of ZDI, fabriceert munitie en landmijnen en zou investeerders zoeken.
Het is in dat verband dat het popidool Michael Jackson in november 1998 het land bezocht en door hoge verantwoordelijken van Buitenlandse Zaken en Defensie en president Mugabe ontvangen werd.
Volgens het officiële Amerikaanse rapport zou ZDI voor ongeveer 250 miljoen dollar wapens geleverd hebben aan het leger van Kabila tijdens de `eerste oorlog' die geleid heeft tot het omverwerpen van het Mobutu regime. In de eerste maanden van de tweede oorlog zou het Congolese leger van hen voor meer dan negentig miljoen wapens ontvangen hebben.
Kinshasa zou er zich toe verbonden hebben ZDI te betalen met de opbrengst van de toekomstige mijnproductie. Officieren van het Zimbabwaanse leger in de RDC zouden, tegen betaling, aanvaard hebben de wapens naar Congo te transporteren.
Ondanks deze groeiende industrie is Zimbabwe nog altijd afhankelijk van de gebruikelijke leveranciers. Daarom zou er in 1999 met Rusland - maar dat werd niet bevestigd - een contract getekend zijn voor de levering van tien gevechtshelikopters en munitie voor een waarde van ongeveer 25 miljoen Amerikaanse dollar.

M. Georges Berghezan. - Il y a un moyen très simple d'évaluer la fiabilité des sources : si les faits m'ont l'air établis et fiables, j'utilise durant mon exposé l'indicatif mais, à défaut, j'utilise le conditionnel.
J'en étais aux nord-coréens. Cet épisode, vu à la télévision, et les informations qui y sont liées, ont été confirmés par la télévision officielle de Kinshasa, en confirmant l'annonce de l'arrivée de conseillers militaires nords-coréens, arrivée que Kinshasa avait d'abord démentie l'année précédente 26.
En l'échange de la formation de ses troupes, le gouvernement de la RDC aurait octroyé à la République populaire démocratique de Corée une concession minière très riche en uranium, proche de Shinkolobwe au Katanga 27. La source utilisée est le rapport de l'Onu sur les ressources naturelles du Congo.
Le gouvernement de Kinshasa semble avoir recruté, équipé et entraîné des anciens membres des forces armées rwandaises, les ex-Far, et divers miliciens hutus rwandais 28 ainsi que burundais, les FDD, notamment parmi les réfugiés en République du Congo-Brazzaville.
Relevons aussi que c'est au moyen d'une arme de fabrication belge que Rashidi Mizele aurait assassiné le président Kabila, le 16 janvier 2001 29.
Enfin, pour terminer ce passage consacré au Congo-Kinshasa sur une note plus positive, mentionnons qu'une destruction de plus d'un millier d'armes à feu a eu lieu à Kinshasa, le 30 avril 2002 30, armes cédées par des rebelles rwandais combattants dans les rangs gouvernementaux, dans le cadre de leur démobilisation et de leur désarmement, prévus par les accords de Lusaka.
J'en viens au principal allié de la RDC, le Zimbabwe.
Malgré le peu d'informations dont nous disposons, il est vraisemblable que d'importantes quantités d'armes aient été livrées par Harare aux FAC, en plus de celles destinées aux troupes de Harare, stationnées en RDC.
Les hommes d'affaires blancs zimbabwéens, John Bredenkamp, considéré parfois comme le bras droit du Président Mugabe et initiateur, en 2001, d'une importante joint venture avec la Gécamines, la principale compagnie minière en RDC 31, ainsi que Billy Rautenbach, ancien président de la même Gécamines, auraient joué un rôle-clé dans les transferts d'armes vers la RDC et vers l'Angola.
Pour le journal Le Soir, Rautenbach aurait permis, via ses sociétés, l'achat et le transport d'armes aux forces zimbabwéennes en RDC et « élaboré les supports financiers ayant rendu possible l'effort de guerre. Les bénéfices dégagés des investissements dans le secteur minier congolais étaient censés couvrir les frais de l'intervention militaire du Zimbabwe 32 ».
Il faut signaler un phénomène nouveau en Afrique sub-saharienne, notamment au Zimbabwe. En effet, ce pays est en train de se doter d'une industrie d'armements. La firme d'État, Zimbabwe Defence Industries ou ZDI, produit des munitions et des mines terrestres 33 et serait à la recherche d'investisseurs.
C'est à cette fin que la pop star Michael Jackson a visité le pays en novembre 1998 et a, entre autres, été reçue par de hauts responsables des ministères des Affaires étrangères et de la Défense et par le président Mugabe 34.
Selon un rapport officiel américain, la ZDI a fourni environ pour 250 millions d'USD d'armes aux forces de Kabila durant la « première guerre », c'est-à-dire la guerre ayant provoqué le renversement de Mobutu. Durant les premiers mois de la deuxième guerre, elle aurait livré à l'armée congolaise pour plus de nonante millions d'armements divers.
Kinshasa se serait engagé à rembourser la ZDI avec les revenus de sa future production minière. Des officiers de l'armée zimbabwéenne en RDC se seraient chargés eux-mêmes, contre rétribution, du transport des armes au Congo 35.
Cette industrie en plein développement n'empêche pas le Zimbabwe d'être encore dépendant de ses fournisseurs habituels. C'est ainsi qu'aurait dû être signé, en 1999, avec la Russie - mais nous n'en avons pas eu confirmation - un contrat portant sur la livraison de dix hélicoptères de combat et de munitions pour un valeur approximative de 25 millions d'USD.

De RDC zou de aankoop mee gefinancierd hebben, met het oog op een versterking van de Zimbabwaanse militaire aanwezigheid in het land. In Moskou zouden er piloten opgeleid zijn. De minister van defensie zou deze gegevens, die in een lokaal dagblad verschenen, nochtans ontkend hebben.
Einde 1998 zouden er van China twaalf F-7-gevechtsvliegtuigen gekocht zijn voor een bedrag van 100 miljoen USD. In dezelfde periode werden er gewapende helikopters en jacht- en verkenningsvliegtuigen ingevoerd voor een bedrag van 54 miljoen USD. Zuid-Afrika, de voornaamste leverancier van Zimbabwe tot aan het uitbreken van de oorlog in Congo bezorgde, hoewel het van in het begin van het conflict de uitvoer van wapens fel beperkt had, ten minste nog tot in 1999 niet-dodelijke militaire uitrusting, zoals voertuigen voor troepenvervoer.
Groot-Brittannië, een andere traditionele leverancier van Harare, zou na 1998 alle leveringen geblokkeerd hebben, hoewel de firma British Aerospace, en later premier Blair, nog altijd druk uitoefenen om de wapenverkoop te hervatten.
In januari 2000 gaf de Britse regering toestemming voor de uitvoer naar Zimbabwe van onderdelen voor Hawkjagers die door British Aerospace gefabriceerd waren, maar de transactie werd enkele maanden later geblokkeerd.
De Verenigde Staten hebben nog altijd militaire opleidingsprogramma's voor het leger van Zimbabwe en vele andere Afrikaanse landen. Voor het fiscale jaar 2000 voorzag men volgens officiële Amerikaanse inlichtingen in 1,5 miljoen dollar voor een IMET-programma - International Military Education and Training - en voor een post "niet veiligheidsgebonden bijstand, activiteiten voor het inzetten van een verenigd commando". In de verantwoording verwezen het Pentagon en het ministerie van Buitenlandse Zaken naar de nood aan een tegenwicht voor de banden tussen China en de Zimbabwaanse leiders.
Anderzijds gaf een enquête van de Britse NGO Saferworld en The Guardian een overzicht van het grote aantal actoren dat bij de illegale wapentransacties betrokken is, en van het uiterst complexe systeem.
Zo vervoerde een Boeing 707 van Air Congo Plus, in Liberia geregistreerd en eigendom van twee Scandinaviërs die Luxemburg als basis hadden, begin november 1999 militair materiaal vanuit Burgas, Bulgarije, naar Harare. De vracht werd vervolgens met een Ilyushin naar Kinshasa gevlogen, waar ze door het Zimbabwaanse leger gebruikt werd. Om het complexe karakter te onderstrepen, wijs ik er nog op dat de Boeing door de Oostendse tak van de Britse firma ACS of Air Charter Service ingehuurd was. Het vliegtuig dat in Oostende leeg opgestegen was, werd bestuurd door een Amerikaan en een Brit en de transactie was georganiseerd door de firma TransBalkan Cargo Service, die een basis heeft in Amsterdam en de Oostendse lokalen van ACS gebruikt.
ACS verklaarde dat het door de Nederlandse firma opgelicht was en volgens militaire experts was het uitgevoerde materiaal misschien wel een Bulgaars systeem van draagbare Igla-raketten.
In maart 2000 was er een andere transactie gepland, met dezelfde filière, hetzelfde vliegtuig en materiaal uit Slowakije, bestemd voor ZDI. Bij één enkele wapentransactie zijn dus tien landen betrokken: Afrikaanse, Oost- en West-Europese landen en een Amerikaans piloot.
Hoewel we geen officiële Zimbabwaanse bron hebben, blijkt uit informatie vanuit Rwandese militaire kringen dat Rwandese Huturebellen getraind en bewapend worden door de ZDF of Zimbabwe Defence Forces.
Nog altijd volgens een Rwandese regeringsbron zouden rekruten vanuit onder meer Kenia, de Centraal-Afrikaanse Republiek en Zuid-Afrika opgeleid worden in de militaire school van Gweru in Harare om in het Congolese conflict te worden ingezet.

L'achat serait cofinancé par la RDC, en vue de renforcer la capacité militaire zimbabwéenne dans ce pays. Des pilotes seraient partis à Moscou pour y être formés. Cependant, ces informations, divulguées par un journal local, ont été démenties par le ministre de la Défense 36.
Une douzaine d'avions de combat F-7 semblent avoir été achetés, pour un montant de 100 millions de USD à la Chine, fin 1998 37. Vers la même époque, des hélicoptères armés et des avions de chasse et de reconnaissance avaient été importés pour un montant de 54 millions d'USD 38. Quant à l'Afrique du Sud, qui était le principal fournisseur du Zimbabwe jusqu'au déclenchement de la guerre du Congo 39, quoiqu'elle ait fortement réduit ses exportations d'armes depuis le début du conflit, elle a pourtant livré de l'équipement militaire non létal, c'est-à-dire non destiné à tuer, comme des transporteurs de troupes, au moins en 1999 40.
La Grande-Bretagne, autre fournisseur traditionnel de Harare, semble avoir bloqué toute livraison depuis 1998, bien que la firme British Aerospace, relayée par le Premier ministre Blair, exerce encore des pressions pour une reprise des ventes d'armes 41.
En janvier 2000, le gouvernement britannique a autorisé l'exportation vers le Zimbabwe de pièces détachées pour chasseurs Hawk, pièces produites par British Aerospace, mais la transaction a été bloquée quelques mois plus tard 42.
Les États-Unis maintiennent des programmes de formation militaire au bénéfice des forces armées zimbabwéennes, tout comme des armées de nombreux pays africains. Pour l'année fiscale 2000, près de 1,5 millions d'USD étaient prévus pour un programme IMET - International Military Education and Training - et un poste intitulé « Assistance non sécurité, activités d'engagement de commandement unifié », selon des informations officielles américaines. En guise de justification, le Pentagone et le Département d'État avancèrent, notamment, la nécessité de faire contre-poids valablement aux liens entre la Chine et des dirigeants zimbabwéens 43.
Par ailleurs, une enquête de l'ONG britannique Saferworld et du quotidien The Guardian a donné un aperçu du grand nombre d'acteurs impliqués dans les transactions illicites d'armements, y compris leur énorme complexité.
Ainsi, début novembre 1999, un Boeing 707 immatriculé au Liberia et appartenant à la société Air Cargo Plus, gérée par deux Scandinaves basés au Luxembourg, a transporté du matériel militaire de Burgas, en Bulgarie, à Harare, d'où il a été transféré à Kinshasa par un Ilyushin, afin d'être utilisé par les forces zimbabwéennes en RDC. Pour souligner la complexité de l'affaire, relevons également que le Boeing était loué par la branche ostendaise de la firme britanniqueACS, soit Air Charter Service. L'avion, parti à vide d'Ostende, était piloté par un Américain et un Britannique et la transaction fut organisée par la compagnie TransBalkan Cargo Service, basée à Amsterdam et utilisant les locaux ostendais d'ACS.
ACS déclara avoir été trompée par la firme néerlandaise et, selon des experts militaires, le matériel exporté pourrait être un système bulgare de missiles portables Igla.
Une autre transaction utilisant la même filière, le même avion, avec du matériel en provenance de Slovaquie à destination de la ZDI, était prévue en mars 2000 44. Il y a donc une dizaine de pays impliqués dans une seule transaction d'armes : des pays africains, d'Europe de l'Ouest et d'Europe de l'Est, sans oublier un pilote américain.
Bien que démenties de source officielle zimbabwéenne, des informations, provenant de milieux gouvernementaux rwandais, font état de l'entraînement et de l'armement de rebelles hutusrwandais par l'armée zimbabwéenne, ZDF 45 ou Zimbabwe Defence Forces.
Toujours de source gouvernementale rwandaise, des recrues en provenance, notamment, du Kenya, de République Centrafricaine et d'Afrique du Sud seraient formées à l'école militaire de Gweru à Harare en vue de participer au conflit congolais 46.

Ik vermeld tot slot dat Zimbabwe en zijn ZDI in 1999 betrokken waren bij een netwerk van wapens, onder meer gebruikt door regeringen onder embargo, bijvoorbeeld de Liberiaanse regering en het Revolutionary United Front van Sierra Leone. Dat netwerk zou geleid zijn door de Oekraïense Leonid Minin, die in Israël woont, maar thans in Italië een gevangenisstraf uitzit.
Ik schets de situatie van Angola. Ondanks de gevechten die tot begin 2002 tegen UNITA gevoerd werden, handhaaft de Angolese regering troepen in de RDC - begin 2001 waren er ongeveer 3000 soldaten - en in Congo-Brazzaville.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat 31% van de openbare uitgaven - begroting 1999 - naar defensie ging en slechts 1,5% bestemd was voor het wegwerken van de gevolgen van een oorlog die miljoenen mensen op de vlucht joeg.
De regering lijkt haar toekomstige petroleumproductie geregeld te hypothekeren om haar oorlogsinspanningen te kunnen financieren. Zo kreeg Luanda in september 2000 van een consortium van Franse banken een lening van 500 miljoen USD en in april 2001 van Amerikaanse banken nog een bijkomende lening van 455 miljoen USD. Het IMF en mensenrechtenorganisaties protesteerden daartegen.
De Angolese regering zou in 1999 T-72-gevechtstanks gekocht hebben en zou zich uitrusten met lange-afstandsartillerie uit Wit-Rusland en SU-24-jachtbommenwerpers uit Rusland.
Anderzijds legden douaniers van de Oostendse luchthaven in 1998 beslag op drie ton onderdelen die naar Angola zouden vertrekken. Het materiaal, bestemd voor Russische militaire vliegtuigen van het type Antonov 32, kwam per vrachtwagen uit Rusland en moest worden overgeladen in een vliegtuig van de Angolese onderneming TAAG, die in Oostende kantoren heeft.
In 1999 zou een vergadering in het kader van projecten voor militaire samenwerking met Portugal ten dele gewijd geweest zijn aan de bouw van verschillende wapenfabrieken in de oude kolonies van Portugal. Hoewel er niet gepreciseerd werd in welke landen deze fabrieken moesten worden gebouwd, deden de Angolese militaire behoeften en het feit dat de vergadering in Luanda plaatshad, vermoeden dat Angola betrokken partij was.
Zuid-Afrika verkocht zeker tot in 1998 wapens aan Angola. Ik wijs er ook op dat Luanda gedurende jaren samengewerkt heeft met de Zuid-Afrikaanse firma Executive Outcomes, die vliegtuigen en vliegtuig- en helikopterpiloten leverde, alsook inlichtingenoperaties en operaties inzake strategische planning om de mijn- en petroleuminstallaties van het land te beschermen tegen aanvallen van UNITA. Hoewel ze aangekondigd had dat ze haar activiteiten op 1 januari 1999 zou stopzetten, bleef EO een schakel in een lange ketting die een groot deel van de mijnrijkdommen van Afrika controleerde.
De Amerikaanse concurrent van EO, de Military Professional Resources Incorporated of MPRI, die erg afhankelijk is van het Pentagon, probeerde van in het begin de Zuid-Afrikaanse firma te verdringen en werd daarin actief gesteund door de regering-Clinton. De MPRI liet in oktober 2000, na vijf jaar onderhandelingen, nochtans weten dat ze "eigenlijk alle hoop opgegeven had" om met Luanda een contract te ondertekenen, en legde de verantwoordelijkheid voor deze mislukking bij de Angolese overheid, die aarzelde om tegemoet te komen aan de financiële eisen van de Amerikaanse firma.
De verbetering van de relaties tussen de regering-Clinton en Angola bleek ook uit de officiële aankondiging van de start van een "klein IMET-programma" in 2000, waar er vroeger haast geen enkele militaire samenwerking tussen de twee landen bestond.

Signalons enfin que le Zimbabwe et sa ZDI ont été impliqués, en 1999, dans un réseau d'armes utilisé entre autres par des entités sous embargo, comme le gouvernement du Liberia et le « Revolutionary United Front » (RUF) du Sierra Leone. Ce réseau aurait été dirigé par le trafiquant ukrainien Leonid Minin, établi en Israël mais actuellement emprisonné en Italie 47.
Faisons le point en ce qui concerne l'Angola.
Malgré les combats qui l'ont opposé jusqu'au début 2002 à l'UNITA, le gouvernement angolais maintient des troupes en RDC, environ 3.000 hommes au début 2001 48, ainsi qu'en République du Congo-Brazzaville.
Il n'est dès lors pas étonnant que 31% des dépenses publiques furent, selon le budget 1999, consacrés à la défense, alors que seul 1,5% de ce budget fut destiné aux conséquences humanitaires d'une guerre qui provoqua le déplacement de millions de personnes 49.
Le gouvernement semble régulièrement mettre sous hypothèque sa future production pétrolière afin de payer son effort de guerre. Ainsi, Luanda a obtenu en septembre 2000 un prêt de 500 millions d'USD d'un consortium de banques françaises puis, en avril 2001, 455 millions supplémentaires en provenance de banques américaines, provoquant le mécontentement du FMI et d'organisations de défense des Droits de l'homme 50.
Le gouvernement angolais aurait acquis en 1999 des chars T-72 et serait en train de s'équiper en artillerie de longue portée en provenance de Biélorussie et de chasseurs-bombardiers SU-24 achetés en Russie 51.
Par ailleurs, en 1998, les douaniers de l'aéroport d'Ostende saisirent 3 tonnes de pièces détachées en partance pour l'Angola. Le matériel, destiné à des avions militaires russes de type Antonov 32, était arrivé par la route, de Russie, et devait être embarqué dans un appareil de la compagnie angolaise TAAG 52, ayant des bureaux à Ostende.
Sur le plan de la production d'armes, une réunion organisée en 1999 dans le cadre de projets de coopération militaire avec le Portugal, aurait été consacrée, en partie, à la construction de plusieurs usines d'armements dans ses anciennes colonies. Bien qu'il n'ait pas été précisé dans quels pays ces usines devaient être bâties, les besoins militaires angolais et le fait que cette réunion se soit tenue à Luanda tendent à indiquer que l'Angola devrait en être 53.
L'Afrique du Sud a vendu des armes à l'Angola au moins jusqu'en 1998 54. Rappelons que Luanda a collaboré pendant plusieurs années avec la firme sud-africaine Executive Outcomes, fournissant des avions et des pilotes pour avions et hélicoptères, ainsi que des opérations de renseignement et de planification stratégique 55, afin de protéger les installations minières et pétrolières du pays contre les attaques de l'UNITA. Alors qu'elle avait annoncé la fin de ses activités au 1er janvier 1999 56, la firme EO était restée un maillon d'une vaste chaîne contrôlant une grande partie des ressources minières de l'Afrique.
La concurrente américaine de EO, la Military Professional Resources Incorporated ou MPRI, fort dépendante du Pentagone, a tenté de supplanter, dès le départ, la firme sud-africaine, avec le soutien actif du gouvernement Clinton. Cependant, au bout de cinq années de négociations, la MPRI a fait savoir, en octobre 2000, qu'elle avait « virtuellement abandonné tout espoir » de conclure un contrat avec Luanda, en rejetant la responsabilité de cet échec sur les autorités angolaises, réticentes à satisfaire les exigences financières de la firme américaine 57.
Le réchauffement des relations entre l'administration Clinton et l'Angola s'est également manifesté par l'annonce officielle du début d'un « petit programme IMET » (International Military Education and Training) en 2000, alors que la coopération militaire entre les deux pays avait été quasi nulle auparavant 58.

