6‑46

Belgische Senaat

Gewone Zitting 2018‑2019

Plenaire vergaderingen

Vrijdag 22 februari 2019

Ochtendvergadering

6‑46

Sénat de Belgique

Session ordinaire 2018‑2019

Séances plénières

Vendredi 22 février 2019

Séance du matin

Handelingen

Annales

Inhoudsopgave

Sommaire

Goedkeuring van de agenda. 2

Onderzoek van geloofsbrieven en eedaflegging van nieuwe leden. 2

Voorstel van resolutie tot invoering van een totaalverbod inzake de handel in ivoor (van de heer Lionel Bajart c.s., Stuk 6‑469) 3

Bespreking. 3

Inoverwegingneming van voorstellen. 12

Overlijden van oud‑senatoren. 12

Samenstelling van de commissies. 13

Stemmingen. 13

Voorstel resolutie tot invoering van een totaalverbod inzake de handel in ivoor en in hoorns van neushoorns alsook in afgeleide producten (van de heer Lionel Bajart c.s., Stuk 6‑469) 13

Regeling van de werkzaamheden. 14

Berichten van verhindering. 14

Bijlage. 14

Naamstemmingen. 14

In overweging genomen voorstellen. 14

Niet‑evocaties. 16

Boodschap van de Kamer 16

Grondwettelijk Hof – Arresten. 16

Grondwettelijk Hof – Prejudiciële vragen. 21

Grondwettelijk Hof – Beroepen. 22

Europees Parlement 24

 

Approbation de l’ordre du jour 2

Vérification des pouvoirs et prestation de serment de nouveaux membres. 2

Proposition de résolution relative à l’instauration d’une interdiction totale du commerce de l’ivoire (de M. Lionel Bajart et consorts, Doc. 6‑469) 3

Discussion. 3

Prise en considération de propositions. 12

Décès d’anciens sénateurs. 12

Composition des commissions. 13

Votes. 13

Proposition de résolution relative à l’instauration d’une interdiction totale du commerce de l’ivoire et des cornes de rhinocéros ainsi que des produits dérivés (de M. Lionel Bajart et consorts, Doc. 6‑469) 13

Ordre des travaux. 14

Excusés. 14

Annexe. 14

Votes nominatifs. 14

Propositions prises en considération. 14

Non‑évocations. 16

Message de la Chambre. 16

Cour constitutionnelle – Arrêts. 16

Cour constitutionnelle – Questions préjudicielles. 21

Cour constitutionnelle – Recours. 22

Parlement européen. 24

 

Voorzitter: de heer Jacques Brotchi

(De vergadering wordt geopend om 10.15 uur.)

Présidence de M. Jacques Brotchi

(La séance est ouverte à 10 h 15.)

Goedkeuring van de agenda

Approbation de l’ordre du jour

De voorzitter. – De agenda zoals vastgesteld door het Bureau werd rondgestuurd.

Aangezien er geen opmerkingen zijn, is de agenda goedgekeurd.

M. le président. – L’ordre du jour établi par le Bureau a été communiqué aux sénateurs.

Puisqu’il n’y a pas d’observations, l’ordre du jour est approuvé.

Onderzoek van geloofsbrieven en eedaflegging van nieuwe leden

Vérification des pouvoirs et prestation de serment de nouveaux membres

De voorzitter. – Wij gaan over tot het onderzoek van de geloofsbrieven van mevrouw Valerie Taeldeman die door het Vlaams Parlement als senator werd aangewezen ter vervanging van de heer Peter Van Rompuy, overeenkomstig artikel 213 van het Kieswetboek.

Het Bureau is vanmorgen bijeengekomen voor het onderzoek van de geloofsbrieven.

Ik stel u voor onmiddellijk het verslag van het Bureau te horen.

Dan verzoek ik de heer Bert Anciaux, rapporteur, kennis te geven van het verslag van het Bureau.

M. le président. – L’ordre du jour appelle la vérification des pouvoirs de Mme Valerie Taeldeman, désignée comme sénatrice par le Parlement flamand en remplacement de M. Peter Van Rompuy, conformément à l’article 213 du Code électoral.

Le Bureau s’est réuni ce matin pour la vérification des pouvoirs.

Je vous propose d’entendre immédiatement le rapport du Bureau.

Je prie donc M. Bert Anciaux, rapporteur, de donner lecture du rapport du Bureau.

De heer Bert Anciaux (sp.a), rapporteur. – Het Bureau heeft vastgesteld dat de heer Peter Van Rompuy, deelstaatsenator, ontslag heeft genomen uit zijn mandaat met ingang van 21 februari 2019.

De heer Peter Van Rompuy werd als deelstaatsenator aangewezen voor de politieke formatie E – CD&V van het Vlaams Parlement.

Het Bureau heeft kennisgenomen van de lijst die de voorzitter van het Vlaams Parlement op 20 februari 2019, met toepassing van de artikelen 212 en 213 van het Kieswetboek, aan de griffier van de Senaat heeft meegedeeld en waarbij mevrouw Valerie Taeldeman tot senatrice wordt aangewezen.

Het Bureau stelt vast dat de deelstaatsenatrice werd aangewezen door de meerderheid van de leden van de politieke formatie waaraan de vacant geworden zetel was toegekend, zodat de voorwaarde van artikel 211, §2, van het Kieswetboek is nageleefd.

Wat het eigenlijke onderzoek van de geloofsbrieven betreft, acht het Bureau deze procedure overbodig omdat dit onderzoek reeds door het Vlaams Parlement is verricht.

Bijgevolg stelt het Bureau u voor mevrouw Valerie Taeldeman als lid van de Senaat toe te laten.

Ik wijs erop dat het Bureau naar aanleiding van de vorige plenaire vergadering ook het onderzoek naar de geloofsbrieven van senator Willem‑Frederik Schiltz heeft uitgevoerd.

M. Bert Anciaux (sp.a), rapporteur. – Le Bureau a constaté que M. Peter Van Rompuy, sénateur d’entité fédérée, a démissionné de son mandat à partir du 21 février 2019.

M. Peter Van Rompuy a été désigné comme sénateur d’entité fédérée pour la formation politique E – CD&V du Parlement flamand.

Le Bureau a pris connaissance de la liste notifiée par le président du Parlement flamand au greffier du Sénat le 20 février 2019, en application des articles 212 et 213 du Code électoral, par laquelle Mme Valerie Taeldeman a été désignée comme sénatrice.

Le Bureau constate que la sénatrice d’entité fédérée a été désignée par la majorité des membres de la formation politique à laquelle était attribué le siège devenu vacant, conformément à l’article 211, §2, du Code électoral.

En ce qui concerne la vérification des pouvoirs proprement dite, le Bureau estime cette procédure superfétatoire dans la mesure où cette vérification a déjà été effectuée précédemment par le Parlement flamand.

Le Bureau vous propose dès lors l’admission de Mme Valerie Taeldeman comme membre du Sénat.

Je rappelle qu’avant notre précédente séance plénière, le Bureau avait déjà procédé à la vérification des pouvoirs du sénateur Willem‑Frederik Schiltz.

  De besluiten van het verslag zijn aangenomen bij zitten en opstaan.

  Les conclusions du rapport sont adoptées par assis et levé.

De voorzitter. – Ik verzoek de leden van wie de geloofsbrieven geldig zijn verklaard, de grondwettelijke eed af te leggen.

M. le président. – Je prie les membres dont les pouvoirs ont été déclarés valides de prêter le serment constitutionnel.

  Mevrouw Valerie Taeldeman en de heer Willem‑Frederik Schiltz leggen de grondwettelijke eed af.

  Mme Valerie Taeldeman et M. Willem‑Frederik Schiltz prêtent le serment constitutionnel.

De voorzitter. – Ik geef aan deze leden akte van hun eedaflegging en verklaar hen aangesteld in hun mandaat van senator.

M. le président. – Je donne à ces membres acte de leur prestation de serment et les déclare installés dans leur mandat de sénateur.

(Applaus)

(Applaudissements)

Voorstel van resolutie tot invoering van een totaalverbod inzake de handel in ivoor (van de heer Lionel Bajart c.s., Stuk 6‑469)

Proposition de résolution relative à l’instauration d’une interdiction totale du commerce de l’ivoire (de M. Lionel Bajart et consorts, Doc. 6‑469)

Bespreking

Discussion

(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Transversale Aangelegenheden – Gewestbevoegdheden, zie stuk 6‑469/4.)

(Pour le texte adopté par la commission des Matières transversales – Compétences régionales, voir document 6‑469/4.)

De voorzitter. – Ik herinner eraan dat de commissie een nieuw opschrift voorstelt:

M. le président. – Je vous rappelle que la commission propose un nouvel intitulé :

Voorstel van resolutie tot invoering van een totaalverbod inzake de handel in ivoor en in hoorns van neushoorns alsook in afgeleide producten.

Proposition de résolution relative à l’instauration d’une interdiction totale du commerce de l’ivoire et des cornes de rhinocéros ainsi que des produits dérivés.