Volgens een verslag van de Britse NGO Global Witness zouden er nauwe banden zijn tussen de regering-Bush, in het bijzonder zijn olielobby, en de overheid in Luanda.
Pierre Falcone en Arcadi Gaydamak, de kern van het `Franse Angolagate', en ook de huidige Amerikaanse vice-president Dick Cheney met zijn firma Halliburton en het filiaal ervan, Brown & Root, zouden deel uitmaken van een samenwerkingsverband dat niet enkel te maken heeft met olie en financiën, maar ook met militaire aangelegenheden.
Volgens een oud-vertegenwoordiger van UNITA bij de Verenigde Naties was de moord op Jonas Savimbi op 22 februari 2002 mogelijk dankzij de technische steun van Brown & Root. Als dat waar is, bewijst het nogmaals de totale ommezwaai van de Amerikaanse diplomatie ten opzichte van Angola. Als staatssecretaris van Defensie in de regering van de vader van de huidige president was Cheney immers een hevig voorstander van de UNITA.
In februari 2001 legden de Spaanse autoriteiten op de Canarische eilanden een vrachtschip aan de ketting dat onder Georgische vlag voer, maar dat eigendom was van een Oekraïense onderneming. In het schip, dat op weg was naar Luanda, bevonden zich 20.000 kisten met 636 ton wapens, waaronder 7,62 mm-munitie, raketgranaten en nachtkijkers. De humanitaire hulporganisaties van de VN maakten zich in de helft van 2001 ongerust over het verschijnen van nieuwe generaties hoogtechnologische raketten, zowel aan regeringszijde als bij de UNITA.
Voorts heeft Luanda in 2000 19 Sukhoi-bommenwerpers en -jachtvliegtuigen gekocht, waarschijnlijk afkomstig van de luchtmacht van Wit-Rusland, en 12 Sukhoi-jachtvliegtuigen van Slowakije. Ten slotte werd meegedeeld dat Rusland omstreeks midden september 2001 Mi-35-gevechtshelikopters had geleverd. Over de kosten en de omvang van de verkoop werd niets openbaar gemaakt.
Ik zal het nu hebben over de andere groepen die aan de zijde staan van Kinshasa of die dezelfde tegenstanders hebben. In de eerste plaats zijn er de Rwandese gewapende groepen.
Sedert de aanvang van het conflict beschuldigt de Rwandese overheid Zimbabwe en Kinshasa ervan de ex-leden van de FAR en de in de DRC aanwezige Interahamwe te steunen. Thans blijken groepen Rwandese Hutu's die actief zijn in de DRC, zich te hebben gegroepeerd in het leger voor de bevrijding van Rwanda - l'Armée de libération du Rwanda (ALIR) - dat is onderverdeeld in ALIR I en ALIR II.
Volgens schattingen van de waarnemingsmissie van de Verenigde Naties in Congo telt ALIR I 4000 à 6000 gewapende mannen, van wie de meesten ex-leden van de FAR en van de Interahamwe zijn die Rwanda na de genocide van 1994 zijn ontvlucht. Dit leger is actief in Kivu, beschikt over lichte wapens en zou steun hebben gekregen van Kinshasa. Regelmatig zou er uitrusting van onbepaalde aard worden gedropt. Dat gebeurde onder meer op 1 en 3 mei 2001 vanuit een Antonov 12.
ALIR II zou ongeveer over hetzelfde aantal manschappen beschikken, maar die zouden jonger zijn en niet hebben deelgenomen aan de genocide. Ze zouden worden ingezet in Zuid-Kivu en in Katanga en beter zijn uitgerust dan ALIR I. Naast lichte wapens zou ALIR II over Katyusha's en zware mortieren beschikken, waarvan sommige door het Rwandese leger in beslag werden genomen. Volgens dat leger werkt ALIR II nauw samen met de FAC en de Burundese FDD. Het zou manschappen in Tanzanië hebben gerekruteerd en zou wapens krijgen die door Kinshasa worden gedropt.
Ik zal het nu over de Burundese gewapende groepen hebben.
De Forces de défense de la démocratie (FDD) en de Forces nationales de libération (FNL), die ook in Burundi actief zijn, zijn in de DRC aanwezig.

Selon un rapport publié par l'ONG britannique Global Witness, des liens étroits uniraient l'administration Bush, en particulier son lobby pétrolier, aux autorités de Luanda.
Les noms de Pierre Falcone et Arcadi Gaydamak, au centre de « l'Angolagate français », tout comme ceux de l'actuel vice-président américain Dick Cheney, sa firme Halliburton et la filiale de celle-ci Brown & Root, seraient au cœur d'une coopération non seulement pétrolière et financière mais aussi militaire 59.
Selon un ancien représentant de l'UNITA aux États-Unis, l'assassinat de Jonas Savimbi, le 22 février 2002, a été rendu possible par le soutien technique offert par Brown & Root 60. Si elle se vérifie, cette information serait un signe supplémentaire du revirement total de la diplomatie américaine vis-à-vis de la question angolaise. En effet, alors qu'il était secrétaire d'État à la Défense sous la présidence du père de l'actuel président, Cheney était un partisan acharné de l'UNITA.
En février 2001, les autorités espagnoles des îles Canaries immobilisèrent un cargo battant pavillon géorgien mais appartenant à une société ukrainienne. À l'intérieur du navire, se rendant à Luanda, 20.000 caisses furent découvertes, recelant 636 tonnes d'armes, dont des munitions de 7,62 mm, des grenades propulsées par fusée (RPG) et de l'équipement de vision nocturne 61. Signalons aussi que les organisations d'aide humanitaire de l'ONU se sont inquiétées, vers la mi-2001, de l'apparition de nouvelles générations de missiles à la technologie avancée, tant du côté du gouvernement que de l'UNITA 62.
Sur le plan de l'aviation, Luanda a acquis en 2000 19 bombardiers et chasseurs Sukhoi, provenant probablement de la force aérienne biélorusse, ainsi que 12 chasseurs Sukhoi fournis par la Slovaquie 63. Enfin, il fut annoncé que la Russie avait achevé, vers septembre 2001, la livraison d'hélicoptères de combat Mi-35. Le coût et l'ampleur de la transaction n'ont pas été révélés 64.
J'en viens aux autres factions alliées à Kinshasa ou combattant les mêmes adversaires et, tout d'abord, aux groupes armés rwandais.
Depuis le début du conflit, les autorités rwandaises accusent le Zimbabwe et Kinshasa de soutenir les ex-FAR et les Interahamwe présents en RDC 65.
Actuellement, les groupes hutus rwandais actifs en RDC semblent s'être regroupés dans l'Armée de libération du Rwanda (ALIR), subdivisée en ALIR I et ALIR II.
Selon les estimations de la Mission d'observation des Nations unies au Congo (MONUC), l'ALIR I compterait 4.000 à 6.000 hommes armés, en majorité des membres des ex-FAR et des Interahamwe ayant fui le Rwanda après le génocide de 1994. Active au Kivu, elle dispose d'armes légères et aurait reçu un appui de Kinshasa. De l'équipement indéterminé lui serait régulièrement parachuté, notamment les 1er et 3 mai 2001 par un Antonov 12.
L'ALIR II compterait des effectifs similaires à l'ALIR I, mais ses éléments seraient plus jeunes et n'auraient pas participé au génocide. Elle serait déployée au Sud-Kivu et au Katanga et serait mieux équipée que l'ALIR I. Outre des armes légères, elle disposerait de Katyusha et de mortiers de calibre supérieur, dont certains ont été saisis par l'armée rwandaise. Selon cette dernière, l'ALIR II opère en étroite collaboration avec les FAC et les FDD burundaises. Elle aurait recruté des hommes en Tanzanie et recevrait des armes par parachutages organisés par Kinshasa 66.
J'en viens aux groupes armés burundais.
Également actives au Burundi, les Forces de défense de la démocratie (FDD) et les Forces nationales de libération (FNL) sont présentes en RDC.

Terwijl de FNL in Congo zwak en slecht geïnformeerd lijken te zijn, zouden de FDD 3000 à 4000 manschappen in het land hebben en wapens ontvangen van Kinshasa en diens bondgenoten. Ze zouden over lichte wapens en over mortieren tot 107 mm beschikken en zouden banden hebben met de Mayi-Mayi, het ALIR II, de FAC en het Zimbabwaanse leger. Een ander bevoorradingskanaal is Zambia, waar twee hoge verantwoordelijken van de veiligheidsdienst werden aangehouden en beschuldigd van wapen- en munitiehandel naar de FDD via de haven van Kigoma in Tanzania. Volgens een Burundees oud-minister van Energie worden de FDD-troepen regelmatig getraind in Bulawayo in Zimbabwe. De betrokkenheid van dat land bij de levering van wapens en adviezen werd bevestigd door een groep van VN-experts, die verklaart dat de FDD worden opgeleid door het Zimbabwaanse leger en misschien door Noord-Korea, in Lubumbashi.
Ingevolge onderhandelingen van begin 2002 tussen de Congolese en de Burundese ministers van Buitenlandse zaken heeft Kinshasa zich ertoe verbonden zijn steun aan de Burundese rebellen stop te zetten.
Nu iets over de gewapende Ugandese groepen: van de zes groepen die in het Akkoord van Lusaka van juli 1999 worden vermeld, is begin 2002 enkel nog het Front démocratique allié - Allied Democratic Front, ADF - actief. Het zou 200 à 300 manschappen in de DRC tellen, zonder zware bewapening, dicht bij de Ugandese grens. In de oostelijke provincie zou het ADF een verbond hebben gesloten met de stam van de Lendu, die vijandig staat tegenover die van de Hema, die worden bewapend door Kampala. In april 2001 kondigde president Museveni aan dat hij zijn troepen uit de DRC zou terugtrekken als gevolg van de militaire nederlaag van het ADF. Die gegevens blijken te kloppen, want de ADF voert geen aanvallen meer uit in Congo.
Ten slotte zijn er bij de medestanders van Kinshasa nog de gewapende Congolese groepen. Verscheidene groepen Mayi-Mayi zijn actief in het oosten van Congo en strijden tegen de buitenlandse bezetting van de DRC. Sommige ervan ontvangen militaire en logistieke steun van Kinshasa, maar andere hebben zich aangesloten bij Kigali of maken zich schuldig aan gewapend banditisme. Omstreeks midden 2001 verklaarde de leider van een van deze groepen, generaal François Olenga, dat hij een Rwandees militair vliegtuig had veroverd dat wapens naar het oosten van Congo vervoerde. De gedwongen landing van het toestel vond plaats in de buurt van Fizi in Zuid-Kivu, maar de DRC ontkende dat het wapens vervoerde.
De Mayi-Mayi zouden zich ook bevoorraden via verboden circuits, die in deze streek een grote bloei kennen, en via militairen van de DRC en Rwandese soldaten die hun munitie zouden verkopen. Ze zouden ook geheime relaties hebben aangeknoopt met landen in het Midden-Oosten in de hoop wapens te krijgen in ruil voor grondstoffen. Deze bewering werd geuit door een VN-expertenrapport.
De rebellen van commandant Masunzu, die sedert begin 2002 actief zijn in Zuid-Kivu, blijken goed te zijn voorzien van wapens die werden buitgemaakt op het Rwandese leger. Masunzu is een gedeserteerd officier van de RCD, die samen met andere Banyamulenge - Congolese Tutsi's - een gewapende opstand tegen het Rwandese leger en de RCD heeft geleid. Hij zou slechts over een duizendtal manschappen beschikken en zou proberen een verbond te sluiten met de Mayi-Mayi.
Met betrekking tot de wapentransfers naar de tegenstanders van de regering van Kinshasa zal ik het eerst hebben over de transfers naar de Congolese rebellen. In de maanden vóór de `tweede oorlog' wezen verscheidene bronnen uit dat de leiders van de UNITA en van de vroegere Zaïrese en Rwandese regimes wapens aankochten in Zuid-Afrika om president Kabila omver te werpen. Andere mobutistische tegenstanders die in Duitsland verblijven, zouden wapens in Rusland hebben aangekocht en zouden in februari 1998 een delegatie naar Kigali hebben gestuurd.
Sedert het begin van de oorlog in augustus 1998 werden er vanuit Kigali en Kampala op grote schaal wapens geleverd aan de rebellen. Het was evenwel vaak moeilijk te weten te komen welke groep de wapens ontving dan wel of ze bestemd waren voor het Rwandese of het Ugandese leger in de DRC. Volgens Amnesty International landden er in september 1998 dagelijks niet-geïdentificeerde vliegtuigen op de luchthaven van Goma met Rwandese en Ugandese troepen en militair materiaal, waaronder pantservoertuigen en zware wapens.

Si l'activité des FNL au Congo semble faible et peu documentée, les FDD compteraient 3.000 à 4.000 hommes dans ce pays et seraient alimentées en armes par Kinshasa et ses alliés. Elles disposeraient d'armes légères et de mortiers jusqu'à un calibre de 107 mm et auraient des liens avec les Maï-Maï, l'ALIR II, les FAC et l'armée zimbabwéenne 67.
Un autre canal d'approvisionnement est la Zambie, où deux hauts responsables de la sécurité ont été arrêtés et inculpés pour trafics d'armes et munitions vers les FDD, via le port de Kigoma en Tanzanie. Selon un ancien ministre de l'Énergie burundais, les troupes des FDD seraient régulièrement entraînées à Bulawayo, au Zimbabwe 68. L'implication de ce pays dans la fourniture d'armes et de « conseils d'experts » a été confirmée par un groupe d'experts de l'ONU, qui précise que les FDD sont formées par l'armée zimbabwéenne et peut-être par la Coréedu Nord, à Lubumbashi 69.
Enfin, relevons que, suite à des négociations entre les ministres des Affaires étrangères congolais et burundais au début 2002, Kinshasa s'est engagée à cesser son soutien aux insurgés burundais 70. C'était donc une reconnaissance implicite que Kinshasa soutenait les insurgés burundais.
Ensuite, les groupes armés ougandais : des six groupes armés ougandais mentionnés dans l'Accord de Lusaka de juillet 1999, seul le Front démocratique allié 71 - Allied Democratic Front, ADF - serait encore actif au début 2002. Il disposerait en RDC de 200 à 300 hommes, sans armement lourd, déployés près de la frontière ougandaise 72. Dans la Province orientale, l'ADF aurait conclu une alliance avec la tribu des Lendu, s'opposant à celle des Hema, armée par Kampala 73. En avril 2001, le président Museveni annonçait son intention de retirer ses troupes de RDC, justifiant sa décision par la défaite militaire de l'ADF 74. Ces informations semblent être recoupées, l'ADF ne semble pratiquement plus avoir d'activité offensive au Congo.
Enfin, pour la section pro-Kinshasa, les groupes armés congolais. Nous reprenons ici les divers groupes Maï-Maï actifs dans l'est du Congo et luttant, à l'origine, contre l'occupation étrangère de la RDC. Certains d'entre eux recevraient un appui militaire et logistique de Kinshasa, mais d'autres se sont ralliés à Kigali 75 ou ont sombré dans le banditisme armé. Vers la mi-2001, le dirigeant d'un de ces groupes, le général François Olenga, a affirmé avoir « capturé un avion militaire rwandais transportant des armes à l'est du Congo ». L'atterrissage forcé de l'appareil a eu lieu près de Fizi au Sud-Kivu mais le RCD a démenti qu'il transportait des armes 76.
Les Maï-Maï s'approvisionneraient également auprès des circuits illicites, florissants dans cette région, et auprès de militaires du RCD et de soldats rwandais qui vendraient leurs munitions 77. Ils auraient également établi des relations secrètes avec des pays du Moyen-Orient dans l'espoir d'obtenir des armes en échange de ressources naturelles 78. C'est un rapport d'experts de l'ONU qui l'avance.
Enfin, la rébellion du commandant Masunzu, active depuis le début 2002 dans le Sud-Kivu, semble être amplement dotée en armes prises à l'armée rwandaise. Masunzu est un officier déserteur du RCD, ayant monté, avec d'autres Banyamulenge - Tutsis congolais - une rébellion armée contre l'armée rwandaise et le RCD. Il ne disposerait que d'un millier d'hommes et tenterait d'établir une alliance avec les Maï-Maï 79.
En ce qui concerne les transferts d'armes vers les opposants au gouvernement de Kinshasa, je parlerai d'abord des transferts vers les rebelles congolais. Rappelons que, dans les mois qui ont précédé la « deuxième guerre », diverses informations indiquaient des achats d'armes effectués conjointement en Afrique du Sud par des responsables de l'UNITA et des anciens régimes zaïrois et rwandais, en vue de renverser le président Kabila. D'autres opposants mobutistes, installés en Allemagne, auraient effectué des achats d'armes en Russie et envoyé une délégation à Kigali en février 1998 80.
Les transferts d'armes vers la rébellion à partir de Kigali et Kampala ont été massifs dès le début de la guerre en août 1998, bien qu'il ait été souvent difficile de déterminer quelle faction en était la bénéficiaire ou si elles étaient destinées aux armées rwandaises ou ougandaises en RDC. Ainsi, selon Amnesty International, une vingtaine d'avions non identifiés se posaient chaque jour de septembre 1998 sur l'aéroport de Goma y déchargeant, outre des troupes rwandaises et ougandaises, du matériel militaire, dont des blindés et des armes lourdes 81.

Enkele maanden later vond er in het oosten van Congo en in Kisangani een ander luchtballet plaats: gedurende de eerste drie weken van 1999 werd niet minder dan 1800 ton militair materiaal, waaronder T55 tanks, door grote vrachtvliegtuigen naar Uganda gestuurd. Die vliegtuigen zouden tevens lichte wapens en munitie hebben gedropt boven het noorden van Mbuji Mayi in Oost-Kasai en in de omgeving van Kalemie, in het noorden van Katanga.
Een andere bevoorradingsbron van wapens: de verduistering van wapens die toebehoren aan Kinshasa. 315 ton lichte wapens - springstoffen en munitie - die vóór het begin van de oorlog door Kinshasa in China waren besteld, kwamen aan in Dar Es Salaam, werden naar Uganda geleid en naar Goma gestuurd. De rebellen hebben zich ook bevoorraad bij hun tegenstrevers, namelijk bij de inname van Kindu in oktober 1998 door het RCD en van Dongo in september 2000 door het MLC.
Toch lijdt het geen twijfel dat de meeste wapenleveringen aan het RCD en aan het MLC, zowel over land als per vliegtuig, afkomstig zijn uit Rwanda en Uganda. Hun sponsors, de Congolese rebellen, doen daarvoor een beroep op de internationale netwerken van wapenhandelaars. Zo hebben de Britse onderneming Sky Air Cargo, geleid door Syed Naqvi, en Occidental Airlines van de Belg Ronald Rossignol wapens geladen in het Slovaakse Bratislava en in rebellengebied geleverd vooral op de luchthavens van Goma en van Kisangani.
Een Brits piloot verklaarde in Kisangani nieuwe AK 47-geweren - kalashnikovs - en munitie te hebben geleverd. De vliegtuigen van de Congolese maatschappijen Planet Air en New Goma Air waren ingeschreven in Swaziland en stegen op vanuit Kigali of vanuit het Ugandese Entebbe.
Dezelfde vliegtuigen werden gebruikt voor het vervoeren van medisch materiaal en van verantwoordelijken van UNICEF.
De banden tussen de netwerken van de Tadzjiek Viktor Bout en van de Congolese rebellen zijn bekend en worden door de VN beschreven. Een Antonov van Centrafrican Airlines, dat werd opgericht door Viktor Bout en geleid wordt door de Belg Ronald De Smet, stortte in april 2000 neer in Pepa, in Katanga, waardoor tientallen Rwandese officieren en soldaten die aan boord waren, de dood vonden.
De Smet opereerde vanuit Bangui in de Centraal-Afrikaanse republiek. Enkel de Oubangui-rivier scheidde hem van het gebied dat in handen was van Jean-Pierre Bemba. Hij werkte ten tijde van Mobutu als piloot voor de vader van de rebellenleider, zakenman Bemba Saolona. Een groep van VN-experts heeft gewezen op de nauwe banden tussen het MLC, Bangui en Bout.
Een andere handlanger van Bout, de Keniaan Sanjivan Ruprah, die in februari 2002 in Brussel werd aangehouden wegens het witwassen van geld, was de schoonbroer van de huidige leider van het RCD, Adolf Onusumba, en was als vertrouweling van de Liberiaanse president Charles Taylor actief in de diamanthandel in Kisangani. Ruprah blijkt een sleutelrol te spelen in de fameuze deals waarbij wapens tegen diamanten worden verhandeld om tal van conflicten in Afrika te financieren. Hij zou de specialist zijn op het vlak van de diamant terwijl de wapenhandel zou worden gecontroleerd door Viktor Bout.
In 1999 heeft de Israëlische firma Air Defence Consultance met het RCD en Kigali onderhandeld over de verkoop van Russische tweedehands MiG 21 toestellen. Nochtans blijkt het RCD niet over een luchtmacht te beschikken.
Meer recent zouden Zambia en Tanzania wapens hebben gestuurd naar Moliro, in Katanga, waar ze zouden worden opgeslagen en daarna worden uitgedeeld aan de Congolese rebellen.
Het wapentransport zou op Tanzaniaans grondgebied worden begeleid door Tanzaniaanse militairen. Dat gebeurt zo bij vele wapendeals.
Officiële Ugandese bronnen melden dat de wapens die van de FAC worden afgenomen, aan het MLC en het RCD-ML, een andere groepering van het RCD dat banden heeft met Uganda, worden gegeven.