Mevrouw Anne Barzin (MR). – Mijnheer de voorzitter, de rapporteur, de heer Evrard, heeft me laten weten dat hij later zal toekomen en dus geen mondeling verslag kan geven in de plenaire vergadering. Hij zou dus willen verwijzen naar het schriftelijk verslag.

Mme Anne Barzin (MR). – Monsieur le Président, je vous signale que le rapporteur, M. Evrard, arrivera en retard et qu’il n’est donc pas en mesure de présenter un rapport oral en séance plénière. Il demande dès lors qu’on se réfère à son rapport écrit.

Mevrouw Latifa Gahouchi (PS). – De PS‑fractie heeft van bij het begin dit voorstel van resolutie onderschreven. Mijn collega’s Patrick Prévot en Nadia El Yousfi hebben de tekst ondertekend en ikzelf heb de amendementen ondertekend die in de commissie werden ingediend.

Volgens de cijfers van het International Fund for Animal Welfare worden in Afrika jaarlijks 20 000 olifanten illegaal gedood voor de ivoorhandel, en was het aantal olifanten nog nooit zo laag. Het aantal olifanten over heel de wereld is met meer dan een derde gedaald tussen 2007 en 2014. De illegale handel in ivoor is nog nooit zo hoog geweest sinds midden de jaren negentig en is verdrievoudigd sinds 1998.

De resolutie die vandaag ter bespreking voorligt, wijst er nogmaals op dat de legale handel in ivoor in de Europese Unie het stropen van olifanten in de hand werkt, omdat die handel als dekmantel dient voor de illegale handel, en dat de legale export vanuit de Europese Unie ertoe bijdraagt dat de vraag in de afnemende landen, vooral in Zuidoost ‑Azië, gevoed wordt.

Ngo’s konden aan de hand van koolstof‑14‑analyses op een grote hoeveelheid ivoren voorwerpen, gekocht op rommelmarkten, bij antiquairs of op internetsites in Europese landen, de ouderdom van juwelen en kunstvoorwerpen precies bepalen en aantonen dat drie vierde ervan dateren van na 1947. Dat bevestigt dus dat, hoewel de Europese Unie de handel in ivoor sinds 1989 heeft verboden – met uitzondering van de handel in antieke voorwerpen verworven vóór 1947 – die uitzonderingsbepalingen misbruikt worden door de handelaars om recent ivoor aan de hand van valse documenten te laten doorgaan als oud ivoor en dus om de wet te omzeilen.

De Afrikaanse landen hebben bovendien onlangs de Europese Unie aangespoord te kiezen voor een verbod, een oproep waaraan de Britse regering onlangs gevolg heeft gegeven. Voortaan zal de verkoop van zo goed als alle oude objecten die ivoor bevatten niet meer mogelijk zijn in Groot‑Brittannië, op enkele zeldzame uitzonderingen na.

Terwijl China en Hong Kong zich onlangs achter een verbod op ivoorhandel en ‑bewerking hebben geschaard, en in de Verenigde Staten onlangs een bijna totaalverbod is uitgevaardigd, blijft de Europese Unie achter, hoewel ze de belangrijkste uitvoerder ter wereld is van olifantenivoor. In de Europese Unie vinden 28,30% van de transacties plaats, dat is veel meer dan in de Verenigde Staten en Zuid‑Afrika.

In het kader van de werkzaamheden van de commissie, wensten alle senatoren, behalve die van N‑VA, zich ertoe te verbinden op een voluntaristische wijze deze tekst te ondersteunen om alle actoren aan te moedigen het werk op Belgisch niveau voort te zetten, maar ook om de zaken in beweging te zetten op Europees niveau. Zo zijn in België de verkoop en aankoop van ivoor met een CITES‑certificaat toegelaten. Om zo’n certificaat te krijgen moet men bewijzen dat het ivoor dateert van vóór 1984 en/of vóór 1990 werd ingevoerd met dat certificaat. Er werden initiatieven genomen, met campagnes als “Laat je (slag)tanden zien”, wordt ivoor ingezameld om het nadien te vernietigen, zodat het de handel niet meer kan voeden. Nu is het tijd om een stap verder te gaan. De PS veroordeelt ten stelligste deze barbaarse parktijken. Elke maatregel die stroperij kan inperken, zowel op het vlak van de bescherming van de levende dieren als van de export van afgeleide producten, moet worden genomen, in navolging van de brede petitie die onlangs werd ondertekend door veel Afrikaanse burgers en leidende figuren. Ze roepen de Europese Unie op de handel in ivoor op de Europese interne markt te verbieden, zodat de vraag, en dus ook het stropen van Afrikaanse olifanten, afneemt.

Door deze tekst te steunen, verdedigt de PS een totaalverbod op de handel, de invoer, de uitvoer en de heruitvoer van ivoor, en vraagt de opheffing van uitzonderingen op het handelsverbod. De uitzonderingen moeten beperkt blijven tot authentieke antieke voorwerpen die een zeer klein aandeel en een kleine hoeveelheid ivoor bevatten, bijvoorbeeld inlegwerk op meubels of muziekinstrumenten. Ons werk is complementair aan het werk van onze collega’s in de Kamer, in het bijzonder van Daniel Senesael, met als doel de binnenlandse ivoormarkt in België op te doeken.

Mme Latifa Gahouchi (PS). – Le groupe socialiste s’est associé dès le départ à cette proposition de résolution. Ainsi, mes collègues, Patrick Prévot et Nadia El Yousfi, sont signataires du texte et j’ai moi‑même signé les amendements déposés en commission.

D’après les chiffres du Fonds international pour la protection des animaux, 20 000 éléphants sont tués illégalement chaque année en Afrique pour alimenter le commerce de l’ivoire et leurs effectifs n’ont jamais été aussi bas. Ils ont chuté de plus d’un tiers entre 2007 et 2014 à l’échelle mondiale. Le commerce illicite de l’ivoire a atteint son plus haut niveau depuis le milieu des années nonante et a triplé depuis 1998.

La résolution dont nous débattons aujourd’hui rappelle clairement que le commerce légal de l’ivoire dans l’Union européenne favorise le braconnage des éléphants en servant de couverture au commerce illicite, et les exportations légales depuis l’Union européenne contribuent à alimenter la demande dans les pays consommateurs, essentiellement en Asie du Sud‑Est.

Des analyses au carbone 14 menées par des ONG sur des lots d’objets en ivoire achetés dans des marchés aux puces, chez des antiquaires ou sur des sites internet dans des pays européens ont permis de dater avec précision les bijoux et objets décoratifs et de montrer que les trois quarts datent d’après 1947. Cela confirme qu’alors que l’Union européenne a interdit le commerce de l’ivoire depuis 1989, à l’exception de celui des antiquités acquises avant 1947, ces exceptions sont utilisées par les trafiquants pour faire passer de l’ivoire récent pour de l’ivoire ancien avec de faux documents et, donc, pour contourner la loi.

Les pays africains ont par ailleurs récemment exhorté l’Union européenne à suivre la voie de la prohibition, un appel suivi dernièrement par le gouvernement britannique. Désormais, la vente de la quasi‑totalité des objets anciens contenant de l’ivoire ne sera plus possible en Grande‑Bretagne sauf à de très rares exceptions.

Alors que la Chine et Hong Kong se sont récemment engagés pour l’interdiction du commerce et de la transformation de l’ivoire, que les États‑Unis ont acté son interdiction quasi totale, l’Union européenne est en retard, alors qu’elle est la première exportatrice mondiale d’ivoire d’éléphant. L’Union européenne concentre 28,30% des transactions, loin des États‑Unis et de l’Afrique du Sud.

Dans le cadre de nos travaux en commission, les sénateurs ont souhaité unanimement, à l’exception de la N‑VA, s’engager d’une manière volontariste à soutenir ce texte pour encourager l’ensemble des acteurs à continuer le travail au niveau belge, mais également à faire bouger les lignes au niveau européen. Ainsi, en Belgique, la vente et l’achat d’ivoire sont autorisés à la condition d’avoir un certificat CITES. Pour l’obtenir, il faut prouver que l’ivoire date d’avant 1984 et/ou a été importé avant 1990 avec ce permis. Des initiatives sont menées, comme la campagne « Sors tes dents », et visent à collecter l’ivoire, qui est ensuite détruit afin de ne pas alimenter le commerce. Il est maintenant temps d’aller un pas plus loin ; le PS condamne fermement la barbarie qu’est le braconnage. Toute mesure visant à en limiter les possibilités, en termes tant de protection des animaux vivants que d’exportation de produits dérivés, doit être prise, à l’instar de la vaste pétition récemment signée par de nombreux citoyens et, notamment, par des dignitaires africains, qui réclament de l’Union européenne qu’elle interdise le commerce de l’ivoire sur son marché intérieur, afin de limiter la demande et, donc, l’intérêt du braconnage des éléphants d’Afrique.

En soutenant ce texte, le PS défend une interdiction totale du commerce, de l’importation, de l’exportation et de la réexportation d’ivoire et demande la suppression des dérogations autorisant les échanges commerciaux, qui doivent se limiter aux antiquités authentiques contenant une très faible proportion et une petite quantité d’ivoire, par exemple des incrustations sur des meubles ou des instruments de musique. Ce travail est complémentaire à celui qui est mené par nos collègues de la Chambre, et, singulièrement, par le député Daniel Senesael, pour fermer le marché domestique de l’ivoire en Belgique.

De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – Het zal waarschijnlijk niemand verwonderen dat wij enkele bemerkingen hebben bij dit voorstel van resolutie van mijn goede vriend Lionel Bajart. Wij zullen ons onthouden bij de stemming om uiteenlopende redenen. De eerste is dat deze instelling niet bevoegd is. In de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden was het moeilijk voldoende senatoren te vinden om aan het quorum te geraken. Het betreft dan ook geen transversale bevoegdheid, maar een puur federale materie, die dus in de Kamer van volksvertegenwoordigers moet worden behandeld. Soms lijkt het nog altijd of de Senaat en de Kamer een oorlogje moeten uitvechten. We moeten ons geen illusies maken: dat oorlogje heeft deze instelling al lang verloren.

In de Kamer heeft de N‑VA‑fractie vijf maanden geleden een wetsvoorstel ingediend dat volledig aansluit bij deze resolutie. Het wetsvoorstel wil dwingende regelgeving invoeren om de ivoorhandel effectief aan banden te leggen. Ivoorhandel is een urgent probleem, dat we zeker erkennen, maar we willen het aanpakken met dwingende regelgeving in de Kamer van volksvertegenwoordigers. Het wetsvoorstel is efficiënt, niet vrijblijvend, vertoont daadkracht, en het gaat veel verder dan de resolutie die vandaag voorligt. In het laatste punt van de resolutie staat dat een vrijblijvend convenant moet worden uitgewerkt met de antieksector. Het is merkwaardig dat deze instelling wordt gebruikt om in een resolutie een federale regering tot iets op te roepen, terwijl men in de Kamer hiernaast, volop bezig is dwingende regelgeving te bespreken. In de Kamer vond ook een colloquium plaats, waarop N‑VA en welgeteld één volksvertegenwoordiger van Ecolo aanwezig waren.

Een tweede reden waarom we ons zullen onthouden, hoewel we inhoudelijk de resolutie steunen, is omdat deze resolutie bijna exclusief gericht is aan de enige bevoegde overheid, de federale overheid. Er staat wel in “De Senaat, … Vraagt aan de verschillende regeringen van ons land …”, maar eigenlijk roepen we enkel de federale regering op. Die regering is echter in lopende zaken en kan dus niet meer reageren op resoluties. Ze heeft geen meerderheid in de Kamer en is met handen en voeten gebonden. Wat voor zin heeft het een resolutie goed te keuren en een oproep te doen aan een regering om te handelen, als die regering eigenlijk geen bevoegdheid heeft om te handelen, en er ondertussen een wetsvoorstel hangende is? Dat is merkwaardig.

Een derde reden van onthouding is dat de bevoegde federale minister, minister Marghem van de MR, kritiek op deze resolutie heeft geuit toen ze daarover werd ondervraagd in de bevoegde Kamercommissie. Kamer en Senaat zijn dus naast elkaar aan het werken. De Senaat spreekt de Kamer tegen, we luisteren niet naar elkaar, in de Senaat wordt een resolutie ingediend, in de Kamer een wetsvoorstel, de regering is in lopende zaken en de bevoegde minister, die met handen en voeten gebonden is, levert dan nog eens kritiek op de resolutie.

Ten vierde, er staan fouten in de resolutie. Er wordt opgeroepen tot een totaalverbod op de handel in hoorns van neushoorns, maar dat is al verboden. We gaan dus in de resolutie tot iets oproepen dat inmiddels al verboden is. Dat is totaal naast de kwestie.

Ten vijfde, is er op halfslachtige en haastige wijze aan deze resolutie gewerkt. Men ging grondig werken, omdat de indieners stelden dat ze negatieve feedback hadden gekregen van de antieksector. Eerst zouden hoorzittingen worden georganiseerd, maar men trok de vraag tot hoorzittingen in, want het moest snel gaan. Men vreesde immers dat de resolutie misschien na het wetsvoorstel zou komen. Had men de hoorzittingen laten doorgaan, dan was het wetsvoorstel misschien eerder aangenomen, maar dan had men ook geweten dat de handel in hoorns van neushoorns al verboden is. Vervolgens vraagt men schriftelijke adviezen, maar die worden eveneens ingetrokken. Men heeft dus snel, snel een resolutie aangenomen zonder te worden bijgestaan door mensen die er iets van afweten.

Wanneer in de commissie op de gebreken van de tekst wordt gewezen, blijkt een discussie over al de tekortkomingen die erin staan overbodig.

Wij maken onszelf belachelijk met deze resolutie. Ze is inhoudelijk niet correct en in de Kamer wordt een wetsvoorstel besproken.

Er moest een signaal worden gegeven, het kon niet snel genoeg gaan. Grondig werk was van geen tel. Fouten uit de tekst halen was van geen belang. Alles was toegestaan om ervoor te zorgen dat deze resolutie zou worden aangenomen voordat het eerder ingediende wetsvoorstel in de Kamer aan bod zou komen. Dat is slecht werk leveren.

Ten zesde, wij zullen ons bij de stemming onthouden omdat deze resolutie ingediend werd in november en er letterlijk stukken uit het in juni in de Kamer ingediende wetsvoorstel in zijn overgenomen, zonder enige verwijzing naar het origineel document. Het gaat om een goed onderbouwd wetsvoorstel, waaraan waarschijnlijk nog gesleuteld moet worden.

Deze resolutie staat vol fouten. Ze is achterhaald en overbodig. Er werden geen adviezen ingewonnen, men wou gewoon een signaal geven. De strijd tegen ivoorhandel verdient grondig en ernstig werk. De mensen die strijden voor de bescherming van de olifant verdienen beter dan een vrijblijvende resolutie, waarvan iedereen weet dat ze zonder gevolg zal blijven.

Deze resolutie zal vooral een oefening zijn in feel‑good‑communicatie, in marketing. Toch eventjes in de krant gekomen, iedereen blij!

De ivoorhandel is een vuile en meedogenloze handel die niet aan banden kan worden gelegd met vrijblijvende convenanten. Daar houdt men geen rekening mee bij de jacht op olifanten of neushoorns. Handel in ivoor kan alleen aan banden worden gelegd met efficiënte en daadkrachtige wetgeving. Dat is de bevoegdheid van de Kamer.

M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – Cela ne surprendra personne que nous formulions quelques remarques à propos de cette proposition de résolution de mon bon ami Lionel Bajart. Nous nous abstiendrons lors du vote et ce, pour diverses raisons. Tout d’abord, cette institution n’est pas compétente. En commission des Affaires institutionnelles, il a été difficile de trouver suffisamment de sénateurs pour atteindre le quorum. Il ne s’agit pas d’une compétence transversale, mais d’une matière purement fédérale, qui doit donc être traitée à la Chambre des représentants. On dirait parfois que le Sénat et la Chambre sont encore en compétition. Ne nous faisons pas d’illusions : cette institution a déjà perdu la bataille depuis longtemps.

Il y a cinq mois, le groupe N‑VA a déposé à la Chambre une proposition de loi qui coïncide avec cette résolution. Elle vise à établir une réglementation contraignante pour juguler réellement le commerce de l’ivoire. Il s’agit d’un problème urgent que, certes, nous reconnaissons mais nous voulons donc y faire face avec une réglementation contraignante, votée à la Chambre.

Cette proposition efficace et contraignante va bien au‑delà de la résolution dont nous sommes saisis aujourd’hui. Le dernier point de celle‑ci stipule qu’une convention doit être conclue avec le secteur des antiquités. Il est curieux de se servir de cette institution pour adresser des demandes au gouvernement fédéral par le biais d’une résolution, alors que, juste à côté, la Chambre est en train de débattre d’une réglementation contraignante. Un colloque y a aussi été organisé, auquel ont participé la N‑VA et un seul député Ecolo.

J’en viens à notre deuxième motif d’abstention. Même si nous approuvons le contenu de la résolution, celle‑ci s’adresse presque exclusivement à la seule autorité compétente, le gouvernement fédéral. Il est dit dans le texte que « Le Sénat, … demande aux différents gouvernements de notre pays … », mais en réalité, nous n’en appelons qu’au gouvernement fédéral. Celui‑ci est toutefois en affaires courantes et ne peut donc plus répondre aux résolutions. Sans majorité à la Chambre, il est pieds et mains liés. Quel est l’intérêt d’adopter une résolution et de demander à un gouvernement d’agir si celui‑ci n’a pas le pouvoir de le faire et qu’une proposition de loi est pendante ? C’est étrange.