Quelques mois plus tard, un autre ballet aérien était constaté dans l'est du Congo et à Kisangani : durant les trois premières semaines de 1999, pas moins de 1.800 tonnes de matériel militaire, dont des chars T55, auraient été acheminées d'Ouganda par des avions gros porteurs. Ces avions auraient également parachuté des armes légères et des munitions au nord de Mbuji Mayi, au Kasaï oriental, et aux alentours de Kalemie, au nord du Katanga 82.
Autre source d'approvisionnement en armes : le détournement d'armes appartenant à Kinshasa. Ainsi, 315 tonnes d'armes légères - explosifs et munitions - commandées avant le début de la guerre par Kinshasa à la Chine sont arrivées à Dar Es-Salaam, ont été dirigées sur l'Ouganda et expédiées à Goma 83. Les rebelles se sont également approvisionnés sur les stocks de leur adversaire, notamment lors de la prise de Kindu en octobre 1998 par le RCD 84 et celle de Dongo en septembre 2000 par le MLC 85.
Cependant, il ne fait guère de doute que l'essentiel des approvisionnements en armes du RCD et du MLC, par la route ou par les airs, provienne du Rwanda et de l'Ouganda 86. Grâce à leurs sponsors, les insurgés congolais, font largement appel aux réseaux internationaux de trafiquants d'armes. Ainsi, au début du conflit, les sociétés britanniques Sky Air Cargo dirigés par Syed Naqvi, et Occidental Airlines du Belge Ronald Rossignol, ont chargé des armes à Bratislava, en Slovaquie, et les ont livrées en territoire rebelle, en particulier aux aéroports de Goma et de Kisangani 87.
Un pilote britannique a déclaré avoir livré à Kisangani des fusils d'assaut AK 47 neufs - Kalachnikov - et leurs munitions. Les avions appartenant aux compagnies congolaises Planet Air et New Goma Air étaient immatriculés au Swaziland et décollaient de Kigali ou d'Entebbe, en Ouganda.
Les mêmes appareils servaient également au transport de matériel médical et de responsables de l'UNICEF 88.
Les liens entre les réseaux du Tadjik Viktor Bout et les rebelles congolais sont également établis et ont notamment été décrits par l'ONU. Ainsi, un Antonov appartenant à la société Centrafrican Airlines, fondée par Viktor Bout et gérée par le Belge Ronald De Smet, s'est écrasé à Pepa - Katanga - en avril 2000 tuant des dizaines d'officiers et de soldats rwandais qui se trouvaient à bord.
Basé à Bangui - République centrafricaine - et donc séparé des territoires tenus par Jean-Pierre Bemba uniquement par le fleuve Oubangui, De Smet travaillait, du temps de Mobutu, comme pilote pour le père du chef rebelle, l'homme d'affaires Bemba Saolona 89. Les liens étroits entre le MLC, Bangui et Bout ont par ailleurs été constatés par un groupe d'experts de l'ONU 90.
Par ailleurs, un autre acolyte de Bout, le Kenyan Sanjivan Ruprah, arrêté en février 2002 à Bruxelles pour blanchiment d'argent était le beau-frère du chef actuel du RCD, Adolf Onusumba, et était actif dans le commerce du diamant à Kisangani après avoir été un proche du Président libérien Charles Taylor 91. Il semble que dans les fameux deals« armes contre diamants » qui alimentent plusieurs conflits africains, Ruprah joue un rôle clé dans l'interface diamantaire tandis que l'interface militaire, bien entendu, est sous le contrôle de Viktor Bout.
En 1999, il a été question de la négociation d'une vente de MiG 21 russes d'occasion par la firme israélienne Air Defence Consultance avec le RCD et Kigali 92. Cependant, il ne semble pas que le RCD se soit doté d'une quelconque force aérienne.
Plus récemment, relevons que des armes seraient acheminées par la Zambie et la Tanzanie jusqu'à Moliro, au Katanga, où elles seraient entreposées, puis distribuées aux rebelles congolais.
Durant leur transit par le territoire tanzanien, ces armes seraient escortées par des militaires tanzaniens 93, ce qui est, semble-t-il, une pratique courante dans les transactions d'armes.
De source officielle ougandaise, les armes prises aux FAC seraient généralement données au MLC et au RCD-ML 94, une autre faction du RCD, alliée à l'Ouganda.

Die beweging ontvangt van Uganda niet enkel wapens, maar ook manschappen. Het Ugandese leger in de DRC zou de mannen van het MLC opleiden. Het pro-Rwandese RCD heeft de steun gekregen van de Angolese UNITA, die vanaf januari 1999 een batterij SAM-16 luchtafweergeschut en personeel heeft geleverd. Volgens de VN verkoopt of ruilt het RCD goud en diamant van het grondgebied dat het controleert om wapens en medicijnen voor de soldaten te betalen. Zimbabwaanse bronnen wijzen ook op de aanwezigheid van blanke Amerikaanse huurlingen die de Congolese rebellen steunen op het vlak van artillerie en communicatie. Ten slotte wordt het Ugandese leger ervan beschuldigd wapens te leveren zowel aan de Hema als aan de Lendu, twee volksgroepen die elkaar bestrijden in de streek van de Ituri.
Ik kom terug bij de wapentransfers naar Rwanda, de belangrijkste bondgenoot van de Congolese rebellen. Rwanda heeft gemiddeld minstens 25.000 manschappen in de DRC, mannen van het APR, Armée populaire rwandaise, en controleert met het RCD ongeveer een derde van het Congolese grondgebied.
Sedert de opheffing van het embargo, waaraan het tot in 1995 was onderworpen, rekende het nieuwe Rwandese bewind vooral op Zuid-Afrika voor de uitrusting van zijn strijdkrachten. De wapenleveringen werden blijkbaar opgeschort na het begin van de tweede oorlog in de DRC, hoewel Zuid-Afrika nog altijd vriendschappelijke relaties onderhoudt met Rwanda. Ikzelf heb geen echte wapenleveringen geconstateerd van Zuid-Afrika aan Rwanda.
De jongste jaren heeft Kigali een luchtmacht uitgebouwd. Het beschikt over Russische MI-17 en MI-24 gevechtshelikopters die het in 1998 heeft gekocht en MiG-21 jachtvliegtuigen uit vroegere Oostbloklanden, waarover niet verder wordt uitgeweid.
Het leger is uitgerust met gevechtskleding van de vroegere Duitse Democratische Republiek en een onderzoekscommissie van de VN heeft vastgesteld dat er enorme hoeveelheden wapens zijn, afkomstig uit Oost-Azië.
Een deel van de wapenvoorraad bestaat uit in beslag genomen wapens van de tegenstanders. Volgens een Rwandese diplomaat in Brussel heeft de Zimbabwaanse nederlaag in Pweto eind 2000, het APR genoeg wapens opgeleverd om gedurende vijf jaar oorlog te kunnen voeren. Rwanda maakt waarschijnlijk ook gebruik van smokkelcircuits. VN-onderzoekers hebben vastgesteld dat wapenhandelaars onder wie Viktor Bout, de Belg `Kiki' Lemaire en de Libanees Imad Kabir geregeld in Kigali vertoeven. Bout zou een van de belangrijkste leveranciers van de UNITA geworden zijn nadat de Rwandese leiders hen met elkaar in contact hebben gebracht.
Sedert augustus 1998 sloten Kigali en de Angolese rebellen een verbond, waardoor UNITA zich in de door Rwanda bezette gebieden in de DRC kon bewegen en zijn diamanten naar Kigali kon doorsluizen nadat het APR zich bij het begin van het conflict had teruggetrokken in de door de mannen van Savimbi gecontroleerde gebieden in Angola. Dat gebeurde dus na de inname van Matadi, Inga, enzovoort en na de Rwandese nederlaag. Het APR heeft zich dus teruggetrokken in Angola en in ruil daarvoor is er een - hoofdzakelijk militaire - samenwerking tot stand gekomen tussen de UNITA en Rwanda en de bondgenoten van Rwanda in Congo.
Voorts geniet Rwanda belangrijke militaire steun van de Verenigde Staten via programma's zoals Joint combined exchange training, JCET, en Enhanced international military education and training, E-IMET die ook in andere Afrikaanse landen werden opgestart, en het Rwanda interagency assessment team, RIAT, een uitsluitend Rwandees programma.
Bij het losbarsten van de `tweede oorlog' waren Amerikaanse medewerkers van deze militaire opleidingsprogramma's in Rwanda aanwezig, in het bijzonder leden van de bijzondere eenheid van de Groene Baretten. Het Pentagon heeft medegedeeld dat 21 mannen van het RIAT begin 1998, bij het losbarsten van de oorlog aanwezig waren. Bij het beëindigen van hun opdracht hebben ze erop gewezen dat de militaire banden met Kigali moesten worden aangehaald, ook al was de oorlog uitgebroken.

Ce dernier mouvement serait soutenu non seulement en armes mais également en hommes par l'Ouganda 95. L'armée ougandaise en RDC formerait les hommes du MLC 96. Quant au RCD pro-rwandais, il a obtenu le soutien de l'UNITA angolaise, qui a notamment fourni une batterie antiaérienne de SAM-16 et son personnel à partir de janvier 1999 97. Pour payer ses armes et les médicaments de ses soldats, le RCD vend ou échange - selon l'ONU - l'or et les diamants extraits des territoires qu'il contrôle 98. La présence de mercenaires blancs américains en soutien aux rebelles congolais dans les domaines de l'artillerie et des communications aurait également été constatée selon des sources zimbabwéennes 99. Enfin, l'armée ougandaise est accusée de fournir des armes à la fois aux Hema 100 et aux Lendu 101, deux ethnies qui se combattent dans la région de L'Ituri.
J'en reviens au transferts d'armes vers le Rwanda, principal allié des rebelles congolais. Le Rwanda compte en moyenne au moins 25.000 hommes en RDC 102, des hommes de l'APR, Armée populaire rwandaise, et contrôle avec le RCD environ un tiers du territoire congolais.
À partir de la levée de l'embargo auquel il a été soumis jusqu'en 1995, le nouveau pouvoir rwandais comptait surtout sur l'Afrique du Sud pour équiper ses forces armées 103. Ces transferts d'armes, à l'éventuelle exception de matériel « non-létal », semblent avoir été suspendus après le début de la seconde guerre en RDC 104, bien que l'Afrique du Sud continue à entretenir des relations amicales avec le Rwanda. En ce qui me concerne, je n'ai pas constaté de livraisons d'armes proprement dites d'Afrique du Sud au Rwanda.
Ces dernières années, Kigali s'est dotée d'une force aérienne, notamment d'hélicoptères d'assaut MI-17 et MI-24 russes acquis en 1998 105 et de chasseurs MiG-21 achetés à des pays de l'ancien bloc de l'Est 106, sans plus de précisions.
La troupe serait dotée de treillis - uniformes - originaires de l'ancienne République démocratique allemande 107 et des apports massifs d'armement en provenance d'Asie de l'Est auraient été constatés par une commission d'enquête de l'ONU 108.
Une autre source d'armes serait les prises effectuées sur les adversaires. Ainsi, selon un diplomate rwandais à Bruxelles, la défaite zimbabwéenne de fin 2000 à Pweto a permis à l'APR d'amasser assez d'armes pour faire la guerre pendant cinq ans 109. Les circuits de contrebande sont très probablement mis à contribution par le Rwanda. La présence répétée à Kigali de trafiquants d'armes, dont Viktor Bout, le Belge, « Kiki » Lemaire, et le Libanais, Imad Kabir, a été constatée par des enquêteurs de l'ONU 110 et Bout serait devenu l'un des principaux fournisseurs de l'UNITA après que les dirigeants rwandais les aient mis en contact.
Rappelons que dès août 1998, une alliance a été scellée entre Kigali et les rebelles angolais permettant à l'UNITA d'évoluer dans les zones occupées par le Rwanda en RDC et d'écouler ses diamants à Kigali après que l'APR ait pu se replier au début du conflit dans les régions d'Angola contrôlées par les hommes de Savimbi 111, donc après l'épisode de la prise de Matadi, d'Inga, etc., et la défaite rwandaise. L'APR s'est donc repliée en Angola et, en échange, une collaboration, notamment militaire, s'est établie entre l'UNITA et le Rwanda et les alliés du Rwanda au Congo.
Un autre soutien militaire majeur du Rwanda n'est autre que les États-Unis d'Amérique par le biais de programmes comme le Joint combined exchange training, JCET, le Enhanced international military education and training, E-IMET, tous deux également mis en œuvre dans plusieurs autres pays africains, et le Rwanda interagency assessment team, RIAT, qui est donc un programme spécifiquement rwandais.
Lorsque la « seconde guerre » a éclaté, du personnel américain affecté à ces programmes de formation militaire, en particulier des membres de l'unité spéciale des Bérets verts, était présent au Rwanda 112. Le Pentagone a annoncé que 21 hommes du RIAT y opéraient début août 1998 113, quand la guerre a éclaté. Selon le Pentagone, ces hommes ont conclu leur mission en recommandant une relation militaire plus large avec Kigali 114, malgré le début de la guerre.

Medio juli 1998 was een team van de bijzondere troepen van het JCET net begonnen met een opleiding van Rwandese eenheden voor contra-insurrectieoperaties in het zuiden van het land. Het werd geacht Rwanda te verlaten op 6 augustus 1998. Het bestaan van een E-IMET-programma ten voordele van Rwanda was in december 1996 officieel aangekondigd aan een sub-comité van de Kamer van het Amerikaans Congres. Er werd ook gewag gemaakt van de steun van twee Amerikaanse oorlogsbodems in de Atlantische oceaan bij de Rwandese aanval in het westen van de DRC in de eerste maand van de `tweede oorlog'. Die oorlogsbodems zouden de communicatie hebben verzekerd tussen Kigali en de basis van Kitona die net was ingenomen door het APR.
We hebben geen aanwijzingen over de voortzetting van de programma's RIAT of JCET na 1998, maar uit de informatie waarover we beschikken, kunnen we afleiden dat er nog een vorm van militaire samenwerking bestaat tussen de Verenigde Staten en Rwanda. In een gemeenschappelijk rapport van de ministerie van Buitenlandse Zaken en van Defensie aan het Congres in maart 2000, was voor het fiscale jaar 2000 in een budget van 1,3 miljoen USD voorzien voor een IMET-programma en een post genaamd: "niet veiligheidsgebonden bijstand, activiteiten voor het inzetten van een verenigd commando" ten gunste van Rwanda. De verantwoording van die steun was "het voorkomen van een herhaling van de genocide" van 1994. Volgens bepaalde bronnen zou de militaire bijstand thans vooral komen van een "bijzondere begroting" van het Pentagon, die niet onder de controle van het Congres valt. Volgens andere bronnen zou het gaan om een combinatie van officiële en clandestiene programma's, die gepland en geleid worden door het U.S. Special Operations Command en het Defense Intelligence Agency, DIA. Er zouden "particuliere militaire bedrijven" aan meewerken, van het type van het MPRI, dat zich in Angola wou opdringen. Er zou zelfs een Amerikaanse basis opgericht door Brown & Root - een bedrijf dat dicht bij vice-president Cheney staat - gevestigd zijn in de buurt van Cyangugu, niet ver van de Congolese grens. De troepen van het APR zouden er oefenen en hun operaties in de DRC zouden vandaar uit logistieke steun krijgen.
In tal van berichten wordt melding gemaakt van militaire steun van de Verenigde Staten. Die informatie kan moeilijk worden getoetst en wordt alleszins niet door officiële bronnen bevestigd. Het gaat immers om een clandestiene operatie.
In januari 2001, vlak na de benoeming van president Bush, is diens Rwandese ambtgenoot Paul Kagame naar Washington gekomen om er de hernieuwing te vragen van de militaire programma's die de Clintonadministratie had opgezet onder meer voor opleiding in contra-insurrectie en psychologische oorlogsvoering. Hetzelfde jaar bracht Kagame een `privé-bezoek' van drie weken aan de Verenigde Staten. Een afvaardiging bestaande uit Rwandese hooggeplaatsten, waaronder militairen, bracht begin februari 2002 een officieel bezoek aan Washington. Er waren officieren bij van het APR die betrokken zouden zijn bij diverse trafieken, vooral wapensmokkel.
We hebben geen precieze informatie over Amerikaanse wapenleveringen aan Rwanda, hoewel Kigali in juni 1999 met de firma Northrop Grumman Corporation een contract heeft gesloten voor levering van een ARSR-70 radar voor luchtcontrole en de verwante apparatuur. Dat is typisch een goed voor dubbel gebruik, zowel militair als burgerlijk. De radar is in mei 2000 in dienst genomen. Ten slotte zouden de Verenigde Staten ooit munitie en ultramoderne communicatieapparatuur hebben geleverd aan Rwanda.

Vers la mi-juillet 1998, une équipe des forces spéciales du JCET venait de débuter une formation d'unités rwandaises à des opérations de contre insurrection dans le sud du pays 115. Elle « était supposée quitter le Rwanda » le 6 août 1998 116. L'existence d'un programme E-IMET en faveur du Rwanda avait été officiellement annoncée en décembre 1996 à un sous-comité de la Chambre du Congrès américain 117. Des informations ont également fait état du soutien de deux navires de guerre américains dans l'océan Atlantique lors de l'offensive rwandaise dans l'ouest de la RDC au premier mois de la « deuxième guerre ». Ces navires auraient assuré les communications entre Kigali et la base de Kitona qui venait d'être prise par l'APR 118.
Nous n'avons pas d'indication relative à la poursuite de programmes RIAT ou JCET après 1998, mais nos informations nous permettent de supposer qu'une forme de coopération militaire continue à unir les États-Unis et le Rwanda. Dans un rapport commun du Département d'État et de celui de la Défense au Congrès en mars 2000, un budget de plus de 1,3 million USD était prévu durant l'année fiscale 2000 pour un programme IMET et un poste intitulé « Assistance non sécurité, activités d'engagement de commandement unifié » en faveur du Rwanda. La justification de cette aide était la « prévention d'une répétition du génocide » de 1994 119. Selon certaines sources, l'assistance militaire proviendrait actuellement surtout d'un « budget spécial » du Pentagone, échappant au contrôle du Congrès 120. Selon d'autres, il s'agirait d'une combinaison de programmes officiels et clandestins, planifiés et administrés par le Commandement des opérations spéciales (U.S. Special Operations Command) et l'Agence de renseignement de la Défense (Defense Intelligence Agency, DIA). Ils impliqueraient la participation de « firmes militaires privées », du type de la MPRI qui a tenté de s'imposer en Angola. Une base américaine, construite par « Brown & Root », société proche du vice-président Cheney, serait même installée près de Cyangugu, à proximité de la frontière congolaise. Son rôle serait d'entraîner les troupes de l'APR et de leur fournir un soutien logistique pour leurs opérations en RDC 121.
De nombreuses informations font état d'un soutien militaire très net des États-Unis. Ces informations sont difficilement recoupées et ne sont de toute façon pas confirmées de source officielle, ce qui est évidemment le propre d'une opération clandestine.
Par ailleurs, en janvier 2001, dès l'investiture du président Bush, son homologue rwandais Paul Kagame s'est rendu à Washington pour demander le renouvellement des programmes militaires accordés par l'administration Clinton, des programmes incluant des formations militaires à la contre insurrection et à la guerre psychologique 122. La même année, Kagame effectuait une « visite privée » de trois semaines aux États-Unis 123. Une délégation de hauts responsables rwandais, dont des militaires, a effectué une visite officielle à Washington au début février 2002. Certains officiers de l'APR qui y ont participé seraient impliqués dans des trafics divers, notamment d'armes 124.
Nous ne disposons pas d'informations précises relatives à des livraisons d'armes américaines au Rwanda, bien qu'en juin 1999, Kigali a conclu avec la firme Northrop Grumman Corporation un contrat portant sur la fourniture d'un radar de surveillance aérienne ARSR-70 et des installations associées. Il s'agit typiquement d'un bien à double usage, tant militaire que civil 125. Le radar est entré en service en mai 2000 126. Enfin, les États-Unis auraient livré, à une date indéterminée, des munitions et de l'équipement ultra-moderne de communication au Rwanda 127.