Troisième motif d’abstention : la ministre fédérale compétente, Mme Marghem, du MR, a critiqué cette résolution lorsqu’elle a été interrogée à ce sujet devant la commission parlementaire compétente. Bref, la Chambre et le Sénat, qui travaillent donc côte à côte, ne s’écoutent pas. Une proposition de résolution est déposée au Sénat et une proposition de loi l’est à la Chambre. En outre, le gouvernement est en affaires courantes et la ministre compétente, pourtant pieds et mains liée, critique la résolution.

Quatrièmement, le texte comporte des erreurs. Le Sénat demande une interdiction générale du commerce de cornes de rhinocéros, qui est déjà interdit. Cette disposition est donc tout à fait inutile.

Cinquièmement, le travail relatif à cette résolution a été mené sans conviction et dans la hâte. On allait travailler en profondeur car les auteurs disaient avoir eu un retour négatif du secteur des antiquités. Des auditions allaient être organisées mais la question a été écartée car il fallait aller vite. On craignait en effet que la résolution n’arrive qu’après la proposition de loi. Si les auditions avaient eu lieu, celle‑ci aurait peut‑être été adoptée avant la résolution, mais on aurait alors découvert que le commerce des cornes de rhinocéros était déjà interdit. Par la suite, des avis écrits ont été demandés, mais ils ont également été annulés. On a donc adopté une résolution à la va‑vite, sans l’assistance des personnes qui s’y connaissent vraiment.

Lorsqu’en commission, les défauts du texte sont soulignés, il apparaît qu’une discussion à ce sujet n’est pas nécessaire…

Nous nous ridiculisons, avec cette résolution. Non seulement son contenu est incorrect mais en outre, une proposition de loi est débattue à la Chambre.

Il fallait envoyer un signal et aller vite. Peu importait que le travail ne fût pas minutieux. Il n’était pas non plus important de corriger les erreurs. L’essentiel était que cette résolution soit adoptée avant la proposition de loi déposée à la Chambre. C’est du mauvais travail.

Sixièmement, nous nous abstiendrons car cette résolution, déposée en novembre, reprend des passages entiers de la proposition de loi déposée en juin à la Chambre, sans aucune référence au document original. Cette proposition de loi, bien étayée, est probablement encore susceptible d’amélioration.

Cette résolution est pleine d’erreurs. Elle est dépassée et inutile. Aucun avis n’a été demandé ; on voulait juste envoyer un signal. La lutte contre le commerce de l’ivoire mérite un travail sérieux et approfondi. Les personnes qui se battent pour la protection des éléphants méritent mieux qu’une résolution non contraignante, dont tout le monde sait qu’elle n’aura pas d’effet.

Cette résolution est surtout un exercice de communication et de marketing destiné à se faire plaisir.

Le commerce de l’ivoire est un commerce sale et brutal qui ne peut être combattu par des conventions non contraignantes, dont les chasseurs d’éléphants ou de rhinocéros ne tiennent pas compte. Le commerce de l’ivoire ne peut être combattu que par une législation efficace et volontariste. Cette matière incombe à la Chambre.

Mevrouw Annemie Maes (Ecolo‑Groen). – “The greatness of a nation can be judged by the way its animals are treated.” De beschaving van een samenleving valt af te lezen aan de wijze waarop ze omgaat met dieren. Dit is een beroemde uitspraak van Mahatma Gandhi. Of het nu gaat om huisdieren, vogels, bijen, insecten, ijsberen of olifanten en neushoorns: alle dieren maken integraal deel uit van ons ecosysteem en van onze samenleving. Je kan de mens niet los zien van fauna en flora. Het is dan ook onze plicht en verantwoordelijkheid als mens om zorg te dragen voor de allerzwaksten, de stemlozen. Als je mededogen hebt voor de meest kwetsbaren op de wereld, is de kans groter dat je ook mededogen hebt voor de medemens. Daarmee neemt ook de kans op een geweldloze samenleving toe.

Dierenwelzijn is een thema dat me na aan het hart ligt. Het voorstel van resolutie dat vandaag ter stemming ligt, gaat over een totaalverbod op de handel in ivoor en in hoorns van neushoorns, alsook in afgeleide producten. Het voorstel krijgt van onze fractie alle steun. Het is wel jammer dat ons niet aangeboden werd om het voorstel mee te ondertekenen, maar we hebben wel de amendementen mee goedgekeurd in de commissie.

Waarover gaat dit voorstel concreet? Er is de vaststelling dat Europa, maar ook ons land, een belangrijke speler is inzake de handel in ivoor uit Afrika en Azië. Jaarlijks brengen stropers naar schatting 30 000 tot 50 000 olifanten om. Vandaag zijn er over de hele wereld nog maar 350 000 olifanten over. In 1900 waren er nog 10 miljoen!

Een totaalverbod op de handel kan de olifant en de neushoorn nog redden. De resolutie vraagt in eerste instantie om alvast een totaalverbod in België in te voeren, in afwachting van een verbod in de hele Europese Unie. In het Verenigd Koninkrijk is het totaalverbod al sinds 2018 van kracht. Wat daar kan, is ook hier mogelijk, als het u mij vraagt.

Bestaat er dan geen Europese wetgeving? Toch wel. De handel in ivoor van na 1947 is in Europa volledig verboden, maar in veel Europese landen mag antiek ivoor, dat wil zeggen ivoor van voor 1947, nog wel worden verkocht en verhandeld. Daar wringt het schoentje. Blijkbaar is het vaststellen van het onderscheid tussen ivoor van voor en na 1947 in de praktijk niet evident. De actiegroepen AVAAZ en de Elephant Action League kochten bij wijze van test 100 ivoorartikelen uit tien verschillende Europese landen. Het bleek dat de aankoop bijzonder gemakkelijk was. Ze kochten bijvoorbeeld in antiekwinkels of via websites ivoren kunstvoorwerpen. De actiegroepen lieten op deze aangeschafte objecten een ouderdomsonderzoek uitvoeren door de universiteit van Oxford. Hieruit bleek dat 74% van het onderzochte ivoor van na 1947 dateerde, wat betekent dat het helemaal niet verhandeld mocht worden. Met andere woorden: veel van het ivoor dat nu wordt verhandeld en als antiek wordt verkocht, is in feite illegaal gestroopt recent ivoor. Malafide ivoorhandelaars kunnen vrij eenvoudig, met behulp van theebaden, nieuw ivoor een verouderd uitzicht geven. Bovendien stelt de radiokoolstofdatering niet het tijdstip van overlijden van de olifant vast, maar wel wanneer het ivoor werd gevormd. Dit betekent dat het ogenblik van overlijden van de olifant tot zelfs decennia later kan zijn.

Hiermee zijn veel Europese landen, waaronder ook België, medeplichtig aan het doden van duizenden olifanten omwille van hun ivoor.

De resolutie is terecht ook uitgebreid naar de hoorns van neushoorns, want ook daar stellen we gelijkaardige problemen vast. Ter attentie van de heer Vanlouwe heb ik het even opgezocht op de website van de federale overheidsdienst: wat de neushoorn betreft, werden er uiteindelijk slechts 3 à 4 overtredingen vastgesteld en er worden geen certificaten meer gegeven. Er is dus wel degelijk nog een probleem inzake de handel in hoorns van neushoorns.

Recent nog hebben de presidenten van Botswana en Oeganda en vertegenwoordigers van dertig andere Afrikaanse landen de Europese Unie opgeroepen de handel in ivoor te verbieden omdat de Europese wetgeving nog steeds te veel misbruik toelaat. Met de afschaffing van de legale verkoop moet de stroperij van jaarlijks duizenden olifanten voor hun slagtanden en van neushoorns voor hun hoorn worden gestopt. In veel landen heeft de wildstroperij en slachting van olifanten en neushoorns tot een drastische terugloop van die dierenpopulaties geleid. Dit moet stoppen.

De Senaat vraagt daarom met aandrang aan alle entiteiten van dit land – dus niet alleen aan het federale niveau, maar ook aan de drie gewesten – om hiervan dringend werk te maken.

We naderen het einde van de legislatuur. Ik zal er na mei 2019 helaas niet meer bij zijn om het werk voort te zetten. Ik reken echter op jullie, collega’s, om erop toe te zien dat de resolutie in de respectieve parlementen in concrete wetgeving wordt omgezet, waardoor 2020 hopelijk het jaar van de olifant kan worden genoemd. Onze fractie zal de tekst goedkeuren.

Ik sluit af met enkele woorden van de Duitse filosoof Schopenhauer: “Medelijden met dieren hangt met de goedheid van het karakter zó nauw samen dat men gerust beweren kan: wie wreed is tegenover dieren, kan geen goed mens zijn”.

Mme Annemie Maes (Ecolo‑Groen). – « La grandeur d’une nation peut être jugée à la façon dont elle traite ses animaux », a dit Gandhi. Qu’il s’agisse d’animaux domestiques, d’oiseaux, d’abeilles, d’insectes, d’ours polaires ou d’éléphants et de rhinocéros : tous les animaux font partie intégrale de notre écosystème et de notre vie. On ne peut voir l’humain indépendamment de la faune et de la flore. En tant qu’humains, il est dès lors de notre devoir et de notre responsabilité de prendre soin des « sans voix ». Si l’on éprouve de la compassion pour les plus vulnérables, il est fort probable que l’on en aura également pour ses pairs, d’où de plus grandes chances d’avoir une société non violente.

Le bien‑être animal est un sujet qui me tient particulièrement à cœur. La proposition de résolution qui est aujourd’hui soumise à notre approbation, porte sur une interdiction totale du commerce de l’ivoire et des cornes de rhinocéros ainsi que des produits dérivés. Mon groupe soutient pleinement la proposition. Il est regrettable que l’on ne nous ait pas proposé de la cosigner, mais nous avons approuvé les amendements en commission.

Quel est l’objet de cette proposition concrètement ? Elle fait le constat que l’Europe et notre pays sont des acteurs importants en ce qui concerne le commerce d’ivoire provenant d’Afrique et d’Asie. Tous les ans, les braconniers abattent entre 30 000 et 50 000 éléphants. Aujourd’hui, il ne subsiste que 350 000 éléphants dans le monde entier. En 1900, il y en avait encore 10 millions !

Une interdiction totale peut encore sauver l’éléphant et le rhinocéros. La résolution demande, en premier lieu, d’instaurer une interdiction totale en Belgique, dans l’attente d’une interdiction dans l’ensemble de l’Union européenne. Au Royaume‑Uni, l’interdiction totale est en vigueur depuis 2018. Ce qui est possible là‑bas l’est également ici.

Pourtant, il existe une législation européenne. Le commerce de l’ivoire datant d’après 1947 a été totalement interdit en Europe, mais dans de nombreux pays européens, l’ivoire ancien, c’est‑à‑dire l’ivoire datant d’avant 1947, peut encore être vendu. Et c’est là que le bât blesse. Manifestement, dans la pratique, il n’est pas aisé de faire la distinction entre l’ivoire d’avant 1947 et l’ivoire d’après 1947. Les groupes d’action AVAAZ et Elephant Action League ont acheté, à titre de test, 100 objets en ivoire de dix pays européens différents. Cela s’est révélé particulièrement facile. Ils ont acheté des objets d’art en ivoire dans des magasins d’antiquités ou sur des sites web. Ils ont fait analyser ces objets par l’Université d’Oxford en vue d’établir leur âge et il est apparu que l’ivoire en question datait d’après 1947 et ne pouvait dès lors pas du tout être vendu. En d’autres termes, une grande partie de l’ivoire qui est actuellement vendu comme ivoire ancien est en fait de l’ivoire récent, braconné illégalement. Les marchands d’ivoire malhonnêtes peuvent relativement facilement, grâce à des bains de thé, donner à de l’ivoire récent, l’apparence de l’ancien. De plus, la datation par le carbone 14 n’établit pas le moment du décès de l’éléphant mais le moment où l’ivoire s’est formé. Cela signifie que le moment du décès de l’éléphant peut même être intervenu plusieurs décennies plus tard.

De ce fait, de nombreux pays européens, dont la Belgique, sont complices de la mort infligée à des milliers d’éléphants pour obtenir leur ivoire.

La résolution est, à juste titre, élargie aux cornes de rhinocéros, les problèmes étant similaires. À l’attention de M. Vanlouwe : j’ai fait des recherches sur le site web du service public fédéral et en ce qui concerne les rhinocéros, seules trois ou quatre infractions ont été constatées, et aucun certificat n’est plus délivré. Il y a donc toujours bel et bien un problème en ce qui concerne le commerce de cornes de rhinocéros.

Récemment encore, les présidents du Botswana et de l’Ouganda et des représentants de trente autres pays africains ont appelé l’Union européenne à interdire le commerce d’ivoire, étant donné que la législation européenne permet encore de trop nombreux abus. La suppression de la vente légale doit faire cesser le braconnage dont sont victimes chaque année des milliers d’éléphants et de rhinocéros dont les défenses et les cornes sont recherchées. Dans de nombreux pays, le braconnage et l’abattage d’éléphants et de rhinocéros ont entraîné une diminution énorme de ces populations animales. Cela doit cesser.

C’est pourquoi le Sénat demande avec insistance à toutes les entités de ce pays – donc, pas seulement le niveau fédéral mais également les trois Régions – de s’en occuper le plus rapidement possible.

La fin de la législature approche. Je ne serai malheureusement plus là après mai 2019 pour poursuivre le travail. Je compte sur vous, chers collègues, pour veiller à ce que la résolution aboutisse à une législation concrète dans tous les parlements, ce qui nous permettra, je l’espère, de proclamer l’année 2020 année de l’éléphant. Notre groupe soutiendra le texte.

Je conclus par quelques mots du philosophe allemand Arthur Schopenhauer : « La compassion à l’égard des animaux est si étroitement liée à la bonté du caractère qu’on peut assurément affirmer que lorsqu’un homme se montre cru envers les animaux, il ne saurait être un homme bon. ».

De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – Ik wil nog even terugkomen op de woorden van Mahatma Gandhi die mevrouw Maes citeerde: “The greatness of a nation and its moral progress can be judged by the way its animals are treated”.

Dat is een heel terechte opmerking en ik hoop dat ze ook geldt voor de discussie over het onverdoofd slachten in Brussel. Vlaanderen en Wallonië hebben reeds een verbod ingesteld. Er zijn hier echter heel wat vertegenwoordigers van partijen aanwezig die geen enkele maatregel nemen, met als gevolg dat in Brussel nog steeds onverdoofd wordt geslacht. Dit is onaanvaardbaar. Men spreekt hier over ivoorhandel, maar tegelijkertijd laat men in Brussel dergelijke barbaarse activiteiten toe. Dat is een schande.

M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – Je voudrais revenir sur les paroles du Mahatma Gandhi, citées par Mme Maes : « La grandeur d’une nation peut être jugée à la façon dont elle traite ses animaux ».

J’espère que cette observation, tout à fait justifiée, s’appliquera également à la discussion sur l’abattage sans étourdissement préalable pratiqué à Bruxelles. La Flandre et la Wallonie l’ont déjà interdit. Cependant, il y a ici de nombreux représentants de partis qui ne prennent aucune mesure, de sorte que cette pratique est toujours en vigueur à Bruxelles, ce qui est inacceptable. Nous parlons ici du commerce de l’ivoire, mais on continue à autoriser de tels actes. C’est honteux.

De heer Gilles Mouyard (MR). – De opmerkingen van de heer Vanlouwe over de tekst gingen louter over de vorm, zoals hij zelf heeft erkend. Persoonlijk had ik liever gehad dat zijn betoog meer op de eigenlijke inhoud van de tekst zou zijn gericht. Die gaat over het jaarlijks afslachten en stropen van tienduizenden olifanten. Als de Senaat een steentje kan bijdragen, ook al is het op bescheiden wijze, moet de Senaat dat doen! Als de Kamer en de Senaat met elkaar wedijveren om de teksten zo snel mogelijk te laten goedkeuren, laten we het spel dan meespelen en laten we daar dan fier over zijn! Mijnheer Vanlouwe, er is u blijkbaar een punt uit de tekst ontgaan. Er wordt immers gevraagd aan de verschillende regeringen van ons land er bij de Europese Commissie gezamenlijk op aan te dringen op te treden. Deze materie mag dan wel vooral federaal zijn, ze bevat toch ook enkele transversale aspecten die onder de Gemeenschappen en de Gewesten vallen. In dit geval oefent de Senaat dus ten volle zijn taak uit.

Wat de grond van het probleem betreft, moeten we benadrukken dat vertegenwoordigers van meer dan dertig Afrikaanse landen de Europese Unie hebben opgeroepen de handel in ivoor te verbieden omdat de EU de belangrijkste exporteur is van ‘legaal’ ivoor. Jaarlijks zouden immers 30 000 tot 50 000 olifanten slachtoffer zijn van stroperij en brutaal worden afgeslacht, enkel en alleen voor het ivoor. Die cijfers zouden bovendien een minimumschatting zijn.

De Europese Commissie denkt na over een hervorming van de desbetreffende Europese wetgeving. Het moment is dus goed gekozen om ons te laten horen. De olifant komt voor op de lijst van bijlage I van de Europese Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten. In België is dat verdrag in werking getreden in 1984. Dat betekent dat de handel in ivoor volledig verboden is in ons land. Waarom willen we dan nog verder gaan? Omdat die teksten enkele spitsvondigheden bevatten. Binnen de Europese Gemeenschap is de handel in slagtanden die dateren van vóór 1984 immers nog toegelaten, evenals de handel binnen de Gemeenschap van bewerkte ivoren voorwerpen die dateren van vóór 1984 en/of geïmporteerd werden vóór 1990 met een invoervergunning. De internationale handel, met andere woorden de wederuitvoer, van slagtanden is voortaan verboden, maar dat is niet het geval voor bewerkte voorwerpen van vóór 1976. De Belgische wetgeving bevat ook enkele spitsvondigheden. Vandaag is het dus nodig klaarheid te scheppen. De huidige federale regering heeft al, via minister Marghem, initiatieven genomen in dat verband. Veel punten in de voorliggende tekst zijn trouwens het resultaat van overleg met het kabinet van minister Marghem.