Ook Kenia had in 2000 opleidingsprogramma's in Rwanda. Er werd een akkoord gesloten volgens hetwelk Nairobi het APR zou trainen met de steun van westerse instructeurs en strategen. Eind 1999 zouden er op de luchthaven van Bukavu 150 Westerse instructeurs aanwezig geweest zijn. Israël zou de piloten van de in 1998 gekochte Mi-24 helikopters opleiden voor contra-insurrectie. Er is ook sprake van duizenden Eritrese of Somalische huursoldaten die door het APR via Bujumbura naar het zuid-oosten van de DRC werden gebracht met het oog op een aanval op Lubumbashi. Die lijkt zich dezer dagen jammer genoeg te voltrekken.
In aanwezigheid van Kagame, die dit heeft bevestigd, heeft Onusumba, de leider van het RCD verklaard dat de Rwandese interventie in de DRC gefinancierd wordt met de heffingen die zijn beweging oplegt op grondstoffen. Vertegenwoordigers van de civiele maatschappij in het oosten van Congo, wijzen het Rwandese leger aan als de belangrijkste bron van zwarte handel in lichte wapens, vooral kalashnikovs, in het gebied
Net als Zimbabwe, heeft Uganda een belangrijke wapenindustrie ontwikkeld. Het gaat vooral om de Nakasongola Arms Factory, dat in handen is van Chinese particulieren en van de Chinese overheid, en Saracen, eigendom van de trust Strategic Resources Corporation, dat banden heeft met het Zuid-Afrikaanse veiligheidsbedrijf Executive Outcomes en de Ugandese veiligheidstroepen levert. Het belangrijkste bedrijf, Nakasongola, of National Enterprise Corporation, werd opgericht met de steunvan een Chinese firma en produceert lichte wapens en munitie. Hoewel Kampala verklaard heeft dat het de productie van landmijnen in 1995 heeft stopgezet, wordt beweerd dat de fabriek nog altijd landmijnen produceert en ze in centraal Afrika en in de regio van de Grote Meren verkoopt. Er werd ook een lokale firma opgericht om vervangstukken te produceren en te herstellen voor een zestigtal T-55 tanks die in november 1998 in Oekraïne werden aangekocht.
Die T-55 tanks, die oorspronkelijk misschien uit Roemenië of Bulgarije komen, zouden volgens een volksvertegenwoordiger van de oppositie in slechte staat in Kampala zijn aangekomen. Ze zouden 750.000 dollar per stuk hebben gekost en worden ingezet voor de rebellie in Congo. De spilfiguur van die transactie lijkt de Israëlische trafikant en kolonel op rust, Amos Golan te zijn. Golan en zijn firma Silver Shadows, die dicht bij de Ugandese autoriteiten staan, worden er ook van verdacht zonder succes gepoogd te hebben 20 Tatra vrachtwagens van de Tsjechische republiek te verkopen en effectief de verkoop te hebben georganiseerd van 6 Russische MiG-21 jagers, die eveneens in een bedenkelijke toestand zijn aangekomen. Drie van die toestellen, afkomstig uit Polen, werden naar Israël gestuurd om ze aan te passen aan de modernere vereisten van de MiG-29. Het ministerie van Financiën moest begin 2002 nog 20 miljoen dollar vrijmaken om die aanpassingen te betalen. De overige MiG's zijn in Uganda. Expatriés doen er geregeld testvluchten mee. Over het algemeen zijn de expatriés die in de regio de gevechtsvliegtuigen of aanvalshelikopters besturen Oekraïners, ook piloten van de MONUC en de burgerluchtvaart.
Uganda heeft ook Mi-24 aanvalshelikopters van Russische makelij gekocht en, in 1998, vier Mi-17 toestellen, door bemiddeling van de firma Consolidated Sales Corporation, die ook toestellen van hetzelfde type geleverd heeft aan Rwanda.

Sur le plan des entraînements, outre ceux prodigués par Washington, notons que le Kenya et le Rwanda ont signé en 2000 un accord selon lequel Nairobi entraînera l'APR 128, qui serait également épaulée par des instructeurs et stratégistes occidentaux, dont 150 auraient été présents à l'aéroport de Bukavu fin 1999 129. Israël formerait à la lutte anti-insurrectionnelle les pilotes des hélicoptères Mi-24 achetés en 1998 130. Par ailleurs, il est également question de milliers de mercenaires érythréens, ou somaliens, dépêchés par l'APR, via Bujumbura, dans le sud-est de la RDC, en vue d'une offensive sur Lubumbashi 131, laquelle semble malheureusement se préciser ces jours-ci.
Quant au financement de l'intervention rwandaise en RDC, le chef du RCD Onusumba a déclaré, en présence de Kagame, qui l'a approuvé, qu'il était assuré par les taxes sur les matières premières récoltées par son mouvement 132. Enfin, signalons que l'armée rwandaise est accusée par des représentants de la société civile de l'est du Congo d'être la principale source du marché noir des armes légères, en particulier les kalachnikovs, dans la région 133.
Comme le Zimbabwe, l'Ouganda a développé une importante industrie d'armement. Il s'agit principalement de la Nakasongola Arms Factory, appartenant à des intérêts privés et publics chinois, et deSaracen, appartenant au trust Strategic Resources Corporation, lié à la firme de sécurité sud-africaine Executive Outcomes 134et fournissant les forces de sécurité ougandaises 135. La plus importante, la Nakasongola, ou encore National Enterprise Corporation, a été construite avec l'aide de d'une firme chinoise et produit des armes légères et des munitions. Bien que Kampala ait déclaré avoir cessé la production de mines terrestres en 1995, des informations allèguent que l'usine en produit encore et les vend en Afrique centrale et dans la région des Grands Lacs 136. Une firme locale a également été créée afin de réparer et produire des pièces de rechange pour une soixantaine de chars T-55 acquis en Ukraine en novembre 1998 137.
Concernant ces T-55, venant originellement peut-être de Roumanie ou de Bulgarie, relevons que, selon un député de l'opposition, ils seraient arrivés à Kampala en mauvais état, auraient été payés 750.000 dollars/pièce et auraient été destinés à équiper une rébellion active au Congo. La cheville ouvrière de cette transaction semble être le trafiquant et colonel israélien à la retraite Amos Golan 138. Proche des autorités ougandaises, Golan et sa firme Silver Shadow sont également suspectés d'avoir tenté, sans succès, de vendre 20 camions Tatra de République tchèque 139 et d'avoir effectivement organisé la vente de 6 chasseurs MiG-21 russes, également arrivés dans un état déplorable 140. En provenance de Pologne, trois de ces appareils ont été envoyés en Israël pour être modifiés et répondre aux spécifications plus modernes des MiG-29. Le ministère des Finances devait encore, au début 2002, libérer 20 millions de dollars pour payer ces transformations. Les trois autres MiG sont en Ouganda et sont périodiquement pilotés par des expatriés pour des tests 141. En général, dans la région, les expatriés qui pilotent les avions de combat ou les hélicoptères d'assaut sont des Ukrainiens qui sont même les pilotes de la MONUC et de sociétés civiles.
L'Ouganda a également acquis des hélicoptères d'assaut Mi-24 de fabrication russe 142 et, en 1998, quatre Mi-17, par l'intermédiaire de la firme Consolidated Sales Corporation, qui a aussi fourni des appareils du même type au Rwanda 143.

De pilotenvan de Mi-24 en de MiG-21 toestellen worden of werden in Israël opgeleid. Een opleiding van 16 maanden voor elk van de 13 MiG-piloten die Uganda naar Israël heeft gestuurd, zou ongeveer 1 miljoen dollar kosten. Dat geeft een idee van de oorlogsuitgaven.
Althans bij de aanvang van het conflict waren ook in Zuid-Afrika gestationeerde militaire bedrijven en inlichtingendiensten betrokken bij de steun aan het `Tutsiblok', dat bestaat uit Uganda, Rwanda en Congolese rebellen. Dat netwerk zou in handen zijn van gewezen leden van het Zuid-Afrikaanse leger en van rechtse extremisten. Het zou voor Kampala de levering hebben georganiseerd van verschillende gepantserde transportvoertuigen, geproduceerd door de Zuid-Afrikaanse firma Reumech. Een sleutelfiguur voor die steun zou de Zuid-Afrikaanse zakenman Johan Niemöller zijn, een fanatiek anti-communist die in de jaren 1980 rijk geworden is door wapen- en diamantsmokkel met UNITA. Hij heeft banden met naar Zuid-Afrika uitgeweken Mobutu-gezinde vooraanstaanden en is betrokken bij talrijke duistere zaken, waaronder minstens een moord.
Het Ugandese leger (Uganda People's Defence Forces, UPDF) heeft sedert 1998 gemiddeld zo'n tienduizend manschappen in de RDC. Het heeft begin april 2002, met de instemming van Khartoem, op Ugandees grondgebied het offensief `Iron Fist' ingezet tegen de rebellen van het Lord's Resistance Army (LRA). Om zijn soldaten en hun bevoorrading naar de RDC te vervoeren, doet Kampala een beroep op diverse particuliere luchtvaartmaatschappijen. Zo werd de Zwitserse luchtvaartmaatschappij Aviation Support and Trading Organization (AVISTO) door de regering aangetrokken om met Hercules C-130 vliegtuigen de militaire transporten op Congolees grondgebied te verzorgen. Het UPDF zou vliegtuigen van de firma VR Promotions Ltd huren om militair materiaal naar Congo te vervoeren. De Congolese bedrijven Planet Air en New Goma Air, die in Swaziland zijn ingeschreven, lijken eveneens betrokken te zijn bij het vervoer van lichte wapens in de RDC. In het VN-verslag over de illegale handel in rijkdommen van Congo worden ook de maatschappijen Air Alexander, Air Navette en Uganda Air Congo met de vinger gewezen, al worden ze niet expliciet beschuldigd van wapentransporten. Wel wordt opgemerkt dat de vliegtuigen bij hun vertrek of aankomst in Entebbe zonder onderscheid ertsen, landbouwproducten, troepen en wapens vervoeren. Sommige van die vliegtuigen zouden toebehoren aan Viktor Bout. In februari 2002 heeft Amnesty International Uganda "een van de welbekende landen" genoemd die zich met illegale wapenhandel bezighouden. Dat stemt overeen met de informatie van een officieel Amerikaans verslag dat in juli 2001 bekendgemaakt werd en waarin Uganda, naast Tanzania, Kenia en Burkina Faso, omschreven wordt als één van de belangrijkste Afrikaanse centra van wapensmokkel.
De tribulaties van een Belgische smokkelaar, die luistert naar de voornaam Jan, waren in Kampala het onderwerp van gesprek. Hij had in 2001 zestig oude vrachtwagens van Volvo en Scania ingevoerd om ze aan een rebellengroepering in de RDC te verkopen. Zijn zoon zou op Congolees grondgebied ontvoerd zijn en vrijgelaten tegen betaling van één miljoen dollar losgeld. De vrachtwagens werden vervolgens in Kasese, in het westen van Uganda, opgeslagen en kaki geschilderd. `Jan' probeerde ze begin 2002 voor 2,85 miljoen dollar te verkopen aan het Ugandese leger. Sommige delen van het UPDF zouden weigerachtig staan tegen die aankoop, gelet op de staat van het materieel.
De militaire betrokkenheid van de Verenigde Staten bij de autoriteiten van Kampala is bedenkelijker. Minstens tot 1997 zou Uganda hebben kunnen rekenen op opleidingsprogramma's Joint Combined Exchange Training (JCET) en African Crisis Response Initiative (ACRI), vooral als steun in zijn strijd tegen de rebellengroep van de ADF. Die bijstand zou na de interventie in de RDC beperkt zijn. Officieel werd slechts 106.000 dollar beschikbaar gesteld voor een IMET-programma (International Military Education and Training) in het fiscale jaar 2000. Nochtans zouden de Amerikaanse en Ugandese legers en Keniaanse en Tanzaniaanse troepen in augustus 2002 de MEDFLAG2002-oefening moeten houden, de grootste Amerikaanse militaire oefening in Uganda sedert jaren. Ze zou meer dan 250 medische en logistieke specialisten van de Amerikaanse luchtmacht, zeemacht en grondtroepen moeten mobiliseren. De training werd door het Amerikaanse militaire commando in Europa voorbereid en zou Ugandese militaire eenheden moeten opleiden voor het redden en medisch bijstaan van gewonde strijders.
Onder voorwendsel van de sterke verslechtering van zijn betrekkingen met Kigali heeft Uganda de Britse regering in oktober 2001 gevraagd in te stemmen met een aanzienlijke verhoging van de militaire begroting om een "mogelijke (Rwandese) agressie af te slaan".

Les pilotes des Mi-24 et des MiG-21 sont ou ont été formés en Israël 144. Le coût de la formation de 16 mois de chacun des 13 pilotes de MiG envoyés par l'Ouganda en Israël serait d'environ 1 million de dollars 145. Cela vous donne une idée du coût des dépenses militaires liées à la guerre.
Par ailleurs, des compagnies militaires et des firmes de renseignement basées en Afrique du Sud étaient, au moins au début du conflit, impliquées dans un soutien au « bloc tutsi », composé de l'Ouganda, du Rwanda et des rebelles congolais. Ce réseau serait aux mains d'anciens membres de l'armée sud-africaine et d'extrémistes de droite et aurait notamment organisé, au bénéfice de Kampala, une transaction portant sur la livraison de plusieurs transporteurs blindés produits par la firme sud-africaine Reumech. Un homme clé de ce soutien serait l'homme d'affaires sud-africain Johan Niemöller, anti-communiste forcené ayant fait fortune dans les années 1980 grâce au trafic d'armes et de diamants avec l'UNITA, lié aux dignitaires mobutistes réfugiés en Afrique du Sud et mêlé à de nombreuses affaires louches, y compris au moins un meurtre 146.
L'armée ougandaise - « Uganda People's Defence Forces », UPDF - maintient depuis 1998 une moyenne d'une dizaine de milliers d'hommes en RDC 147. Elle a également lancé, vers le début avril 2002, l'offensive « Iron Fist » en territoire soudanais contre les rebelles de la Lord's Resistance Army (LRA), avec l'accord de Khartoum 148. Pour acheminer ses soldats et leur approvisionnement en RDC, Kampala fait appel à diverses firmes aériennes privées. Ainsi, la compagnie suisse Aviation Support and Trading Organization (AVISTO) a été engagée par le gouvernement pour exploiter ses Hercules C-130 pour ses transports militaires en territoire congolais. L'UPDF louerait des avions appartenant à la firme VR Promotions Ltd pour transporter des fournitures militaires au Congo 149. Les firmes congolaises Planet Airet New Goma Air, immatriculées au Swaziland, semblent également impliquées dans des transports d'armes légères en RDC. Le rapport de l'ONU sur l'exploitation illégale des richesses du Congo a également pointé du doigt les compagnies Air Alexander, Air Navette et Uganda Air Congo, sans explicitement les accuser de transport d'armes, mais en faisant par ailleurs remarquer que les avions au départ ou à l'arrivée à Entebbe transportent indistinctement minerais, produits agricoles, troupes et armement 150. Certains de ces avions appartiendraient à Viktor Bout 151, alors que Amnesty International a cité en février 2002 l'Ouganda « parmi les pays bien connus » faisant du commerce illicite d'armes, recoupant les informations d'un rapport officiel américain publié en juillet 2001 et décrivant l'Ouganda comme un des principaux centres africains du trafic d'armes, aux côtés de la Tanzanie, du Kenya et du Burkina Faso 152.
Les tribulations d'un trafiquant belge, prénommé Jan, ont défrayé la chronique à Kampala. Ayant importé, en 2001, 60 vieux camions Volvo et Scania pour les vendre à un groupe rebelle en RDC, son fils aurait été kidnappé en territoire congolais et relâché contre une rançon d'un million de dollars. Les camions ont ensuite été entreposés et repeints en couleur kaki à Kasese (ouest de l'Ouganda) et « Jan » tentait au début 2002 de les vendre à l'armée ougandaise pour 2,85 millions de dollars. Certains secteurs de l'UPDF seraient fort réticents à un tel achat, en raison de l'état du matériel 153.
Plus sérieux est l'engagement militaire des États-Unis auprès des autorités de Kampala. Au moins jusqu'en 1997, l'Ouganda a bénéficié de programmes de formation « Joint Combined Exchange Training » (JCET) et « African Crisis Response Initiative » (ACRI), en particulier en soutien dans sa lutte contre le groupe rebelle des ADF 154. Cette assistance aurait été réduite après l'intervention en RDC. Officiellement, seuls 106.000 dollars pour un programme IMET (International Military Education and Training) étaient prévus pour l'année fiscale 2000 155. Cependant, les armées américaine et ougandaise, ainsi que des troupes kenyanes et tanzaniennes, devraient tenir, en août 2002, l'exercice MEDFLAG2002, le plus grand entraînement militaire américain en Ouganda depuis plusieurs années. Il devrait mobiliser plus de 250 spécialistes médicaux et logistiques des forces aériennes, navales et terrestres américaines. Préparé par le commandement militaire américain en Europe, il devrait former des unités militaires ougandaises au sauvetage et au soutien médical des combattants blessés 156.
Prenant prétexte de la forte dégradation de ses relations avec Kigali, l'Ouganda a demandé en octobre 2001 au gouvernement britannique d'autoriser une importante augmentation de son budget militaire afin de « contrer une possible agression » rwandaise.

Kampala zou graag nieuwe tanks, vliegtuigen en artillerie kopen. Uganda wil meer piloten en officieren opleiden voor de UPDF en heeft in juli 2001 een nieuwe aanwervingscampagne ingezet. President Museveni zou de militaire begroting op drie jaar tijd willen zien stijgen van 113 tot 252 miljoen USD. Die begroting bevat waarschijnlijk niet de bedragen die door het MLC aan het leger en aan de Ugandese officieren in de RDC worden betaald.
Zoals het soms moeilijk is een onderscheid te maken tussen de wapens die geleverd worden aan de Congolese opstandelingen en de wapens die de Rwandese en Ugandese legers bevoorraden die de RDC bezetten, of in mindere mate een onderscheid tussen de wapens bestemd voor Zimbabwe en die voor de regering van Kinshasa, zo werd ook dikwijls de eindbestemming betwist van de naar Uganda gestuurde wapens, vooral omdat de wapens die Rwanda invoert en die afkomstig zijn uit de havens van de Indische Oceaan, dikwijls langs Kampala reizen alvorens ze het Land van Duizend Heuvels bereiken.
Zo zijn eind 1998, begin 1999 enorme hoeveelheden wapens aangekomen in de Tanzaniaanse havenstad Dar es Salaam. Niet minder dan 90 tanks werden eind november 1998 geleverd. Een Grieks schip heeft in december 1998 80 ton draagbare raketlanceerders gelost. Een ander schip heeft in januari 1999 zes tanks, 5.000 antitankraketten en 5.000 luchtafweerraketten, 5.000 automatische wapens, 1.000 granaatwerpers en 2.000 kisten munitie geleverd. Het zou een Noord-Koreaans schip geweest zijn en de wapens werden gelost in aanwezigheid van een hoge verantwoordelijke van de Rwandese inlichtingendiensten. Vervolgens werden ze naar Mwanza - op de Tanzaniaanse oever van het Victoriameer - en naar Kampala vervoerd. De Ugandese autoriteiten zouden Tanzania een escorte hebben gevraagd om het konvooi te beveiligen. De levering aan Kampala zou op verzoek van Kigali echter gesimuleerd kunnen zijn, omwille van de goede betrekkingen tussen Tanzania en Uganda.
De verslechtering van de betrekkingen tussen Kigali en Kampala had tenminste tot gevolg dat de identiteit van de ware bestemmeling van de wapens die recent in de regio geleverd werden, kon worden achterhaald.
Bujumbura heeft nooit officieel de aanwezigheid van zijn leger, de Forces armées burundaises (FAB), in de RDC erkend. Impliciet werd die aanwezigheid wel toegegeven toen de Burundese minister van Buitenlandse Zaken begin 2002 de terugtrekking van zijn troepen aankondigde. Informatie over de doorvoer van wapens naar Burundi is vrij zeldzaam, temeer daar een regionaal embargo, inzonderheid op wapens, pas in de loop van 1998 werd opgeheven.
Toch heeft het Ugandese leger in oktober 1999 aan de grens 560 ton wapens, vooral granaten en kalashnikovs, die door het Burundese ministerie van Defensie uit China werden ingevoerd, in beslag genomen omdat de Ugandese regering geen toelating had gegeven voor die doorvoer over zijn grondgebied.
Waarnemers hebben in de loop van 2001 opgemerkt dat het leger zijn zware bewapening aanzienlijk heeft versterkt in het vooruitzicht van nakende gezamenlijke aanvallen van de FDD en het FNL. Tenslotte werd een bekend figuur uit de wapensmokkel, Mathias Hitimana, van Belgische en Burundese nationaliteit, benoemd tot minister van Energie en Mijnwezen van de overgangsregering die op 31 oktober 2001 werd gevormd. Volgens sommige geruchten zou hij aan de basis liggen van de aankoop door de FAB van Chinese kalashnikovs begin 2002.
UNITA werd niet speciaal bestudeerd, als gevolg van de recente moord op Jonas Savimbi en de stopzetting van de gevechten in Angola. Er is wel een studie over gemaakt in een vorig GRIP-rapport. Het was onbetwistbaar veruit de best bewapende rebellengroep van geheel Afrika. Het werd lange tijd gesteund door het gewezen Zuid-Afrikaanse regime en door Mobutu, en kon dankzij Rwanda vanaf 1998 nieuwe kanalen voor de wapen- en diamantsmokkel openen.
Deze studie, die gebaseerd is op openbare bronnen, is uiteraard onvolledig. Enerzijds gebeurt dit soort handel in de grootste discretie, temeer daar hij illegaal is. Anderzijds worden onvoldoende middelen ingezet voor dit soort onderzoek. Lichte wapens kunnen moeilijk worden opgespoord, want ze worden dikwijls van het ene naar het andere conflictgebied overgebracht door een groot aantal kleine trafikanten, die profiteren van het feit dat de grenzen niet hermetisch gesloten zijn en die niet aarzelen om de personen om te kopen die de grenzen moeten bewaken. In centraal en zuidelijk Afrika `erven' de oorlogvoerende partijen van verschillende landen alsook rebellen en misdaadbendes thans de wapenvoorraden van de koude oorlog en de apartheid, via arsenalen die oorspronkelijk in Zuid-Afrika, Mozambique en Angola gevestigd waren. Door de belangrijke wapenvoorraad in de gewezen landen van het Warschaupact en het feit die landen overmatig veel wapens kunnen produceren, kunnen thans talrijke Afrikaanse landen, die dikwijls bij conflicten betrokken zijn, zich tegen voordelige voorwaarden relatief geperfectioneerde wapens aanschaffen. Verschillende landen die wapens leveren en kandidaat zijn voor toetreding tot de EU schenden dus de gedragscode voor wapenuitvoer die ze onderschreven hebben.
Er verschijnen ook onrustwekkende tendensen die eigen zijn aan de oorlogvoerende partijen in de RDC. Enerzijds ontstaat een lokale industrie van lichte wapens, vooral in Zimbabwe en Uganda. Hierdoor rijst het probleem van de overdracht van licenties in gevoelige gebieden. Anderzijds maken de oorlogvoerende partijen, en vooral Rwanda, Uganda en hun Congolese bondgenoten, ruimschoots gebruik van de internationale netwerken van wapensmokkel, waaronder die van de beroemde Viktor Bout. Niet alleen Oost-Europese landen maar ook landen als China en Noord-Korea hebben weinig morele scrupules om hun militair materieel van de hand te doen in de regio, waarbij ze dikwijls de beide kampen bevoorraden. De vraag naar een embargo op wapens bestemd voor landen en facties die betrokken zijn bij het conflict in Congo is dan ook brandend actueel. Die maatregel zou door de VN-Veiligheidsraad moeten worden genomen.
We kunnen alleen maar verbaasd zijn over de bijzonder passieve houding van instellingen als de OAE en de VN, over het gebrek aan belangstelling van de meeste media in het westen voor een tragedie van deze omvang en over de op zijn minst dubbelzinnige houding van bepaalde grootmachten, vooral de Verenigde Staten. Deze lijken het uitbreken van de opstand te hebben gedoogd, aangemoedigd of gesteund. Ze blijven de legers van verschillende bij het conflict betrokken partijen trainen en hebben nooit hun grote invloed aangewend om de vrede en de territoriale integriteit van de RDC te herstellen.