Ten aanzien van die talrijke uitzonderingen beseffen we dat het tijd is voor een volgende stap.

Welke beslissingen werden in het buitenland genomen op dat vlak? In april 2018 heeft de Britse regering een algemeen verbod op de verkoop van ivoor uitgevaardigd, behalve voor voorwerpen vervaardigd vóór 1947; in augustus 2016 heeft Frankrijk eveneens de handel in ivoor verboden, maar vervolgens werden die beslissingen versoepeld en werden uitzonderingen toegestaan.

In maart 2017 heeft het Europees Parlement een resolutie goedgekeurd. Aanbeveling nr. 32 is duidelijk: “dringt er bij de EU en de lidstaten op aan om een mogelijk verbod op EU‑niveau te overwegen op de handel in en de uitvoer of wederuitvoer van olifantivoor binnen en buiten de EU, met inbegrip van ivoor ‘van voor het verdrag’, op een wijze die volledig in overeenstemming is met de WTO‑regels”.

Alle parlementaire instellingen moeten inspanningen leveren om dat verbod zo snel mogelijk in werking te laten treden. De Europese Commissie denkt verder na en heeft al enkele beslissingen genomen, onder meer over de toekenning van nieuwe financiële steun aan het CITES‑secretariaat.

De MR is vandaag verheugd over deze resolutie, die vier verzoeken richt tot de verschillende regeringen van ons land.

Eerst en vooral vragen we de regeringen bij de Europese Commissie gezamenlijk aan te dringen op de invoering van een algeheel verbod.

Vervolgens wensen we dat de Europese Commissie enerzijds nagaat of de reglementeringen van de Lidstaten overeenstemmen met de Europese wetgeving en anderzijds of ze wel degelijk worden toegepast.

We vragen verder aan onze regeringen inspanningen te leveren op het vlak van informatie‑uitwisseling, specifieke opleidingen voor de douanebeambten, enzovoort.

Tot slot, als we een zo groot mogelijke kans willen dat deze tekst wordt toegepast, is het ook nodig de goedkeuring van de antieksector en de veilinghuizen te hebben.

Het is dus geen holle polemiek. Dat is nutteloos. Ook al geldt dat niet voor iedereen, de MR‑fractie is fier deze tekst te steunen.

M. Gilles Mouyard (MR). – Les remarques formulées par M. Vanlouwe au sujet du texte étaient de pure forme, comme il l’a d’ailleurs reconnu lui‑même. Personnellement, j’aurais préféré que son intervention soit davantage centrée sur le contenu du texte proprement dit. Celui‑ci porte sur l’abattage et le braconnage de dizaines de milliers d’éléphants chaque année. Si le Sénat, même par la petite porte, peut apporter sa pierre à l’édifice, qu’il le fasse ! S’il y a une petite compétition avec la Chambre pour que les textes aboutissent le plus vite possible, alors jouons le jeu et soyons en fiers ! Je pense, Monsieur Vanlouwe, qu’un élément vous a échappé dans le texte. En effet, celui‑ci demande aux différents gouvernements de notre pays d’insister conjointement auprès de la Commission afin qu’elle agisse. Certes, cette matière est essentiellement fédérale, mais elle comporte quand même quelques aspects transversaux qui relèvent des Communautés et des Régions. En l’espèce, le Sénat assume donc pleinement la mission qui est la sienne.

Pour ce qui est du fond du problème, il faut préciser que des représentants de plus de trente pays africains ont appelé l’Union européenne à interdire le commerce de l’ivoire parce qu’elle est le principal exportateur d’ivoire « légal ». Chaque année, en effet, entre 30 000 et 50 000 éléphants seraient victimes de braconnage et sauvagement abattus, simplement pour leur ivoire. Et ces estimations seraient même minimalistes.

La Commission européenne réfléchit à une refonte de la législation européenne en la matière. Le moment est donc bien choisi pour agir aussi de notre côté. L’éléphant figure dans la liste de l’annexe 1 de la Convention européenne sur le commerce international des espèces de faune et de flore sauvages menacées d’extinction. En Belgique, cette Convention est entrée en vigueur en 1984. Cela signifie que le commerce de l’ivoire est totalement interdit dans notre pays. Pourquoi, dans ce cas, vouloir aller encore plus loin ? Parce que ces textes présentent des subtilités. En effet, le commerce intracommunautaire des défenses datant d’avant 1984 est encore autorisé, de même que le commerce intracommunautaire d’objets travaillés en ivoire datant d’avant 1984 et/ou importés avant 1990 avec un permis d’importation. Le commerce international, c’est‑à‑dire la réexportation, des défenses est désormais interdit, mais ce n’est pas le cas pour les objets travaillés datant d’avant 1976. La législation belge non plus n’est pas exempte de subtilités. Aujourd’hui, il est donc nécessaire de clarifier les choses. Le gouvernement fédéral actuel, par l’intermédiaire de Mme Marghem, a déjà pris des initiatives à cet égard. De nombreux éléments inscrits dans le texte à l’examen sont d’ailleurs le résultat d’une concertation avec le cabinet de Mme Marghem.

On se rend bien compte, au regard de ces multiples dérogations, qu’il est nécessaire d’aller plus loin.

Quelles sont les décisions prises à l’étranger dans ce domaine ? En avril 2018, le gouvernement britannique a décrété une interdiction générale de la vente d’ivoire, sauf en ce qui concerne les objets fabriqués avant 1947 ; en août 2016, la France a également interdit le commerce d’ivoire mais, par la suite, ces décisions ont été assouplies et ont fait l’objet de dérogations.

En mars 2017, le Parlement européen a adopté une résolution. La recommandation no 32 est claire : « demande à l’Union et aux États membres d’envisager l’interdiction au niveau européen du commerce, de l’exportation ou de la réexportation, au sein et en dehors de l’Union, de l’ivoire d’éléphant, y compris de l’ivoire ‘pré‑convention’, conformément aux règles de l’OMC ».

Toutes les enceintes parlementaires doivent s’efforcer de faire en sorte que cette interdiction soit mise en œuvre le plus rapidement possible. La Commission européenne poursuit sa réflexion et a déjà pris certaines décisions, accordant notamment un nouvel appui financier au secrétariat de la CITES.

Le MR se réjouit donc de cette résolution, qui soumet quatre demandes aux différents gouvernements de notre pays.

Tout d’abord, nous leur demandons d’insister conjointement auprès de la Commission européenne pour qu’elle instaure cette interdiction générale.

Ensuite, nous souhaitons que la Commission européenne vérifie, d’une part, que les réglementations des États membres correspondent bien à la législation européenne et, d’autre part, qu’elles sont bien appliquées.

Nous demandons par ailleurs à nos gouvernements de fournir des efforts en ce qui concerne l’échange d’informations, les formations spécifiques pour les douaniers, etc.

Enfin, si nous voulons donner au texte une chance d’être appliqué, il est également nécessaire d’obtenir l’adhésion du secteur des antiquités et des salles de vente.

Donc, pas de vaine polémique. Cela ne sert à rien. Même si ce n’est pas le cas de tous, le groupe MR est fier de soutenir ce texte.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). – Namens de CD&V‑fractie wil ik graag een steentje bijdragen tot dit debat. Uiteraard zullen we de resolutie die oproept tot een verbod op ivoorhandel, met overtuiging goedkeuren. Met verschillende amendementen hebben we trouwens aan de tekst bijgedragen. In elk geval wil ik de heer Bajart bedanken voor zijn initiatief en goede werk.

De kernboodschap van de resolutie is redelijk rechtlijnig en kordaat. We pleiten voor een totaalverbod op de handel in ivoor, dat voor het grootste deel afkomstig is van de slagtanden van olifanten, en op de handel in de hoorns van neushoorns. Het is hoog tijd voor een dergelijk verbod, want uit de cijfers die de collega’s hebben geciteerd, blijkt duidelijk hoe sterk de olifanten- en neushoornpopulaties in gevaar zijn. Het is ook van het grootste belang dat dit verbod nú wordt uitgevaardigd. We hoeven niet op een Europese beslissing te wachten. België kan die beslissing nu al nemen en daarmee in de voetsporen van het Verenigd Koninkrijk treden. Om wereldwijd de ogen te openen hebben de Verenigde Staten en China een verbod in die zin gelanceerd. Het is opvallend dat een dertigtal Afrikaanse landen de Europese Unie om zo’n verbod hebben gevraagd. Ik vind het schrijnend dat we niet in staat zijn een dergelijke eensgezinde oproep vanuit het Afrikaanse continent op een efficiënte manier te beantwoorden. Vanuit Europa, België, de Europese Unie maken we zo vaak kritische opmerkingen – dikwijls terecht – over democratie en goed bestuur aan landen op het Afrikaanse continent, maar wanneer zij dan een zeer terechte kritische vraag voor ons hebben, zijn we niet in staat daar op een efficiënte manier op te antwoorden.

Tot zover het standpunt van onze fractie. Dat doet niets af aan onze overtuiging dat er een oplossing moet komen voor mooie en relevante antieke stukken. Dat dergelijke werken niet langer verhandeld, tentoongesteld of verkocht zouden mogen worden en dus zouden moeten worden vernietigd of in kluizen opgeborgen, is ondenkbaar. Daarvoor moet een gepaste procedure worden ingesteld. Onze uitvoerende macht en de Europese Unie zijn daartoe zeker in staat.

Een verbod op de handel in ivoor moet er dus nú komen en daarnaast moeten we de Europese Unie oproepen om ook eenzelfde besluit te nemen. Het ene kan perfect naast het andere en het ene versterkt het andere. Ik herinner me hoe we jaren geleden hebben gewerkt rond het verbod op tabaksreclame. Ook toen was er sprake van een soort pingpongspel. Volgens ons land kon het verbod niet worden uitgevaardigd en was het wachten op een beslissing van de Europese Unie, en in de Europese Ministerraad kon de beslissing niet genomen worden, omdat onvoldoende lidstaten voorstander waren van een verbod op tabaksreclame. Bij dergelijke thema’s is het dus van het grootste belang dat de lidstaten hun nek uitsteken en Europa op de goede weg zetten. Ik hoop dat we in dit dossier met onze resolutie een belangrijk politiek signaal kunnen geven.

Mme Sabine de Bethune (CD&V). – Au nom du groupe CD&V, je voudrais apporter ma contribution au débat. Nous voterons avec conviction la résolution qui appelle à une interdiction du commerce d’ivoire. Nous avons d’ailleurs contribué au texte par le biais de différents amendements. Quoi qu’il en soit, je tiens à remercier M. Bajart pour l’initiative qu’il a prise et le bon travail qu’il a fourni.

Le message central de la résolution est assez linéaire et ferme. Nous plaidons pour une interdiction totale du commerce de l’ivoire qui provient des défenses d’éléphants, et du commerce de cornes de rhinocéros. Il est grand temps d’imposer cette interdiction, car les chiffres mentionnés par nos collègues montrent clairement à quel point les populations d’éléphants et de rhinocéros sont en danger. Il est essentiel que cette interdiction intervienne maintenant. Nous ne devons pas attendre une décision européenne. La Belgique peut déjà prendre cette décision aujourd’hui et suivre ainsi les traces du Royaume- Uni. Les États‑Unis et la Chine ont décrété une interdiction dans ce sens afin d’ouvrir les yeux de tous. Il est significatif qu’une trentaine de pays africains aient demandé à l’Union européenne de prévoir une telle interdiction. Il est navrant que nous ne soyons pas en mesure de répondre efficacement à un tel appel unanime du continent africain. La Belgique, les pays européens, l’Union européenne adressent fréquemment aux pays du continent africain des observations critiques – souvent justifiées – en matière de démocratie et de bonne gouvernance, mais lorsque ces pays nous font une demande, très justifiée, nous ne sommes pas en mesure d’y répondre efficacement.

Voilà pour la position de notre groupe. Cela n’enlève rien à notre conviction qu’il doit y avoir une solution pour les objets anciens de valeur. Il est impensable que ces œuvres ne puissent plus être échangées, exposées ou vendues et doivent être détruites ou enfermées dans des coffres‑forts. Une procédure adaptée doit être mise en œuvre. Notre pouvoir exécutif et l’Union européenne sont certainement en mesure de le faire.

C’est donc dès à présent que nous devons interdire le commerce de l’ivoire et appeler l’Union européenne à prendre la même décision. Les deux mesures peuvent être prises en parallèle, l’une renforçant l’autre. Je me rappelle comment, voici des années, nous avons travaillé à l’interdiction de la publicité sur les produits du tabac. À l’époque aussi, on se renvoyait la balle. D’après notre pays, on ne pouvait pas décréter l’interdiction et il fallait attendre une décision de l’Union européenne, et au Conseil européen des ministres, la décision ne pouvait pas être prise parce que le nombre d’États membres favorables à une interdiction de la publicité sur les produits du tabac n’était pas suffisant. Sur de tels sujets, il est dès lors essentiel que les États membres osent se lancer et mettent l’Europe sur la bonne voie. J’espère qu’avec notre résolution, nous pourrons donner un important signal politique dans ce dossier.

De heer Lionel Bajart (Open Vld). – Ik wil eerst de heer Mouyard bedanken voor het geven van enkele verduidelijkingen over de vorm, en uiteraard ook over de inhoud, als reactie op wat de heer Vanlouwe bij de opening van de bespreking heeft gezegd.

M. Lionel Bajart (Open Vld). – D’abord, je voudrais remercier M. Mouyard d’avoir apporté quelques précisions sur la forme et, évidemment, sur le fond, en réaction à ce qu’avait dit M. Vanlouwe à l’ouverture de la discussion.

De heer Vanlouwe vergelijkt een N‑VA‑wetsvoorstel, dat nog niet is goedgekeurd – zelfs niet in de bevoegde commissie – met een breed gedragen resolutie van onze assemblee, die een boodschap wil geven aan het federale niveau en aan de gewesten en tegelijkertijd aan de Europese Commissie. Als we die boodschap via onze assemblee kunnen geven, moeten we dat doen.

Ik geef een aantal feiten voor een ondubbelzinnige boodschap. Volgens de Great Elephant Census van eind vorig jaar, lopen er in Afrika 352 000 savanneolifanten rond, waarvan 84% in natuurparken. Dat lijkt veel, maar dat is het helemaal niet. Jaarlijks worden er tot 25 000 olifanten afgeschoten. In het licht van deze dramatische cijfers geef ik, samen met de andere fracties die hun schouders onder dit voorstel hebben gezet, een ondubbelzinnige boodschap: vergaande maatregelen zijn noodzakelijk. Als liberaal is het invoeren van een inperking het laatste wat ik wil, maar in dit geval is de nood zo hoog, dat we niet anders kunnen. Als we dat niet doen, zijn er binnen een tiental jaar onvoldoende olifanten en neushoorns voor het overleven van de soort, zowel in Azië als in Afrika.

Het is natuurlijk niet de bedoeling om bonafide handelaars te culpabiliseren, maar bloedantiek besmeurt een mooie sector. Veel antiquairs hebben goede bedoelingen, maar vooral de parallelle handel via internet, in het bijzonder op tweedehandssites, vormt vandaag het grootste probleem. Net daarom pleiten wij expliciet voor duidelijke afspraken met de sector, inclusief de veilingzalen en de internetsites, om de verkoop van ivoor daadwerkelijk een halt toe te roepen. Via een convenant met die actoren kunnen we enerzijds verder bouwen aan het draagvlak, dat we vandaag alvast in de Senaat vaststellen, en anderzijds dit verbod uitwerken.

Ons land is een draaischijf van formaat in de handel in bedreigde diersoorten en de handel in ivoor. Recente cijfers van de douane getuigen daarvan. De maat is vol. We moeten kordaat ingrijpen. Dat is verantwoordelijkheid opnemen. Als we dat niet doen, is de kans zeer groot dat zowel de olifant als de neushoorn reeds binnen enkele decennia zijn uitgestorven. Ik heb deze week een kleine steekproef gehouden over de ivoren objecten die te koop worden aangeboden op tweehandssites. De resultaten zijn ontnuchterend: een hele rist ivoren voorwerpen wordt te koop aangeboden door landgenoten. Sommige verkopers menen dat het volstaat om onder de huidige wetgeving aan te geven dat het ivoor dateert van vóór 1947. Andere delen gewoon niets mee.

Op andere sites vindt men geen voorwerpen die als ivoor omschreven worden, maar heeft men het over ivoorkleurige objecten. Het grootste probleem is dat de handel in ivoor onder de huidige regelgeving is toegelaten indien de voorwerpen dateren van voor 1984 en ze voorzien zijn van een CITES certificaat.

Malafide handelaren maken hier gebruik van om recent ivoor te verkopen als antiek en dat is het probleem. Uit recent onderzoek via radiometrische datering van de Universiteit van Oxford in een tiental EU‑lidstaten bleek dat 74,3% van de objecten niet conform de vigerende EU‑wetgeving was. In België was slechts 43% daadwerkelijk antiek. Meer dan de helft was dus afkomstig van recenter afgeschoten olifanten.

Dit voorstel sluit overigens aan bij een eerdere oproep van de presidenten van Botswana, Oeganda en vertegenwoordigers van dertig andere Afrikaanse landen om de handel in ivoor te verbieden.