Kampala voudrait acheter de nouveaux tanks avions et de l'artillerie, entraîner plus de pilotes et d'officiers pour l'UPDF et a entamé en juillet 2001 une nouvelle campagne de recrutement. Le président Museveni souhaiterait voir passer le budget militaire de 113 millions à 252 millions USD en trois ans 157. Ce budget n'inclut vraisemblablement pas les sommes versées par le MLC à l'armée et aux officiers ougandais en RDC 158.
Tout comme il est parfois difficile de distinguer les armes livrées à la rébellion congolaise et celles approvisionnant les armées rwandaises et ougandaises occupant la RDC, ou dans une moindre mesure celles destinées au Zimbabwe de celles du gouvernement de Kinshasa, la destination finale des armes prenant le chemin de l'Ouganda a été parfois controversée, notamment parce que les armements importés par le Rwanda en provenance des ports de l'océan Indien transitaient souvent par Kampala avant de gagner le pays des Mille collines.
Ainsi, des quantités énormes d'armes sont arrivées dans le port tanzanien de Dar-es-Salaam vers la fin 1998 et le début 1999. Pas moins de 90 chars d'assaut ont été livrés fin novembre 1998. Un navire grec a déchargé 80 tonnes de lanceurs de missiles portables en décembre 1998. Un autre navire a livré, en janvier 1999, 6 chars, 5.000 missiles anti-chars et 5.000 missiles anti-aériens, 5.000 fusils automatiques, 1.000 lanceurs de grenades et 2.000 caisses de munitions 159. Le navire aurait été nord-coréen et les armes ont été déchargées en présence d'un haut responsable des services de renseignement rwandais, puis acheminées à Mwanza - sur la rive tanzanienne du lac Victoria - et à Kampala. Les autorités ougandaises auraient demandé une escorte à la Tanzanie pour assurer la sécurité du convoi. Mais la livraison à Kampala aurait pu être simulée à la demande de Kigali, en raison des bonnes relations entre la Tanzanie et l'Ouganda 160.
La dégradation des relations entre Kigali et Kampala a au moins eu pour effet de clarifier l'identité du destinataire réel des armements récemment livrés dans la région.
Bujumbura n'a jamais reconnu officiellement la présence de son armée, les Forces armées burundaises (FAB), en RDC, si ce n'est implicitement au début 2002 quand son ministre des Affaires étrangères a annoncé le retrait de ses troupes du pays 161. Les informations sur les transferts d'armes vers le Burundi sont assez rares, d'autant plus qu'un embargo régional, concernant notamment les armements, n'a été levé que dans le courant de 1998.
Relevons néanmoins que 560 tonnes d'armes, notamment des grenades et des Kalachnikovs, importées de Chine par le ministère de la Défense burundais, ont été saisies par l'armée ougandaise à la frontière en octobre 1999, en raison de l'absence d'autorisation du gouvernement ougandais pour le transit par son territoire 162.
Des observateurs remarquaient dans le courant 2001 que l'armée « a considérablement renforcé son armement lourd en prévision d'attaques imminentes et conjointes des FDD et des FNL 163 ». Enfin, notons qu'une figure bien connue du trafic d'armes, Mathias Hitimana, de nationalités belge et burundaise, a été nommé ministre de l'Énergie et des Mines du gouvernement de transition formé le 31 octobre 2001 164. Selon certaines rumeurs, il serait à l'origine de l'acquisition, par les FAB, de Kalachnikovs chinoises vers le début 2002 165.
Un mot, enfin, sur l'UNITA, qui n'a pas été spécifiquement étudiée en raison de la récente mort de Jonas Savimbi et de l'arrêt des combats en Angola. Notons cependant qu'elle a fait l'objet d'une étude dans un précédent rapport du GRIP et qu'elle a été sans conteste le groupe rebelle de loin le mieux armé de toute l'Afrique. Ayant longtemps été soutenue par l'ancien régime sud-africain et par Mobutu, elle a pu établir, à partir de 1998, de nouveaux canaux de trafic d'armes et de diamants grâce au Rwanda.
Réalisée à partir de sources publiques, cette étude est forcément incomplète : d'une part, la plus grande discrétion entoure généralement ce type de transferts, surtout s'ils sont illégaux ; d'autre part, la recherche en ce domaine souffre cruellement de moyens. Les armes légères sont particulièrement difficiles à tracer, car souvent déplacées d'un théâtre de conflit à l'autre par une multitude de petits trafiquants, bénéficiant de la porosité des frontières et n'hésitant pas à corrompre ceux qui sont censés les garder. Rappelons que, en Afrique centrale et australe, les stocks d'armes « hérités » de la guerre froide et de l'apartheid équipent maintenant les parties en guerre de plusieurs pays, ainsi que de nombreux groupes rebelles ou criminels, grâce à des arsenaux originellement situés en Afrique du Sud, au Mozambique et en Angola. En outre, les importants stocks d'armes de tous types accumulés par les anciens membres du Traité de Varsovie, ainsi que leurs capacités de production aujourd'hui disproportionnées, ont permis à de nombreux pays africains, souvent impliqués dans des conflits, de se doter à des conditions avantageuses d'armement relativement sophistiqué. Plusieurs états fournisseurs, candidats à l'adhésion à l'UE, violent donc le Code de conduite sur les exportations d'armes auquel ils se sont ralliés.
Nous constatons également l'émergence de tendances inquiétantes spécifiques aux parties en guerre en RDC. D'une part, on assiste au développement d'une industrie locale d'armement léger, en particulier au Zimbabwe et en Ouganda. Cette évolution pose le problème de la cession de licences dans des zones sensibles par certains pays industrialisés. D'autre part, les parties en guerre, mais apparemment surtout le Rwanda, l'Ouganda et leurs alliés congolais, font largement appel aux réseaux internationaux du trafic d'armes, dont ceux du célèbre Viktor Bout. De plus, outre l'Europe de l'est, des pays comme la Chine ou la Corée du Nord, ne s'embarrassent guère de préceptes moraux pour écouler leur matériel militaire vers la région, alimentant souvent les deux camps en conflit. Cela pose avec acuité la question d'un embargo obligatoire sur les armes à destination des pays et factions impliqués dans le conflit congolais, mesure qu'il reviendrait au Conseil de sécurité de l'ONU de prendre.
Enfin, on ne peut qu'être surpris par l'attitude particulièrement passive d'institutions comme l'OUA et l'ONU, par le désintérêt de la majorité des médias occidentaux face à une tragédie de cette ampleur et par le comportement pour le moins ambigu de certaines grandes puissances, en particulier les États-Unis. Ces derniers semblent avoir toléré, encouragé ou soutenu le déclenchement de l'insurrection, continuent à entraîner les armées de plusieurs parties au conflit et n'ont jamais exercé leur importante influence en faveur du rétablissement de la paix et du respect de l'intégrité territoriale de la RDC.

Ik wil nog even stilstaan bij de rol van België in dit bewapeningsconflict.
Er zijn drie zaken die betrekking hebben op de luchthaven van Oostende:

  • twee exportpogingen, één naar Angola in 1998 en één naar Kinshasa in mei 2000, die door de douane werden verhinderd;
  • het vertrek van een leeg vliegtuig dat in Bulgarije wapens heeft opgeladen en die in Zimbabwe heeft afgezet. De Britse firma die het vliegtuig huurde, had een filiaal in Oostende.

We mogen ervan uitgaan die in die periode nog andere wapentransporten naar Centraal Afrika hebben plaatsgevonden, die echter nooit aan het licht zijn gekomen. Discretie is de grootste deugd in deze handel. Het is trouwens zeer moeilijk vooraf vast te stellen dat een vliegtuig dat leeg vertrekt ergens anders wapens zal laden. In de jaren vóór de tweede oorlog in Congo kwam het vaak voor dat in Oostende een leeg vliegtuig vertrok om in Burgas, in Slowakije of ergens anders in Oost-Europa wapens te laden. Onder meer Bout, die zijn eerste stappen als wapenhandelaar in Oostende zette, ging zo tewerk. De laatste jaren zijn de controles na onthullingen in de media blijkbaar strikter geworden en hebben heel wat handelaars Oostende verlaten voor andere oorden.
Dit brengt me bij de Belgische onderdanen die betrokken zijn bij de wapenhandel naar de landen en groepen die in de DRC vechten.
In een ADIV-rapport dat vorig jaar werd gepubliceerd, staat over Angola dat het evident is dat de Belgen een belangrijke rol spelen bij de wapenhandel.
Tijdens mijn uiteenzetting heb ik naast `Jan', die vrachtwagens tracht te verkopen in Uganda, de volgende namen genoemd:
Ronald Rossignol. Dit is een vliegtuigfanaat, golden boy en mislukt advocaat uit de jaren '70 en '80, die destijds in de kringen rond Paul Vanden Boeynants verkeerde. In 1983 kwam hij voor de eerste keer met het gerecht in aanraking wegens frauduleuze faillissementen. In juli 1997 werd een onderzoek tegen hem geopend nadat de douane in Oostende militair materieel met bestemming Burundi had onderschept. Zijn maatschappij, Occidental Aviation Services NV, vaak Occidental Airlines genoemd, was van 1995 tot 1999 op de luchthaven van Oostende gevestigd. Tussen 1996 en 1999 leverde hij ook wapens aan Kigali, aan het Sierra-Leonese RUF via Gambia en Liberia, aan de Congolese rebellen via Uganda en Rwanda of rechtstreeks in Goma en Kisangani, en ook aan Khartoem. In dat laatste geval vertrok in Oostende een leeg vliegtuig dat wapens laadde in Slowakije en ze afzette in Khartoem. Officieel waren de wapens bestemd voor Tsjaad en keerde het vliegtuig naar Europa terug met vis uit het Victoriameer. Rossignol wordt momenteel niet vervolgd door het Belgische gerecht ofschoon op 27 juni 2001 een gerechtelijk onderzoek tegen hem werd geopend wegens inbreuken begaan bij het beheer van een onderneming. In 2000 zou hij op de luchthaven van Gosselies een vliegtuigmaatschappij hebben gevestigd die in Equatoriaal Guinee was opgericht. Begin 2002 woonde hij in Bratislava.
Ronald De Smet. Hij heeft eerst gewerkt als piloot bij Scibe-Zaïre, een luchtvaartmaatschappij die verscheidene keren is verdacht van wapentransporten, onder andere voor UNITA. Ze is eigendom van een Zaïrees zakenman, Bemba Saolona, die dicht bij Mobutu stond en de vader is van MLC-leider Jean-Pierre Bemba. De Smet lijkt in Oostende kennis te hebben gemaakt met Viktor Bout, ten laatste in 1995. Hij heeft samen met hem verscheidene luchtvaartmaatschappijen opgericht die in Oostende waren gevestigd of de luchthaven daar gebruikten. Hij verliet België in 1997; misschien is hij samen met Bout naar Sharjah in de Verenigde Arabische Emiraten gegaan nadat het Belgische gerecht zich voor hun activiteiten begon te interesseren. Samen met Bout richtte hij in Bangui, waar hij blijkbaar nu nog verblijft, Centrafrican Airlines op. Deze maatschappij, een van de velen van Bout, is in de DRC actief, wat bleek toen in 2000 een vliegtuig in Katanga neerstortte. Meer dan waarschijnlijk heeft deze maatschappij wapens getransporteerd voor de Congolese rebellen.
Jacky `Kiki' Lemaire werd ook genoemd omdat hij meerdere keren in Kigali werd geseind. Hij is vooral bekend voor schendingen van het wapen- en petroleumembargo tegen UNITA en is sinds jaren in Zuid-Afrika gevestigd. Er is geen nauwkeurige informatie over zijn betrokkenheid bij de wapenhandel naar Congo.

Brièvement, je voudrais en venir au rôle spécifique de la Belgique dans ce conflit des armements.
J'ai cité trois affaires qui concernaient l'aéroport d'Ostende. Il s'agit :

  • de deux tentatives d'exportation avortées grâce à l'intervention des douanes, une vers l'Angola en 1998 et une vers Kinshasa en mai 2000 ;
  • du départ d'un avion vide ayant chargé des armes en Bulgarie et déchargé celles-ci au Zimbabwe ; en outre, la firme britannique qui louait l'appareil avait un siège à Ostende.

Nous pouvons bien sûr supposer que d'autres transactions impliquant l'aéroport d'Ostende dans des transferts d'armes durant cette période vers l'Afrique centrale n'ont jamais été dévoilées, la discrétion étant une vertu cardinale dans ce commerce. Il faut aussi relever qu'il est particulièrement difficile d'établir à l'avance qu'un avion décollant à vide d'un aéroport se posera ailleurs pour y embarquer des armes qui serviront sur un champ de bataille. Ce schéma - avion décollant à vide d'Ostende pour y embarquer des armes à Burgas, en Slovaquie ou ailleurs en Europe de l'Est pour les livrer dans des zones de conflit - s'est souvent répété durant les années qui ont précédé la deuxième guerre du Congo. Il a notamment été utilisé par Bout qui a, semble-t-il, fait ses premiers pas de trafiquant d'armes à Ostende. Ces dernières années, après diverses révélations des médias, il semble que les contrôles soient beaucoup plus stricts et que nombre de trafiquants aient déserté Ostende pour d'autres cieux.
J'en viens maintenant aux ressortissants belges impliqués dans des trafics d'armes vers les pays et factions en guerre en RDC.
Comme le remarquait un rapport de l'an dernier du Service général de renseignement à propos de l'Angola : « Il est évident que les Belges jouent un rôle prépondérant dans le trafic d'armes ».
Au cours de mon exposé, outre celui du « Jan » tentant de vendre ses camions en Ouganda, j'ai cité les noms de :
Ronald Rossignol. Il s'agit d'un fanatique de l'aviation, golden boy et avocat raté des années 70 et 80, proche à l'époque des milieux de Paul Vanden Boeynants. Il a eu ses premiers ennuis judiciaires pour des faillites frauduleuses en 83. En juillet 97, une enquête a été ouverte à son encontre après l'interception, par les douanes d'Ostende, de matériel militaire destiné au Burundi. Sa société, Occidental Aviation Services NV, souvent appelée Occidental Airlines, a été basée à l'aéroport d'Ostende de 1995 à 1999. Entre 1996 et 1999, il a également livré des armes à Kigali, au RUF sierra-léonais via la Gambie et le Liberia, aux rebelles congolais via l'Ouganda et le Rwanda, ou directement à Goma et à Kisangani, ainsi qu'à Khartoum. Dans le cas du Soudan, l'appareil partait à vide d'Ostende, embarquait les armes en Slovaquie et les déchargeait à Khartoum. Officiellement, les armes étaient destinées au Tchad et l'avion revenait en Europe avec du poisson du lac Victoria. Actuellement, Rossignol n'est pas poursuivi par la justice belge bien qu'une information judiciaire ait été ouverte à son encontre le 27 juin 2001 pour des infractions commises dans le cadre de la direction d'une société. Il aurait basé, en 2000, à l'aéroport de Gosselies, une compagnie d'aviation qu'il a fondée en Guinée équatoriale. Début 2002, il résiderait à Bratislava.
Ronald De Smet. Il a d'abord travaillé comme pilote à la Scibe-Zaïre, compagnie aérienne suspectée à de nombreuses reprises de trafic d'armes, notamment vers l'UNITA, appartenant à l'homme d'affaires zaïrois Bemba Saolona, proche de Mobutu et père du dirigeant du MLC Jean-Pierre Bemba. De Smet semble avoir fait la connaissance de Viktor Bout à Ostende au plus tard en 1995 et a participé avec lui à la création de plusieurs sociétés impliquées dans la navigation aérienne basées à Ostende et utilisant l'aéroport de la ville. Il a quitté la Belgique en 1997, peut-être pour accompagner Bout à Sharjah aux Émirats arabes unis après que la justice avait commencé à s'intéresser à leurs activités. Il a fondé toujours avec Bout la société Centrafrican Airlines à Bangui où il semble encore résider actuellement. Cette société, qui est une des nombreuses compagnies faisant partie de ce qu'on appelle l'empire Bout, est active en RDC comme l'a prouvé l'avion qui s'est écrasé au Katanga en 2000. Plus que probablement, cette société a également transporté des armes pour la rébellion congolaise.
Jacky « Kiki »Lemaire a également été cité parce que sa présence a été constatée à Kigali à plusieurs reprises. Il est surtout connu pour ses violations de l'embargo sur les armes et le pétrole à destination de l'UNITA et est installé en Afrique du sud depuis de nombreuses années. Il n'y a pas eu d'informations précises sur son implication dans des trafics d'armes vers le Congo.

Dan is er nog de beruchte Jacques Monsieur, de spilfiguur in een ruilovereenkomst tussen de DRC en Iran die werd gesloten in 1999. Iraans "militair materieel" zou worden geruild tegen Congolese "grondstoffen", misschien uranium en coltan. Het akkoord is nooit uitgevoerd.
Monsieur staat op het punt door Turkije te worden uitgeleverd. Lemaire, De Smet en Rossignol wonen in het buitenland. Andere handelaars, zoals Geza Mezösy, blijven verwikkeld in een strijd met justitie. Nog anderen, zoals Marty Cappiau, werden met kogels doorzeefd.
De wapenhandelaars, Belgen en anderen, moeten met weemoed terugdenken aan de gouden jaren toen hun activiteiten werden toegedekt door de westerse inlichtingendiensten. In de jaren 90 zijn nieuwe tendensen ontstaan in de wapenhandel en de bestrijding ervan. Na het einde van de Koude Oorlog en de Balkanoorlog hebben de wapenhandelaars zich gestort op de Afrikaanse markt, die gekenmerkt wordt door een toenemend aantal conflicten. Die zijn meestal intern en gericht op de controle van de natuurlijke rijkdommen. Deze conflicten hebben niet de geostrategische draagwijdte van vroegere conflicten en de wapenhandelaars zijn niet langer de volgzame tussenpersonen voor het geheime beleid van de grote westerse machten. Ze werken steeds meer voor eigen rekening waarbij ze enkel door winstoogmerken worden gedreven. In sommige gevallen gaan hun activiteiten in tegen de belangen van hun vaderland. Soms dreigen ze uit de biecht te klappen over hun geldschieters, zoals Jacques Monsieur over Elf. Ze worden steeds hinderlijker en dit verklaart volgens mij het groeiend aantal onderzoeken, aanhoudingsbevelen, inhechtenisnemingen en gerechtszaken tegen hen. Het verklaart ook voor een deel waarom internationale instellingen, zoals de VN, de jongste jaren initiatieven hebben genomen tegen de wapenhandel.
Met het einde van de straffeloosheid krijgen we ook een duidelijker zicht op de wettelijke en administratieve gebreken waarvan deze handelaars gretig gebruik maken.
We stellen de Belgische overheid verschillende maatregelen voor die de activiteiten van deze `handelaars in de dood' moeten bemoeilijken.
Ik overloop vlug de aanbevelingen van het GRIP over dit onderwerp.
Ten eerste verheugt het GRIP zich erover dat vorige week een wet werd goedgekeurd die komaf maakt met het extraterritorialiteitsprincipe waardoor de handelaars te vaak aan gerechtelijke vervolging zijn ontsnapt. Een Belg of een vreemdeling met banden met België zal vanaf nu kunnen worden vervolgd voor wapenhandel, ook al heeft hij geen enkel misdrijf gepleegd op Belgisch grondgebied. Dit is een belangrijke stap vooruit die hopelijk door andere landen wordt gevolgd.
We hebben vastgesteld dat heel wat wapentransporten mogelijk waren omdat de end user-certificaten vervalst waren of verkeerdelijk werden uitgereikt, bijvoorbeeld door een ambassadeur. We stellen voor dat dit certificaat onvervalsbaar wordt gemaakt en dat duidelijk wordt vastgelegd wie het mag ondertekenen - bijvoorbeeld de ministers van Defensie of Binnenlandse Zaken van het aankoopland.
Het formulier moet ook worden gestandaardiseerd, in eerste instantie binnen de Europese Unie, teneinde het werk van de douanediensten te vergemakkelijken. Na de export moet regelmatig controle worden uitgeoefend om er zeker van te zijn dat de wapens niet terug worden geëxporteerd. Deze taak moet worden verricht door speciaal daartoe aangesteld gekwalificeerd personeel van de Belgische ambassades in de aankooplanden.
In de Europese Unie moet België meer druk uitoefenen opdat de lidstaten en ook de kandidaat-lidstaten geen leveringen zouden doen die ingaan tegen de gedragscode die de Europese Unie heeft vastgelegd. Sommige kandidaat-lidstaten zoals Bulgarije en Slowakije behoren tot de voornaamste exporteurs naar de protagonisten in de Afrikaanse conflicten, en vooral het Congolese.
Op lange termijn en op internationaal vlak moeten wapens bij de productie op basis van internationale normen worden gemarkeerd en bij elke uitvoer of verandering van eigenaar worden geregistreerd. Zo kan men de wapens blijven volgen en kan doeltreffender worden opgetreden tegen illegale handel en tegen de personen die ervoor verantwoordelijk zijn. Dit gaat de bevoegdheid van de Belgische overheid ver te buiten, maar dergelijke maatregelen zullen bijdragen tot een betere controle op de bewegingen van wapens en tot het terugdringen van hun verspreiding, die steeds chaotischer en dodelijker wordt.

En outre, le célèbre Jacques Monsieur a été au centre d'un accord de troc entre la RDC et l'Iran, conclu en 1999. L'accord prévoyait un échange d' « équipement militaire » iranien contre des « matières premières » congolaises, peut-être de l'uranium et du coltan. Mais l'accord n'aurait jamais été mis en œuvre.
Monsieur est en voie d'être extradé de Turquie ; Lemaire, De Smet et Rossignol vivent à l'étranger, tandis que d'autres trafiquants, comme Geza Mezösy, n'en finissent pas de régler leurs comptes avec la justice, ou que d'autres encore, comme Marty Cappiau, finissent criblés de balles. Les trafiquants d'armes, belges comme étrangers, doivent regretter l'époque dorée où leurs activités étaient couvertes par les services secrets de divers pays occidentaux car, au cours des années 90, des tendances nouvelles sont apparues dans le trafic d'armes et sa répression. Après la fin de la guerre froide et de celle des Balkans, les trafiquants d'armes se sont massivement redéployés sur le marché africain, marqué par la multiplication des conflits, la plupart internes, pour le contrôle de ressources naturelles. Ces conflits n'avaient pas la portée géostratégique des conflits précédents et les trafiquants d'armes ont cessé d'être le relais docile de la politique clandestine des grandes puissances occidentales. De plus en plus, ils agissent pour leur propre compte, en free-lance, uniquement motivés par l'appât du gain. Dans certains cas, leurs activités vont à l'encontre des intérêts de leurs pays d'origine. Parfois, comme Jacques Monsieur, ils menacent de « vider leur sac » et d'éclabousser leurs sponsors, dans ce cas précis, la société Elf Aquitaine. Ils deviennent donc de plus en plus gênants, ce qui, à mon avis, explique grandement la floraison d'enquêtes, de mandats d'arrêt, de détentions, de procès initiés par des justices nationales à leur encontre ces dernières années. Cela explique aussi partiellement les multiples initiatives prises récemment par diverses institutions internationales, comme l'ONU, pour lutter contre le trafic d'armes.
La fin de l'impunité permet également de mieux cerner les failles législatives et administratives dans lesquelles s'engouffrent les trafiquants. Cela nous amène à proposer diverses mesures, à la portée des autorités belges, pouvant rendre plus compliquées les activités de ces « marchands de la mort ».
Je voudrais passer rapidement en revue les recommandations du GRIP sur ce sujet.
Tout d'abord, le GRIP se réjouit de l'adoption, la semaine passée, d'une loi mettant à mal le principe d'extraterritorialité qui a si souvent permis aux trafiquants d'échapper aux poursuites. Désormais, un Belge ou un étranger ayant des attaches avec la Belgique pourra être poursuivi pour trafic d'armes même si aucun délit n'a été commis sur le sol belge. C'est une avancée importante et nous espérons que d'autres pays prendront bientôt des mesures similaires.
Nous avons constaté que de nombreuses affaires de trafic d'armes se déroulaient grâce à des certificats de destination finale - end users - falsifiés ou abusivement émis, par exemple, par un ambassadeur. Nous proposons donc que ce certificat soit rendu infalsifiable et que la qualité de son signataire soit précisément définie - ce pourrait être le ministre de la Défense ou de l'Intérieur du pays acheteur.
Il est également important de standardiser ce formulaire, dans une première étape à l'échelle de l'Union européenne, afin de faciliter le travail de vérification des douaniers. Enfin, après l'exportation, des contrôles doivent être régulièrement effectués pour s'assurer que les armements n'ont pas été réexportés. Du personnel qualifié devrait être spécialement affecté à cette tâche dans les ambassades belges des pays acheteurs d'armes belges.
Sur le plan de l'Union européenne, la Belgique devrait exercer davantage d'influence pour que des exportations contraires à l'esprit du Code de conduite de l'Union européenne ne soient pas réalisées par les états membres, de même que par les pays candidats qui ont exprimé leur volonté de respecter ce code. Or, certains de ces pays - la Bulgarie, la Slovaquie, etc. - figurent parmi les principaux exportateurs d'armes vers les protagonistes des conflits africains, en particulier congolais.
Enfin, sur le long terme et sur le plan international, les armes produites, notamment en Belgique, devraient être marquées dès la production selon des normes admises internationalement et enregistrées lors de chaque exportation ou changement de propriétaire. Ces mesures permettraient de suivre les armes au cours de leur existence - c'est ce que l'on appelle la « traçabilité » - et de combattre plus efficacement les détournements illégaux et leurs responsables. Bien que dépassant largement le rayon d'action des autorités belges, ces mesures contribueraient à améliorer les contrôles sur les mouvements des armements et à réduire leur prolifération, de plus en plus chaotique et meurtrière ces dernières années.

De heer Michiel Maertens (AGALEV). - Ik dank de heer Berghezan voor zijn zeer goed gedocumenteerde uiteenzetting. Internationaal wordt hij trouwens ook herhaaldelijk geciteerd en ik verwijs hierbij naar het boek Genocide and Covert Operations in Africa 1993-1999 van Wayne Madsen die we al vaker hebben geciteerd.
Met mijn eerste vraag wil ik aansluiten bij het einde van de uiteenzetting, namelijk bij de situatie in Oostende. Ik woon in die streek en weet dat de meeste van die piloten aan de bar van hotel Ter Streep kunnen worden aangetroffen. Dat is een gemakkelijke manier om een en ander te weten komen over illegale wapenhandel. In verband met illegale wapenhandel is behalve Oostende ook Gosselies in het verleden herhaaldelijk ter sprake gekomen. Dat Viktor Bout vanuit Oostende zelfs aan de Taliban leverde staat eveneens vast. Het valt dan ook moeilijk te begrijpen dat zijn kompaan, Sanjivan Ruprah, een paar weken geleden op borgtocht werd vrijgelaten, terwijl Viktor Bout, tegen wie een aanhoudingsmandaat is uitgevaardigd, onbezorgd in Rusland zit. Wat denkt u daarover?
In Oostende vinden we geregeld nog andere mensen terug, Belgen en niet-Belgen, Jacques Kiki Lemaire, die zich nu kalm houdt, Mark Adriaenssens, de Amerikaanse gebroeders Tokoph, Ronnie Rossignol, Ronald De Smet, Jacques Monsieur en de Fransman Michel-Victor Thomas, allemaal schimmige figuren die nog altijd bezig zijn met dezelfde zaken. Ook een aantal vliegtuigmaatschappijen zijn in Oostende goed bekend: Trans Air Cargo, Air Cess, Seagreen, Aero Zambia, TAN Group, Occidental Airlines enzovoort. Gelukkig is er op dit vlak nu een wetgeving die hopelijk zeer binnenkort kan worden toegepast. We kennen massa's namen en feiten, maar in België werd nog geen enkele aanhouding gedaan. Hoe komt dat volgens u? Er is natuurlijk de extraterritorialiteit en het probleem is ook dat onder de nieuwe wapenwet niets meer kan worden gedaan aan feiten uit de periode van 1995 tot vandaag.
Ik verwijs hierbij ook naar de schimmige rol van de douaneagentschappen. Naast het Brusselse Demavia dat werd vernoemd, zijn er nog andere. In Oostende is er de heel bekende firma Van Paemel. Deze firma's vormen de link tussen de wapenhandelaars en de maatschappijen. U weet zeer goed dat dit allemaal stukjes van een heel netwerk zijn en dat de ene vaak niets van de andere af weet. De zaakjes worden heel vaak door de douanemaatschappijen geregeld. Zij kennen heel goed de douaniers, zijn ter plaatse en kennen de gaten in de wetgeving. Daar helpt geen enkele deontologische code tegen.

M. Michiel Maertens (AGALEV). - Je remercie M. Berghezan pour son exposé particulièrement documenté. Il bénéficie d'une réputation internationale. Je pense en l'occurrence à l'ouvrage Genocide and Covert Operations in Africa 1993-1999 de Wayne Madsen, que nous avons déjà souvent cité.
Ma première question porte sur la fin de l'exposé, c'est-à-dire sur la situation à Ostende. J'habite dans cette région et je sais que l'on peut trouver la plupart des pilotes au bar de l'hôtel Ter Streep. C'est un moyen facile d'apprendre des choses sur le commerce illégal des armes. Dans ce domaine, Gosselies a également été cité à plusieurs reprises dans le passé. Il est ainsi certain que Viktor Bout a livré des armes aux Taliban à partir d'Ostende. On comprend dès lors difficilement que son partenaire, Sanjivan Ruprah, ait été relâché sous caution voici quelques semaines alors que Viktor Bout, qui fait l'objet d'un mandat d'arrêt, vit en Russie sans être inquiété. Qu'en pensez-vous ?
Nous retrouvons également à Ostende d'autres personnes, des Belges et des étrangers : Jacques Kiki Lemaire qui se tient actuellement tranquille, Mark Adriaenssens, les frères américains Tokoph, Ronnie Rossignol, Ronald De Smet, Jacques Monsieur et le Français Michel-Victor Thomas. Ce sont tous des individus nébuleux qui continuent à s'occuper des mêmes affaires. Certaines compagnies aériennes sont également bien connues à Ostende : Trans Air Cargo, Air Cess, Seagreen, Aero Zambia, TAN Group, Occidental Airlines, etc. Heureusement, il existe maintenant sur ce plan une législation dont j'espère qu'elle pourra être appliquée très prochainement. Nous connaissons de très nombreux noms et faits mais aucune arrestations n'a eu lieu en Belgique. Quelle en est, selon vous, la raison ? Il y a bien entendu l'extraterritorialité mais le problème vient aussi du fait que la nouvelle loi sur les armes ne porte pas sur les faits commis entre 1995 et aujourd'hui.
Je voudrais souligner ici que le rôle des agences de douanes n'est pas très clair. Outre la société bruxelloise Demavia, il en existe d'autres. La firme Van Paemel est très connue à Ostende. Ces sociétés constituent le lien entre les marchands d'armes et les entreprises. Vous savez fort bien qu'il s'agit de petits éléments d'un grand réseau et que, souvent, l'une ne sait rien de l'autre. Les affaires sont très souvent réglées par des agences en douane. Elles sont sur place, connaissent très bien les douaniers et les failles de la législation. Un code de déontologie n'est d'aucun secours dans ce cas.

Het zou me genoegen doen als het Grip-onderzoek zou worden uitgebreid tot het douaneagentschap en de Belgische wetgeving die daarop van toepassing is. Dat kan in het kader van de bestaande douanewetgeving. Het zou ook goed zijn als we, eventueel achter gesloten deuren, nog meer gegevens kunnen krijgen over bepaalde daden of firma's die voor vervolging vatbaar zijn.
Ik heb niets horen zeggen over New Lachaussée, over FN in Turkije of Eldoret. Ik heb hier een recente studie van het Vlaamse netwerk Lichte Wapens, Licence production of arms, waarin een heel verhaal wordt gewijd aan de licenties. België is verantwoordelijk voor de uitvoer van munitie en wapens onder licentie vanuit Kenia via Eldoret. Daarover krijgen we graag meer gegevens.
Kunt u meer zeggen over de Belgische wapenhandelaars en de manier waarop ze hun witwaspraktijken, eventueel met diamanten via Antwerpen, uitvoeren? Ook daar zijn er gaten in de Europese wetgeving. Het blijkt immers nog altijd mogelijk om via back-to-back-leningen of een aantal andere systemen allerlei handelingen wit te wassen.
Ik had ook nog graag iets vernomen over de wapenleveringen aan de Huturebellen in oktober 1996 door mevrouw Aziza Kulsum, die hier al werd verhoord, en ook door de heer Georges Forrest die, volgens een rapport van Human Rights Watch van 8 december 1997, op 19 oktober 1996 wapens zou hebben geleverd aan de militairen op het vliegveld van Burundi. De heer Forrest heeft tegen de auteur van het rapport een proces ingespannen. We moeten er dus voor opletten mensen te beschuldigen op grond van valse gegevens.
U sprak over Burundi en over het feit dat Centraal-Afrika door wapens wordt overspoeld. In het rapport van 24 mei 2002 van de International Crisis Group lezen we dat 12 miljoen US dollar uit het Stabesi-fonds dat voor landbouw is bedoeld, werd aangewend voor de aankoop van 6 gevechtshelikopters MI-24 en stalinorgels Katyusha. Er staat ook in dat dit materiaal sinds november gebruikt wordt in coördinatie met het Rwandese Patriottisch Front. Dit rapport wordt bevestigd door Agence France-Presse en door Reuter. Het zal dus wetenschappelijk wel aanvaardbaar zijn. Het vermeldt het gebruik op 2 maart 2002 van toxische gassen in dorpen rond Bujumbura. Ook in Oost-Congo zou volgens het AFP en Reuter op 15 december het Rwandese leger napalm hebben gedropt op het dorpje Ninja.

Je me réjouirais de voir l'enquête du Grip étendue aux agences en douane et à la législation belge en la matière. C'est possible dans le cadre de la législation douanière actuelle. Il serait également opportun de pouvoir, éventuellement à huis clos, obtenir davantage de données sur certains faits ou sur certaines firmes susceptibles de faire l'objet de poursuites.
Je n'ai rien entendu au sujet de New Lachaussée, de la FN en Turquie ou d'Eldoret. Je dispose d'une étude récente du réseau flamand « Lichte Wapens » Licence production of arms, dont toute une partie est consacrée aux licences. La Belgique est responsable de l'exportation de munitions et d'armes sous licence au départ du Kenya via Eldoret. Nous aimerions en savoir plus à ce sujet.
Pourriez-vous nous en dire davantage sur les Belges marchands d'armes et sur la manière dont ils pratiquent le blanchiment d'argent, éventuellement grâce à des diamants anversois ? Sur ce plan aussi, la législation européenne présente des failles. Il semble qu'il soit toujours possible de blanchir de l'argent grâce à des systèmes comme, entre autres, les prêts back-to-back.
J'aimerais aussi que vous nous parliez des armes livrées en octobre 1996 aux rebelles Hutu par Mme Aziza Kulsum, que nous avons déjà entendue ici, et par M. Georges Forrest qui, selon un rapport de Human Rights Watch du 8 décembre 1997, aurait livré des armes le 19 octobre 1996 à des militaires sur l'aéroport du Burundi. M. Forrest a intenté un procès à l'auteur de ce rapport. Nous devons donc veiller à ne pas accuser des gens sur la base de fausses informations.
Vous avez parlé du Burundi et du fait que l'Afrique centrale est inondée par les armes. Dans le rapport de l'International Crisis Group du 24 main 2002, nous pouvons lire que 12 millions de dollars, versés par le Fonds Stabesi et destinés à l'agriculture, ont été utilisés pour l'achat de six hélicoptères de combat MI-24 et d'orgues de Staline. Le rapport précise également que ce matériel est utilisé depuis novembre en coordination avec le Front Patriotique Rwandais. Ce rapport est confirmé par l'AFP et Reuter. Il sera donc scientifiquement acceptable. Il signale l'utilisation, le 2 mars 2002, de gaz toxiques dans des villages autour de Bujumbura. Selon l'AFP et Reuter, l'armée rwandaise aurait lâché du napalm le 15 décembre sur le petit village de Ninja.

De helikopters zouden door Oost-Europeanen zijn bemand. Dat verband bleek ook uit het incident op 16 januari en bij een auto-ongeval waarbij de Zuid-Afrikaanse veiligheidszending was betrokken. Daarbij kwam de Russische vliegtuiginstructeur om het leven. Burundi heeft, zoals Rwanda, geen militaire samenwerking met het Oostblok. Het gaat hier steeds duidelijker om huurlingen. In de Burundese overgangsregering zit de Belg met dubbele nationaliteit Makyazikimana-Mathias Hitimana als minister van mijnbouw en energie. Dat is een bekend wapenhandelaar. In het licht van de slaagkansen van een vredesproces verontrust ons dat.
Kunt u ons meer vertellen over de Europese wapenleveringen? Zijn er ook Belgen bij betrokken? Hebt u weet van recrutering van huurlingen? Zijn ook daar Belgen bij betrokken? U verwees naar het MPRI. Dat kennen we, maar dat zit waarschijnlijk niet in het gebied waarover we het hebben. We kennen ook IDAS, een Belgisch-Nederlandse huurlingenorganisatie, en een Luikse firma die zeer low profile werken maar nog altijd niet zijn opgeheven. Hebt u daar meer gegevens over? Wat weet u over het gebruik en de herkomst van toxische gassen in de regio? Er wordt gewag gemaakt van Ethiopische en Eritrese huurlingen. Weet u ook daar meer over?
België heeft volgens het officieel rapport in 1999 voor bijna twee miljard wapens geleverd in centraal-, zuidelijk en oostelijk Afrika. Ook aan Zuid-Afrika en Zimbabwe, de doorvoerhaven naar de RDC, werd geleverd. Hebt u daar meer gegevens over?
U deed uitspraken over Rautenbach en Bredenkamp, de mensen van Gécamines, die deze wapens aan de RDC zouden hebben geleverd. Dat werpt een heel ander licht op de problematiek Gécamines-Forrest. In hoeverre zijn Belgen in de streek of hier, die een invloed wensen uit te oefenen op de situatie in Congo, betrokken bij dit oorlogsspel? Het is voor de commissie heel belangrijk te weten wie achter deze oorlogseconomie zit en waarom dit zo is.

L'équipage des hélicoptères aurait été constitué d'Européens de l'Est. Ce lien ressort aussi de l'incident du 16 janvier et d'un accident de voiture dans laquelle la mission sud-africaine de sécurité a été impliquée et lors duquel l'instructeur de vol russe a perdu la vie. Tout comme le Rwanda, le Burundi n'a aucune coopération militaire avec le bloc de l'Est. Ici, il s'agit clairement de mercenaires. Makyazikimana, un Belge possédant la double nationalité, fut ministre des mines et de l'énergie dans le gouvernement de transition du Burundi. Or, c'est un marchand d'armes connu. Cela nous préoccupe quant aux chances de succès d'un processus de paix.
Pouvez-vous nous en dire davantage sur les livraisons d'armes européennes ? Des Belges sont-ils impliqués ? Avez-vous connaissance du recrutement de mercenaires, éventuellement belges ? Vous avez fait référence au MPRI. Nous le connaissons, mais il n'est visiblement pas lié au domaine dont nous nous occupons. Nous connaissons également IDAS, une organisation de mercenaires belgo-néerlandaise, et une firme liégeoise. Disposez-vous d'informations les concernant ? Que savez-vous de l'utilisation et de l'origine de gaz toxiques dans la région ? Il est fait mention de mercenaires éthiopiens et érythréens. Que savez-vous à ce sujet ?
Selon le rapport officiel de 1999, la Belgique livré des armes en Afrique centrale, australe et orientale pour un montant de près de deux milliards. Des livraisons ont également été effectuées en Afrique du Sud et au Zimbabwe, les points de transit de la RDC. Disposez-vous d'informations à ce sujet ?
Vous avez parlé de Rautenbach et de Bredenkamp, de la Gécamines, qui auraient livré ces armes à la RDC. Cela place le dossier Gécamines-Forrest sous un tout autre éclairage. À quel point des Belges, de là-bas ou d'ici, qui souhaitent exercer une influence sur la situation au Congo, sont-ils impliqués dans ce Kriegspiel ? Il est important que la commission sache quelles personnes se trouvent derrière cette économie de guerre et pourquoi elles s'y trouvent.

De heer Marcel Colla (SP.A). - In verband met de RDC vermeldde u op een bepaald ogenblik China en Noord-Korea, telkens in de context van een ruil tussen wapentransport en mijnontginning.

M. Marcel Colla (SP.A). - Vous avez également cité la Chine et la Corée du Nord, chaque fois en faisant référence à un échange entre le transport d'armes et l'exploitation minière.

Daar raken we de kern van ons probleem: de relatie tussen de financiering van een oorlogssituatie en het uitverkopen van natuurlijke rijkdommen en dus het verarmen van het land en de staat. Zijn er nog andere landen in dezelfde situatie? China, Noord-Korea, Israël? We krijgen ook graag zoveel mogelijk concrete informatie over de bronnen: de wapentransporten, de geldhoeveelheden, de mijnontginningen. Waar komen we te weten welke de voorwaarden zijn van de contracten voor mijnontginning? Zijn die ook een koopje?
We hebben het hier al gehad over het monopolie op de diamantexport dat vader Kabila gaf aan een bedrijf in Tel Aviv. Spreken wij over hetzelfde? Welke band is er met de opleiding en feitelijke ondersteuning van de oorlogssituatie?
Wat weet u over de relatie tussen de rechterhand van Mugabe, Gécamines en de wapentransporten, opnieuw in het licht van de tegenprestaties op het vlak van mijnontginning of export van natuurlijke rijkdommen?

Nous touchons là au nœud du problème : la relation entre le financement d'une situation de guerre et la vente de richesses naturelles et donc l'appauvrissement du pays et de l'État. D'autres pays sont-ils dans la même situation ? La Chine, la Corée du Nord, Israël ? Nous aimerions aussi obtenir autant que possible des informations sur les sources : les transports d'armes, les quantités de devises, l'exploitation des mines. Où pouvons-nous connaître les conditions des contrats d'exploitation des mines ? S'agit-il d'une bonne affaire ?
Nous avons déjà parlé du monopole d'exportation des diamants que Kabila père avait accordé à une société de Tel Aviv. Parlons-nous de la même ? Quel lien existe-t-il avec la formation et le soutien de fait de la situation de guerre ?
Que savez-vous de la relation entre le bras droit de Mugabe, la Gécamines et les transports d'armes, encore une fois en échange de produits miniers ou de l'exportation de richesses naturelles ?

De heer Georges Berghezan. - Mijn uiteenzetting was een samenvatting van de studie die door het GRIP zal worden gepubliceerd. Alle bronnen worden in de voetnoten vermeld. Als u dat vraagt, kan ik mijn bronnen meedelen.
De heer Maertens is goed geïnformeerd. Ik heb de indruk dat de rol van Oostende in de wapenhandel sinds 1997 sterk afneemt. Voordien was het, althans in Europa, een van de belangrijkste centra van de wapenhandel.
U heeft bepaalde ondernemingen genoemd. TAN Group, dat van Viktor Bout afhangt, is niet meer in Oostende gevestigd. Occidental Airlines, het bedrijf van Rossignol heeft misschien nog een adres in Oostende, maar niet meer op de luchthaven. Blijkbaar heeft Rossignol geen activiteiten meer in Oostende want hij schijnt momenteel in Bratislava gevestigd te zijn. Uit andere informatie blijkt dat hij naar Gosselies zou zijn verhuisd; dit moet nog worden onderzocht. We hebben over Gosselies horen spreken, maar al die beschuldigingen hebben niet veel concreets opgeleverd. De rol van Forrest, van Gécamines, van New La Chaussée is een probleem. De heer Forrest neemt extreme voorzorgsmaatregelen opdat zijn illegale zaken niet aan het licht zouden komen. Human Rights Watch heeft zijn beschuldigingen tegen hem onder de dreiging van een proces moeten intrekken. De Franse vertaling van dit dossier door het GRIP werd echter niet gecensureerd.
Forrest is in de mijnen rond Lubumbashi actief. Hij is voorzitter of directeur van wapenonderneming in het Luikse en er zijn veel verbanden tussen Gécamines en wapendeals via Zimbabwe. Men kan zich moeilijk inbeelden dat Forrest helemaal niet betrokken zou zijn bij de wapenhandel in Congo.
Het probleem is dat we geen bewijs hebben. Ik heb gezocht, maar net als anderen heb ik niets gevonden. Misschien lukt het ooit...
De lokale fabrieken die werden onderzocht, beschikten voornamelijk over Chinese licenties. We zouden echter ook kunnen nagaan wat New La Chaussée in andere delen van de wereld doet of wat er gebeurt met de licentie van FN in Kenia. Ondanks onze vermoedens hebben we tot op heden nog niet kunnen vaststellen dat munitie werd geleverd aan het Afrika van de Grote Meren.
Ik heb het rapport van het ICG waarnaar u verwijst, niet gelezen, maar het ziet er interessant uit. Ik heb geen informatie over het gebruik van gifgas of napalm. De vraag rijst ook of de vele buitenlanders die bij het conflict in Congo betrokken zijn niet door een onderneming zijn gerekruteerd, maar dat heb ik niet nader onderzocht evenmin als de band met de financiële wereld. Al die deals en wapenaankopen gaan via banken en ik moet erkennen dat ik me nog niet met dit aspect van de zaak heb bezig gehouden.

M. Georges Berghezan. - J'ai dit que mon exposé était un résumé d'une étude à publier pour le GRIP. Je peux vous envoyer ce texte. Toutes les sources sont mentionnées sous forme de notes de bas de page. À votre demande, je peux vous transmettre ces sources.
Je vois que M. Maertens est très bien renseigné. Je voudrais dire que mon impression est que depuis quelques années, le rôle d'Ostende dans le trafic d'armes est en forte régression. Apparemment, les choses ont changé en 1997. Les années précédentes, c'était effectivement un des principaux centres, en Europe en tout cas, du trafic d'armes.
Vous avez cité certaines sociétés... Par exemple, TAN Group, qui dépend de Viktor Bout, n'est plus à Ostende. Occidental Airlines, la société de Rossignol, a peut-être encore une adresse à Ostende mais, en tout cas, plus à l'aéroport. Apparemment, Rossignol n'a plus d'activité à Ostende puisqu'il semblerait qu'il vive actuellement à Bratislava. D'autres informations font état de son départ pour l'aéroport de Gosselies, à propos duquel il faudrait aussi procéder à des investigations. Nous avons entendu parler de l'aéroport de Gosselies mais toutes ces allégations ne sont jamais allées très loin. Quant au rôle de Forrest, de la Gécamines, de New La Chaussée, cela pose problème. Apparemment, M. Forrest prend d'extrêmes précautions pour que ses affaires illégales ne soient pas dévoilées. Human Rights Watch a finalement retiré - sous menace d'un procès - ses accusations contre Forrest. À ce égard, je vous signale que la traduction de ce dossier par le GRIP, elle, n'a pas été censurée ; les informations sont donc restées dans la version française.
Il est effectivement troublant de voir ce Forrest à Lubumbashi, dans les mines, de le voir comme président ou directeur d'une société d'armement dans la région liégeoise et de voir les nombreux liens de la Gécamines avec des deals concernant les armements via le Zimbabwe et imaginer en même temps qu'il n'aurait aucun lien avec des trafics d'armes concernant le Congo.
Le problème, c'est que nous n'avons pas de preuve. J'ai cherché mais, comme les autres, je n'ai rien trouvé. Cela viendra peut-être un jour...
Pour les industries locales examinées, les licences étaient surtout chinoises mais nous pourrions aussi voir ce que fait New La Chaussée dans d'autres parties du monde ou ce qu'il en est de la licence de la FN au Kenya. Cependant, jusqu'à présent, malgré nos présomptions, nous n'avons jamais pu établir que des munitions étaient livrées à l'Afrique des Grands Lacs.
Je n'ai pas lu le rapport de l'ICG que vous avez mentionné, qui a l'air fort intéressant. Je n'ai pas d'information sur ces gaz toxiques ou le napalm qui ont été utilisés. On peut aussi se demander si les nombreux étrangers - Africains, Européens, etc. - impliqués dans le conflit du Congo ne sont pas recrutés par une société, mais cela fait partie des choses que je n'ai pas approfondies, pas plus que les liens avec les finances. Tous ces deals, tous ces achats d'armement passent très souvent par des structures bancaires et je dois reconnaître que je ne me suis pas intéressé à cet aspect des choses.

Wat het Israëlische diamantbedrijf IDI betreft lijkt het erop dat het contract geen militair gevolg had, ook al werd erin melding gemaakt van de uitrusting van het Congolese leger. Kinshasa heeft het monopolie dat aan IDI was toegekend doorbroken omdat het er geen militair voordeel uit haalde. Blijkbaar werd de zaak ergens in Israël geblokkeerd, maar ik weet niet op welk niveau.
Ik geef toe dat ik van veel dingen niets afweet. Het zou interessant zijn om een bezoek te brengen aan het hotel waarover u het had, maar ik denk dat de gouden jaren van de luchthaven van Oostende voorbij is en dat de handelaars andere oorden hebben opgezocht.

En ce qui concerne IDI, la société israélienne diamantaire, il semblerait qu'il n'y ait pas eu de conséquence militaire, bien que l'objet du contrat était d'équiper les forces armées congolaises. Le monopole accordé par Kinshasa à IDI a été cassé, en raison de l'absence de bénéfices militaires. Apparemment, il y a eu un blocage israélien, mais je ne sais pas à quel niveau.
Je dois bien avouer mon ignorance sur de nombreux points. Il serait toujours intéressant d'aller faire une visite à l'hôtel que vous avez évoqué, mais je pense que l'époque dorée de l'aéroport d'Ostende est passée et que les trafiquants passent par d'autres voies.

De heer Michiel Maertens (AGALEV). - Ik veronderstel dan ook dat u geen gegevens hebt over de rol van douaneagentschappen zoals Demavia en Van Paemel.
Ik ben het ermee eens dat de gouden tijd voor Oostende al een drietal jaar voorbij is, maar ons onderzoek start in 1995. De rol van Oostende kan dus heel duidelijk in ons onderzoek worden opgenomen. Ook de namen van de betrokkenen van Belgische origine moeten worden genoteerd om een overzicht te krijgen van het `wie is wie' van de wapenhandel.
Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag waarom er niemand is aangehouden en dat, integendeel, onder meer Sanjivan Ruprah op een borgtocht van een prikje werd vrijgelaten. Heeft dat te maken met de wijzigingen in de wapenwet die nog niet toepasbaar zijn, of zijn er nog andere redenen?

M. Michiel Maertens (AGALEV). - Je suppose donc que vous ne savez rien du rôle des agences en douane Demavia et Van Paemel.
Je suis d'accord pour dire que l'âge d'or pour Ostende est terminé depuis trois ans, mais notre enquête commence avec l'année 1995. Il est donc très clair qu'elle porte sur le rôle d'Ostende. Nous devons aussi noter le nom de personnes d'origine belge de manière à avoir une vue d'ensemble de qui est qui dans le commerce des armes.
Je n'ai pas reçu de réponse à la question de savoir pourquoi personne n'a été arrêté et qu'au contraire M. Sanjivan Ruprah a été relâché contre une caution ridiculement faible. Est-ce en raison du fait que les modifications de la loi sur les armes ne sont pas encore applicables, ou y a-t-il d'autres raisons ?

De heer Georges Berghezan. - Ik wist zelfs niet dat Ruprah vrijgelaten was, maar ik herinner mij dat bij zijn arrestatie als verklaring voor zijn aanwezigheid in België onder meer werd gezegd dat hij contact opnam met de Amerikaanse overheid teneinde van kamp te veranderen. Waarschijnlijk voelde hij dat de wind aan het draaien was en besliste hij om partij te kiezen voor de sterkste. Dat kan zijn vrijlating door de Belgische overheid verklaren, tenzij men onvoldoende tenlasteleggingen gevonden had om hem nog langer in de gevangenis te houden.

M. Georges Berghezan. - Je ne savais même pas que Ruprah avait été libéré, mais je me rappelle que, lors de son arrestation, on avait expliqué sa présence en Belgique, notamment par le fait qu'il prenait contact avec les autorités américaines pour changer de camp. Il a dû sentir que le vent tournait et décider de se mettre du côté du plus fort. Cela peut expliquer sa libération par les autorités belges, à moins que l'on n'ait pas trouvé suffisamment de charges pour le maintenir en prison.

De heer Michiel Maertens (AGALEV). - Uit goede bron heb ik vernomen dat het feit dat hij het met de Amerikanen op een akkoordje wou gooien niet de echte reden is. De grote reden is dat men hem heeft moeten vrijlaten omdat er onvoldoende materiële bewijzen waren om hem nog verder in hechtenis te nemen. Het heeft niets te maken met zijn uitreisverbod of omdat hij een aantal keren naar Washington is geweest. Dat is precies het probleem, we kennen al deze namen en er zijn een massa rapporten, maar we hebben geen materiële bewijzen. Het enige wat tegen Sanjivan Ruprah kon worden ingebracht waren verdachte transacties die aan het gerecht werden doorgespeeld. Maar ook die waren onvoldoende om de man in hechtenis te houden.
De vraag is of we met al degenen die met de wapenhandel bezig zijn niet op het verkeerde spoor zitten en of we ons niet moeten toespitsen op bewijsbare, financiële transacties en witwaspraktijken. Maffialeden moeten op grond van materiële bewijzen in hechtenis worden genomen en veroordeeld. Dat is nog niet gebeurd. Er zijn tot hiertoe enkele mindere goden opgesloten waaronder Samih Ossaily en twee van zijn spitsbroeders. We mogen ons echter niet beperken tot de kleine garnalen. De grote wapenhandelaars die nog altijd van het Belgisch financieel circuit gebruik maken moeten voor de rechter worden gebracht. We weten dat Oostende de draaischijf was voor de doorvoer, maar we kunnen niet zeggen wat er moet gebeuren. Dat is zeer frustrerend. U deed een aantal aanbevelingen voor de Belgische regering, maar dat is te weinig. De wapenwet is al veranderd. We moeten nog meer aanwijzingen krijgen om onze wet verder te kunnen aanpassen, zodat we deze maffia de pas kunnen afsnijden.

M. Michiel Maertens (AGALEV). - J'ai appris De bonne source que la raison de cette libération n'est pas à rechercher dans le fait qu'il voulait passer un accord avec les Américains. La raison principale est l'insuffisance de preuves pour le maintenir en détention. Cela n'a rien à voir avec son interdiction de sortir du pays ou ses divers séjours à Washington. C'est précisément le problème. Nous connaissons déjà tous les noms, nous disposons d'un tas de rapports, mais nous n'avons aucune preuve matérielle. Tout ce qui pouvait être retenu contre Sanjivan Ruprah consistait en des transactions suspectes qui ont été transmises à la justice. Mais ces transactions étaient elles aussi insuffisantes pour le maintenir en détention.
La question se pose de savoir si nous ne faisons pas fausse route en nous attaquant à tous ceux qui sont impliqués dans le commerce des armes et s'il ne faudrait pas s'orienter vers les transactions financières démontrables et les pratiques de blanchiment d'argent. Les membres des mafias doivent être arrêtés et condamnés sur la base de preuves matérielles. Cela ne s'est pas encore produit. Seuls quelques sous-fifres ont été arrêtées comme Samih Ossaily et deux de ses comparses. Nous ne devons pas nous contenter du menu fretin. Les gros trafiquants d'armes qui utilisent encore le circuit financier belge doivent être traduits en justice. Nous savons qu'Ostende a été la plaque tournante du trafic, mais nous ne savons pas ce qu'il faut faire. C'est très frustrant. Vous avez formulé un certain nombre de recommandations à l'adresse du gouvernement belge, mais c'est insuffisant. La loi sur les armes a déjà été modifiée. Nous devons avoir davantage d'indices pour pouvoir encore mieux adapter notre loi et faire en sorte de couper la route à la mafia.

De voorzitter. - Er zijn duizenden mogelijkheden om geld ongemerkt de wereld rond te sturen. Zolang er geen internationale regeling is voor de fiscale paradijzen zullen we er nooit in slagen om de transacties te achterhalen. Het gaat om mensen die een massa geld verdienen met moreel verwerpelijke zaken. Ze kunnen dat geld zonder probleem elders in de wereld investeren.

M. le président. - Il y a des milliers de façons d'envoyer discrètement de l'argent par le monde. Tant qu'il n'y aura pas de réglementation internationale sur les paradis fiscaux, nous ne réussirons pas à repérer les transactions. Il s'agit de gens qui gagnent énormément d'argent dans des affaires moralement répréhensibles et qui peuvent sans problème investir cet argent quelque part dans le monde.

Op het niveau van de Belgische Staat kan je dit soort dingen niet beletten. Ik heb gisteren tijdens een beperkte vergadering van het bureau al uitgelegd hoe die handelingen legaal mogelijk zijn. Dat gebeurt nu niet meer via Luxemburg, omdat dat land zijn positie binnen de EU wil handhaven en meer meegaand is geworden dan in het verleden. Er zijn echter nog andere landen die dichtbij liggen waarlangs transacties kunnen worden gedaan. Ik noem Zwitserland waar het bankgeheim zeer strikt is, tenzij het om illegale praktijken gaat en dan moet men nog met heel goede bewijzen naar voren komen om de middelen vrij te kunnen maken. Er zijn nog vele andere gemakkelijke kanalen binnen Europa alleen al. Ik spreek dan nog niet over het Midden-Oosten en de eilanden in Azië die dit soort transacties mogelijk maken. Op dat vlak staan we dus zeer zwak en hebben we geen wetgeving die ons toelaat zonder internationale afspraken internationaal te opereren. Bovenal willen de VS dit niet. Dat is al herhaaldelijk gebleken.
Uw redenering is dus juist, maar zolang die financiële transacties niet kunnen worden aangetoond, staan we erg zwak. De betrokkenen hebben immers ook adressen op die eilanden.

Au niveau de l'État belge, nous ne pouvons les en empêcher. J'ai hier, durant une réunion du bureau restreint, déjà exposé comment ces affaires sont légalement possibles. Cela ne passe plus maintenant par le Luxembourg, parce que ce pays veut conserver sa position au sein de l'UE et est davantage disposé à collaborer que par le passé. Il y a cependant encore d'autres États proches où de telles transactions peuvent être faites. Je pense à la Suisse où le secret bancaire reste très strict, sauf en cas de pratique illégale, mais il faut encore pouvoir produire des preuves solides. Il y a encore bien d'autres filières possibles en Europe. Et je ne parle pas des possibilités au Moyen-Orient ou dans des îles en Asie. Sur ce plan, nous sommes en position de faiblesse et nous n'avons pas de législation nous permettant d'intervenir en dehors du pays sans accords internationaux. De plus, les États-Unis y sont opposés.
Votre raisonnement est donc exact, mais tant que ces transactions financières ne peuvent être prouvées, nous sommes en position de faiblesse. Les intéressés ont en effet aussi des adresses dans ces îles.

De heer Michiel Maertens (AGALEV). - Ik kan daarmee akkoord gaan, maar dat is geen reden om niet te proberen zo goed mogelijk voor onze deur te vegen. Wij kregen ooit het fiscaal plan Diamantsector. We weten dat er een aangifteplicht voor diamanten bij de Antwerpse banken bestaat. Als onze commissie in de wetgeving een aantal verbeteringen kan aanbrengen, zou dat een voorbeeld zijn voor andere Europese landen die dan samen met ons de maffia kunnen bestrijden. De fiscale paradijzen zullen vroeg of laat verdwijnen. Er moet ergens worden begonnen. Het zou me verheugen mocht deze commissie daartoe een aanzet geven.

M. Michiel Maertens (AGALEV). - Je suis d'accord, mais cela ne doit pas nous empêcher de balayer devant notre porte. Nous avons reçu le plan fiscal pour le secteur du diamant. Nous savons que les banques anversoises sont tenues de déclarer les diamants. Si notre commission peut améliorer notre législation, ce serait un exemple pour d'autres pays européens qui pourraient s'unir à nous pour lutter contre la mafia. Tôt ou tard les paradis fiscaux disparaîtront. Il faut commencer quelque part. Je serais heureux que cette commission soit l'amorce de ce processus.

De heer Georges Berghezan. - Het is toch onbegrijpelijk dat Ruprah naar Brussel kon komen, dat hij in Kisangani en Washington geweest is, enzovoort. Deze man stond immers op een zwarte lijst van de VN die had moeten verhinderen dat hij Liberia verliet.
U vraagt hoe de wapenhandel moet worden aangepakt. De beste aanpak bestaat er volgens mij in dat méér middelen worden ingezet. Ik denk bijvoorbeeld aan het screenen van de banksector en de financiële transfers, maar dat vereist natuurlijk een internationale coördinatie. Ook de fysieke controles aan de douane zijn belangrijk. Sommige moderne instrumenten zoals scanners kunnen het werk van de douaniers vergemakkelijken.
Zoals blijkt uit mijn betoog komen de wapens niet uit het westen. Het westen is vaak betrokken partij bij de wapentrafieken, maar de wapens komen altijd uit dezelfde landen: uit Oost-Europa of sommige Aziatische landen. We kunnen nu nochtans een enorme druk uitoefenen op de Oost-Europese landen want ze staan te springen om toe te treden tot de Europese Unie. We kunnen niet dulden dat het internationale recht met voeten getreden wordt onder het voorwendsel dat het niet goed gaat met de economie, dat er sociale problemen zijn, hoge werkloosheid, enzovoort.
Een ander middel is een betere bewaking van het luchtvervoer dat een toenemende rol speelt in de intercontinentale transacties. Deze vliegtuigen zijn geregistreerd in alle mogelijke landen, hebben een basis in een ander land, behoren tot een maatschappij van nog een ander land. Het blijkt bovendien dat de registratie van deze vliegtuigen veranderd wordt bij de landing: er worden andere letters opgeplakt om de sporen uit te wissen, enzovoort.

M. Georges Berghezan. - En ce qui concerne Ruprah, il est tout de même incroyable qu'il soit venu à Bruxelles, qu'il ait voyagé à Kisangani, à Washington, etc., car cette personne était sur une liste noire de l'ONU qui aurait dû l'empêcher de quitter le Libéria. C'est difficilement explicable.
Si j'ai bien compris, vous vous demandez par quel bout prendre le trafic d'armes. Je crois que le meilleur moyen de lutte serait une multiplication des moyens : « screener » le secteur bancaire, les transferts financiers, etc, mais cela suppose une coordination à l'échelon international, évidemment. Mais les contrôles physiques aux douanes ont aussi de l'importance. Certains outils modernes comme les scanners peuvent grandement faciliter le travail des douaniers.
Comme mon exposé le fait apparaître, les armes ne viennent pas d'Occident. Des Occidentaux sont souvent impliqués dans le trafic d'armes, mais les armes viennent toujours des mêmes pays : l'Europe de l'Est ou certains pays d'Asie. Vis-à-vis des pays de l'Est, nous avons un moyen de pression très puissant : le désir de ces pays d'adhérer à l'Union européenne. Que ce soit pour des problèmes sociaux, le taux de chômage, etc., on ne peut admettre des violations du droit international sous prétexte que l'économie va mal.
Un autre moyen de lutter contre le trafic d'armes serait de mieux surveiller le trafic aérien qui a pris beaucoup d'ampleur dans les transactions, au moins intercontinentales. Ces appareils sont immatriculés dans toutes sortes de pays, sont basés ailleurs, appartiennent à une société d'un autre pays encore. De plus, il semble que les immatriculations de ces avions sont changées à l'atterrissage ; on recolle d'autres lettres pour brouiller les pistes, etc.

De heer Michiel Maertens (AGALEV). - De spreker wees ons op de Brusselse firma Demavia die gevestigd was op Ostend Airport, die opdracht gaf aan Aero Zambia om militair materieel naar Congo te vliegen. Het gaat om de fameuze helikopters die uiteindelijk aan de grond zijn gehouden. Hoe is het mogelijk dat een dergelijke firma nog steeds ongehinderd haar werk kan doen? Wie zit daar achter? Welke financiële circuits zijn daar aan het werk? Hebt u meer gegevens over deze zogezegd gerespecteerde firma. Hoe geraakt zo'n firma verstrikt in dergelijke illegale wapentransacties? Ofwel weet ze niet waar ze mee bezig is, ofwel weet ze dat zeer goed.

M. Michiel Maertens (AGALEV). - L'orateur a attiré notre attention sur la firme Demavia installée à l'aéroport d'Ostende qui a confié à Aero Zambia la mission de transporter du matériel militaire vers le Congo. C'était les fameux hélicoptères qui finalement restèrent bloqués à l'aéroport. Comment est-il possible qu'une telle firme puisse continuer à travailler comme si de rien n'était ? Qui se cache derrière elle ? Quels sont les circuits financiers à l'œuvre ? Avez-vous davantage d'informations sur cette firme soi-disant respectable ? Comment est-il possible qu'une telle firme soit impliquée dans des transactions illégales d'armes ? Ou bien elle ne sait pas ce qu'elle fait, ou bien elle ne le sait que trop.

De heer Georges Berghezan. - Het is een goede suggestie om aandacht te schenken aan die maatschappij. Ik heb de informatie gewoon genoteerd. Ik denk dat de wapens bestemd waren voor Kinshasa en niet voor Zambia. Ze waren officieel bestemd voor een burgerbedrijf, Air Katanga. Ik zou mijn werk kunnen voortzetten en uitzoeken wat die maatschappij is, wat ze gewoonlijk exporteert, enzovoort. Ik heb u alle informatie gegeven waarover ik beschik.

M. Georges Berghezan. - C'est une bonne suggestion de s'intéresser à cette société. Pour ma part, j'ai simplement noté l'information. Je crois que les armements étaient destinés à Kinshasa et pas à la Zambie. Ils étaient officiellement destinés à une compagnie civile, Air Katanga. Je pourrais prolonger mon travail et chercher à savoir ce qu'est cette société, ce quelle exporte habituellement, etc. Je ne dispose pas de plus d'informations que celles que je vous ai livrées.

De heer Michiel Maertens (AGALEV). - Het gaat over Aero Zambia, de firma van de gebroeders Tokoph die in de VS verblijven.

M. Michiel Maertens (AGALEV). - Il s'agit d'Aero Zambia, la firme des frères Tokoph qui résident aux États-Unis.

De heer Georges Berghezan. - De Verenigde Staten blijven zich merkwaardig gedragen. Zo is er het geval van de bekende Franse wapenhandelaar die werd genoemd in de enorme wapenhandel van president Carlos Menem naar Ecuador en Kroatië. Hoewel de Argentijnse overheid een aanhoudingsbevel had gestuurd naar Interpol, heeft die man jarenlang in Florida gewoond en werd hij pas bij een reis naar Zwitserland gearresteerd. Er is altijd bescherming, en niet alleen van Amerikaanse onderdanen. Hier gaat het om een Fransman die in de VS woont. Ik hoop dat het nieuwe klimaat dat in Europa heerst tegenover wapenhandelaars binnenkort naar de VS overwaait.

M. Georges Berghezan. - On continue à observer des comportements bizarres des États-Unis. Je voudrais citer le cas d'un trafiquant d'armes français fort connu qui a été impliqué notamment dans l'énorme trafic d'armes du président Carlos Menem en direction de l'Équateur et de la Croatie. Malgré le mandat d'arrêt des autorités argentines transmis à Interpol, cet homme a vécu pendant des années tout à fait librement en Floride et il n'a été arrêté qu'à l'occasion d'un déplacement en Suisse. Il y a toujours une protection, et celle-ci ne concerne pas nécessairement des ressortissants américains. Ici, il s'agit d'un Français établi aux States. J'ose espérer que le changement de climat envers les trafiquants d'armes qui est perceptible en Europe le sera bientôt également aux États-Unis.


1. Importations d'armes lourdes uniquement
2. L'Angola déploie des troupes également en République du Congo (Brazzaville)
3. L'Ouganda déploie également des troupes au sud du Soudan, avec l'accord de Khartoum, afin de lutter contre la LRA
4. Le Soir (Bruxelles), 25/08/98
5. Le Soir, 20/08/98.
6. "Arms Flows to Central Africa/Great Lakes", Fact Sheet released by the Bureau of Intelligence and Research, U.S. Department of State, novembre 1999
7. IRIN, 4/09/01
8. La Libre Belgique, 21/08/98
9. IRIN, 4/09/01.
10. La Libre Belgique, 21/08/98
11. "South Africa : a question of principle", rapport de Human Rights Watch, Vol. 12, N° 5 (A), octobre 2000
12. Le Soir, 19/10/98.
13. L'Observatoire de l'Afrique centrale n° 4 du 24/01/99, sur www.marekinc.com/, accédé en dernier en juin 1999
14. Le Soir, 10/03/99
15. "Democratic Republic of Congo : Killing Human Decency", Amnesty International, 31/05/01
16. L'0bservatoire de l'Afrique centrale n° 12 du 22/03/99
17. Central and Eastern Africa IRIN n° 661, 30/04/99 ; IRIN Update n° 681 for the Great Lakes Region, 28/05/99 ; ANB-BIA, Weekly News Issue, 3/06/99
18. IRIN, 25/11/99 et Le Monde, 3/12/99
19. Rapport du Groupe d'experts sur l'exploitation illégale des ressources naturelles et autres richesses de la République démocratique du Congo, § 167, op. cit.
20. Jane's Defence Weekly, 24/11/99 et SIPRI Yearbook 2001, Oxford University Press, 2001, p. 370
21. La Libre Belgique, 31/05/00
22. La Libre Belgique, 9/06/00
23. Rapport du Groupe d'experts sur l'exploitation illégale des ressources naturelles et autres richesses de la République démocratique du Congo, § 150 et 151, op. cit. et Additif au Rapport du Groupe d'experts sur l'exploitation illégale des ressources naturelles et autres richesses de la République démocratique du Congo, § 67, ONU, S/2001/1072, 13/11/01
24. The Mail & Guardian (Johannesburg), 28/08/98
25. AFP, 26/04/00
26. L'Observatoire de l'Afrique centrale, NCN, "A Special Report", 7/08/99 et "Democratic Republic of Congo : Killing Human Decency", op. cit.
27. Rapport du Groupe d'experts sur l'exploitation illégale des ressources naturelles et autres richesses de la République démocratique du Congo, ONU, 12/04/01
28. International Herald Tribune, 5/08/99
29. Le Potentiel (Kinshasa), 24/05/01
30. Sapa-AFP, 30/04/02
31. The Financial Gazette (Harare), 28/03/01
32. Le Soir, 25/11/99
33. Jane's International Defence Review, août 1998
34. The Namibian/Misa, 18/11/98, in Electronic Mail & Guardian, 18/11/98
35. "Arms Flows to Central Africa/Great Lakes", op. cit.
36. ANB-BIA, Weekly Issue, 15/04/99
37. The Mail & Guardian, 15/01/99
38. "Democratic Republic of Congo : Killing Human Decency", op. cit.
39. "IRIN Special Report on the regional implications of South Africa's general elections", 31/05/99
40. "South Africa : a question of principle", op. cit.
41. Africa Confidential, Vol 41 Number 4, 18/02/00
42. "Democratic Republic of Congo : Killing Human Decency", op. cit.
43. Foreign Military Training Report FY 1999 and 2000, sur le site du Département d'Etat www.state.gov/, accédé en dernier le 31/05/02
44. The Guardian, 15/04/00
45. IRIN Southern Africa Weekly Report n° 19, 14/05/99 et International Herald Tribune, 5/08/99
46. IRIN, 22/07/99
47. "Les liens troubles de la ZDI", La lettre de l'océan indien n° 994, 27/04/02
48. Rapport du Groupe d'experts sur l'exploitation illégale des ressources naturelles et autres richesses de la République démocratique du Congo, § 121, op. cit.
49. BBC, 30/03/99
50. IRIN, 1/05/01
51. APIC, Angola : Peace Monitor, V, 8, 2/05/99
52. Le Soir, 29/08/98
53. ANB-BIA, Weekly Issue du 20/05/99, citant CNN, 15/05/99
54. "South Africa : a question of principle", op. cit.
55. Mail & Guardian, 28/08/98
56. AFP, 10/12/98
57. Voice of America, 25/10/00
58. Foreign Military Training Report FY 1999 and 2000, op. cit.
59. "All the Presidents' Men", Global Witness, 25/03/02
60. "Report Alleges US Role in Angola Arms-for-Oil Scandal",Wayne Madsen, 17/05/02, sur le site Internet de CorpWatch, http://www.corpwatch.org/issues/PID.jsp?articleid=2576 (accédé en dernier le 27/05/02)
61. IRIN, 28/02/01
62. La Lettre du Continent n° 379, 28/06/01
63. SIPRI Yearbook 2001, p. 364, op. cit.
64. IRIN, 11/09/01
65. IRIN, 22/07/99
66. Première évaluation des groupes armés opérant dans la République démocratique du Congo, ONU, S/2002/341, 5/04/02
67. Ibid.
68. IRIN, 1/02/00
69. Additif au Rapport du Groupe d'experts sur l'exploitation illégale des ressources naturelles et autres richesses de la République démocratique du Congo, § 58 et 136, op. cit.
70. BBC News, 9/01/02
71. souvent appelé également Forces démocratiques alliées
72. Première évaluation des groupes armés opérant dans la République démocratique du Congo, op. cit.
73. Le Soir, 16/05/02
74. IRIN, 30/04/01
75. Première évaluation des groupes armés opérant dans la République démocratique du Congo, op. cit.
76. IRIN, 29/06/01
77. témoignage recueilli auprès d'un responsable d'ONG à Uvira le 23/03/02
78. Additif au Rapport du Groupe d'experts sur l'exploitation illégale des ressources naturelles et autres richesses de la République démocratique du Congo, § 133, op. cit.
79. témoignages recueillis auprès de responsables d'ONG et de la MONUC à Bukavu et Uvira en mars 2002
80. pour plus de détails, voir "La guerre du Congo-Kinshasa", Georges Berghezan et Félix Nkundabagenzi, Rapport du GRIP n° 99/2, 1999
81. Le Soir, 24/11/98
82. L'Observatoire de l'Afrique centrale, n° 4 du 24/01/98
83. De Morgen, 10/10/98
84. Le Soir, 19/10/98
85. International Herald Tribune, 21/09/00
86. Le Soir, 10/08/98 et 31/10/98
87. The Sunday Times, 10/01/99
88. The Guardian, 15/04/00
89. voir la section consacrée à Ronald De Smet dans le chapitre sur les trafiquants belges du présent ouvrage
90. Rapport du Groupe d'experts sur l'exploitation illégale des ressources naturelles et autres richesses de la République démocratique du Congo, § 192, op. cit.
91. Le Vif/L'Express, 22/02/02
92. Air & Cosmos, Aviation Magazine International n° 1721, 22/10/99
93. Additif au Rapport du Groupe d'experts sur l'exploitation illégale des ressources naturelles et autres richesses de la République démocratique du Congo, § 113 et 116, op. cit.
94. Rapport du Groupe d'experts sur l'exploitation illégale des ressources naturelles et autres richesses de la République démocratique du Congo, § 143, op. cit.
95. La Lettre du Continent, n° 386, 25/10/01
96. IRIN Central and Southern Africa Weekly Round-up 8-14/05/99 et IRIN Update n° 680 for Central and Eastern Africa, 27/05/99
97. Rapport du Groupe d'experts chargé d'étudier les violations des sanctions imposées par le Conseil de sécurité à l'UNITA, ONU, 10/03/00, S/2000/203
98. Rapport du Groupe d'experts sur l'exploitation illégale des ressources naturelles et autres richesses de la République démocratique du Congo, § 146, op. cit.
99. Le Monde, 3/12/99
100. Le Soir, 16/05/02
101. REC-Info (bulletin du Réseau européen Congo, Bruxelles) n° 4, 1/04/02, citant "Justice Plus, Bunia, 27/02/02"
102. Rapport du Groupe d'experts sur l'exploitation illégale des ressources naturelles et autres richesses de la République démocratique du Congo, § 111, op. cit.
103. Le Soir, 25/08/98
104. "South Africa : a question of principle", op. cit.
105. Air & Cosmos, Aviation Magazine International, op. cit. et dépêche de Crespo Sebunya (Ouganda), diffusée par ANB-BIA, bulletin hebdomadaire du 18/03/99
106. L'Observatoire de l'Afrique centrale, n° 7, 15/02/99
107. Le Soir, 13/08/98
108. Air & Cosmos, Aviation Magazine International, op. cit.
109. La Libre Belgique, 7/11/01
110. Rapport du Groupe d'experts chargé d'étudier les violations des sanctions imposées par le Conseil de sécurité à l'UNITA, ONU, 10/03/00, S/2000/203
111. Ibid.
112. International Herald Tribune, 15/07/98
113. DOD News Briefing Thursday, August 6, 1998, sur le site du Pentagone www.defenselink.mil/ accédé en dernier le 31/05/02
114. Prepared Testimony and Statement for the Record of Wayne Madsen, Author, "Genocide and Covert Operations in Africa 1993-1999", Investigative Journalist On: "Suffering and Despair: Humanitarian Crisis in the Congo" Before the Subcommittee on International Operations and Human Rights Committee on International Relations United States House of Representatives  Washington, DC, 17/07/01, sur le site du Congrès américain www.house.gov/, accédé en dernier le 31/05/02
115. The Washington Post, 14/07/98 et Sapa-AFP, 2/11/98
116. DOD News Briefing Thursday, August 6, 1998, op. cit.
117. Prepared Testimony and Statement for the Record of Wayne Madsen, op. cit.
118. Le Soir, 19/09/98
119. Foreign Military Training Report FY 1999 and 2000, op. cit.
120. "Les Tutsi, Gendarmes des Américains en Afrique", Londende Lokenge, sur www.congoonline.com/, accédé en dernier le 31/05/02
121. Prepared Testimony of Wayne Madsen, transcription des actes du forum "Money Out Of Africa" organisé par la membre du Congrès Cynthia McKinney à Washington le 6/04/01, sur le site www.fromthewilderness.com/, accédé en dernier le 31/05/02 ; New African, septembre 2001
122. AfroAmerica Network (USA), 25/01/01
123. La Lettre du Continent n° 386, 25/10/01
124. The Kigali Government and its Allies in International Criminal Cartels Are Sowing Death and Destruction in the African Great Lakes Region, Emmanuel Nyemera, RDR, Montreal, 15/02/02
125. The Newswire, 17/06/99, bulletin sur Internet de « The Conventional Arms Transfer Project », édité par le « Council for a Livable World »
126. communiqué de presse de Northrop Grumman du 9/05/00, sur le site de la firme : http://www.northgrum.com/news/news_releases/0500-72_Rwanda_radar.html (accédé en dernier le 29/05/02)
127. AfroAmerica Network (USA), 25/01/01
128. IRIN, 1/09/00
129. AfroAmerica Network, 4/12/99
130. Dépêche de Crespo Sebunya (Ouganda), diffusée par ANB-BIA, bulletin hebdomadaire du 18/03/99
131. REC-Info (bulletin du Réseau européen Congo, Bruxelles) n° 4, 1/04/02, citant des "sources locales 27/03/02" ; également déclarations à l'auteur d'un responsable de l'ambassade belge à Bujumbura le 2/04/02 et divers témoignages de responsables d'ONG de Bukavu et d'Uvira recueillis fin mars 2002
132. International Herald Tribune, 20/03/01
133. AFP 27/02/02
134. Jane's International Defence Review, août 1998
135. NewAfrican, janvier 1999
136. The Nation ( Nairobi), 13/08/01
137. IRIN Update n° 640 for Central and Eastern Africa du 30/03/99, citant The East African Weekly (Nairobi) du 29/03/99
138. Africa News Online, 17/12/98
139. "Arms Flows to Central Africa/Great Lakes", Fact Sheet released by the Bureau of Intelligence and Research, U.S. Department of State, novembre 1999
140. Air & Cosmos, Aviation Magazine International, op. cit.
141. New Vision, 4/01/02
142. dépêche de Crespo Sebunya (Ouganda), diffusée par ANB-BIA, bulletin hebdomadaire du 18/03/99
143. Air & Cosmos, Aviation Magazine International, op. cit.
144. New Vision 4/01/02 et dépêche de Crespo Sebunya, op. cit.
145. New Vision 4/01/02
146. Mail & Guardian (Johannesburg), 28/08/98 et The Namibian (Windhoek), 4/09/98
147. Rapport du Groupe d'experts sur l'exploitation illégale des ressources naturelles et autres richesses de la République démocratique du Congo, § 116, op. cit.
148. IRIN, 5/04/02, New Vision, 15/04/02 et BBC, 6/05/02
149. Democratic Republic of Congo : Killing Human Decency, Amnesty International, 31/05/01
150. Rapport du Groupe d'experts sur l'exploitation illégale des ressources naturelles et autres richesses de la République démocratique du Congo, op. cit.
151. Ibid., § 74
152. New Vision 16/02/02 et IRIN, 18/02/02
153. New Vision, 18 et 23/01/02
154. NewAfrican, janvier 1999
155. Foreign Military Training Report FY 1999 and 2000, op. cit.
156. New Vision, 24/01/02, 25 et 27/04/02
157. Sunday Monitor (Kampala), 14/10/01
158. Rapport du Groupe d'experts sur l'exploitation illégale des ressources naturelles et autres richesses de la République démocratique du Congo, § 123, op. cit.
159. The Post (Kampala), 2/02/99
160. IRIN Update n° 610 for Central and Eastern Africa du 16/02/99
161. BBC News, 9/01/02
162. New Vision/Africa News Service, 7/12/99
163. La Libre Belgique, 15/05/01
164. Africa Mining Intelligence (édition française), n° 25, 7/11/01
165. déclarations à l'auteur d'un responsable militaire de l'ambassade de Belgique à Bujumbura le 2/04/02