Ook in Europa gaat het vooruit. Zo kondigde de Britse regering in 2018 een algeheel verkoopverbod af voor ivoor. Ook Luxemburg is die weg ingeslagen. Het Europees Parlement keurde een resolutie in die zin goed in 2017. De Europese Commissie overweegt nu stappen te zetten, dus zullen de lidstaten zich hierover moeten uitspreken. Dat bewijst meteen ook het belang van deze stemming.

Illegale uitvoer van zogenaamde oude ivoren voorwerpen uit de EU naar Azië is sinds 2012 immers zodanig toegenomen dat dit de wereldwijde vraag naar ivoor aanwakkert. De EU is vandaag de grootste exporteur van zogenaamd legaal ivoor. De complexiteit van de datering heeft bedrog in de hand gewerkt. We weten dat er valse certificaten circuleren. De antieksector kan deze kans aangrijpen om hun mooi beroep in het licht te stellen: het bewaren van het verleden en de geschiedenis. Daarom nodigen we de sector uit om in een convenant met de overheid praktische invulling te geven aan dit verbod. De medewerking van de antieksector kan zijn imago enkel ten goede komen.

Ik wil dat ook onze kinderen en alle toekomstige generaties het grootste landzoogdier op aarde nog in levenden lijve kunnen zien in de natuur, en niet enkel in de zoo of erger nog, op plaatjes.

Ik dank alvast de andere fracties die dit voorstel mee ondersteunen. Er zijn vandaag vertegenwoordigers aanwezig van een aantal organisaties die opkomen voor bedreigde diersoorten, zoals de Wildlife Conservation Society, het International Fund for Animal Welfare en organisaties als GAIA. Zij volgen deze stemming met bijzondere aandacht omdat ze zwaar zal doorwegen op de besluitvorming van de Europese Commissie. Ik wil hen uitdrukkelijk danken voor hun interesse en steun voor wat we vandaag doen.

C’est une proposition de loi déposée par la N‑VA, qui n’a pas encore été adoptée, ne serait‑ce qu’en commission, que M. Vanlouwe compare avec cette résolution qui bénéficie d’un large appui dans notre assemblée et entend envoyer un signal à l’échelon fédéral, aux Régions et à la Commission européenne.

Quelques éléments : selon le Great Elephant Census de la fin de l’an dernier, 352 000 éléphants peuplent les savanes africaines, dont 84% dans des parcs naturels. Ce nombre peut paraître élevé, mais chaque année, on en abat jusqu’à 25 000. À la lumière de ces chiffres, le message est limpide : des mesures draconiennes s’imposent. En tant que libéral, instaurer une restriction ne me plaît pas, mais les circonstances nous y forcent. Sinon, d’ici une décennie, il ne restera plus assez d’éléphants ni de rhinocéros pour assurer la pérennité de l’espèce, en Asie comme en Afrique.

L’objectif n’est bien sûr pas de culpabiliser les commerçants de bonne foi, mais les « antiquités du sang » nuisent à la réputation du secteur. Même si beaucoup d’antiquaires sont bien intentionnés, c’est surtout le commerce parallèle sur internet, en particulier les sites d’occasions, qui fait problème. C’est la raison pour laquelle nous plaidons en faveur d’accords avec le secteur, y compris les salles de vente et les sites internet, pour mettre véritablement fin au commerce de l’ivoire. Une convention avec ces acteurs nous permettra de renforcer le consensus tout en mettant en œuvre cette interdiction.

Comme le montrent des chiffres récents de la douane, notre pays est une plaque tournante du commerce d’espèces menacées et d’ivoire. La coupe est pleine ; nous devons prendre nos responsabilités. J’ai étudié cette semaine un petit échantillon des objets en ivoire en vente sur les sites d’occasions. Les résultats sont effarants : une multitude de pièces en ivoire sont proposées par des compatriotes. Certains considèrent que, selon la législation actuelle, il suffit de déclarer que l’ivoire date d’avant 1947, d’autres n’indiquent rien.

Sur d’autres sites, les objets ne sont pas décrits comme étant en ivoire mais de couleur ivoire. Le principal problème tient au fait que la réglementation actuelle autorise le commerce d’objets en ivoire datant d’avant 1984 et accompagnés d’un certificat CITES.

Des commerçants véreux en profitent pour vendre des objets en ivoire récent en les faisant passer pour des antiquités. Une datation radiométrique effectuée dernièrement par l’Université d’Oxford dans une dizaine de pays européens a permis d’établir que 74,3% des objets ne satisfaisaient pas à la législation actuelle de l’UE. En Belgique, 43% des objets seulement étaient d’authentiques antiquités. Autrement dit, plus de la moitié des objets étaient issus d’éléphants abattus récemment.

La présente proposition de résolution fait écho aux présidents du Botswana et de l’Ouganda, ainsi qu’aux représentants de trente pays africains, qui ont appelé à interdire le commerce de l’ivoire.

En Europe aussi, la situation s’améliore. Le gouvernement britannique a décrété en avril 2018 une interdiction générale de la vente d’ivoire, suivi par le Luxembourg. Le Parlement européen a adopté une résolution en ce sens en 2017 et la Commission envisage de prendre des mesures sur lesquelles les États membres devront se prononcer. Notre vote d’aujourd’hui n’en est que plus important.

L’exportation légale de l’UE vers l’Asie d’objets anciens en ivoire a tellement crû depuis 2012 que la demande d’ivoire au niveau planétaire s’en trouve renforcée. L’UE est aujourd’hui le principal exportateur d’ivoire « légal ». La complexité de la datation a facilité la fraude. Nous savons que de faux certificats circulent. Le secteur des antiquités peut saisir cette chance pour mettre en lumière le métier d’antiquaire en tant que gardien du passé et de l’histoire. C’est pourquoi nous l’invitons à conclure une convention avec les pouvoirs publics afin de concrétiser réellement cette interdiction. En coopérant, le secteur ne fera qu’améliorer son image.

Je tiens aussi à ce que nos enfants et toutes les générations futures puissent encore contempler le plus grand mammifère terrestre dans son milieu naturel et pas seulement dans un zoo ou, pire encore, sur des photos.

Je remercie déjà les autres groupes politiques qui soutiennent la présente proposition. Des représentants d’organisations actives dans la protection des espèces menacées sont aujourd’hui présents et suivront notre vote avec attention, sachant qu’il pourra peser sur la décision que prendra la Commission européenne. Je les remercie vivement pour l’intérêt qu’ils portent à nos travaux et pour leur soutien.

  De bespreking is gesloten.

  La discussion est close.

  De stemming over het voorstel van resolutie heeft later plaats.

  Il sera procédé ultérieurement au vote sur la proposition de résolution.

Inoverwegingneming van voorstellen

Prise en considération de propositions

De voorzitter. – De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd rondgedeeld.

Zijn er opmerkingen?

Aangezien er geen opmerkingen zijn, beschouw ik die voorstellen als in overweging genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen.

M. le président. – La liste des propositions à prendre en considération a été distribuée.

Y a‑t‑il des observations ?

Puisqu’il n’y a pas d’observations, ces propositions sont considérées comme prises en considération et renvoyées à la commission indiquée par le Bureau.

(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.)

(La liste des propositions prises en considération figure en annexe.)

Overlijden van oud‑senatoren

Décès d’anciens sénateurs

De voorzitter. – De Senaat heeft met groot leedwezen kennis gekregen van het overlijden van de heer Frans Verberckmoes, eresenator, en van de heer Achille Diegenant, gewezen senator.

Uw voorzitter heeft het rouwbeklag van de Vergadering aan de familie van onze betreurde gewezen medeleden betuigd.

M. le président. – Le Sénat a appris avec un vif regret les décès de M. Frans Verberckmoes, sénateur honoraire, et de M. Achille Diegenant, ancien sénateur.

Votre président a adressé les condoléances de l’Assemblée à la famille de nos regrettés anciens collègues.

Samenstelling van de commissies

Composition des commissions

De voorzitter. – Bij de Senaat zijn voorstellen ingediend tot wijziging van de samenstelling van bepaalde commissies:

M. le président. – Le Sénat est saisi de demandes tendant à modifier la composition de certaines commissions :

Commissie voor de Transversale Aangelegenheden – Gewestbevoegdheden:

Commission des Affaires transversales – Compétences régionales :

  Mevrouw Valerie Taeldeman wordt effectief lid;

  De heer Willem‑Frederik Schiltz wordt effectief lid.

  Mme Valerie Taeldeman devient membre effectif ;

  M. Willem‑Frederik Schiltz devient membre effectif.

Federaal Adviescomité voor de Europese Aangelegenheden:

Comité d’avis fédéral chargé des questions européennes :

  Mevrouw Brigitte Grouwels wordt effectief lid;

  Mevrouw Valerie Taeldeman wordt plaatsvervangend lid.

  Mme Brigitte Grouwels devient membre effectif ;

  Mme Valerie Taeldeman devient membre suppléant.

(Instemming)

(Assentiment)

Stemmingen

Votes

(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.)

(Les listes nominatives figurent en annexe.)

Voorstel resolutie tot invoering van een totaalverbod inzake de handel in ivoor en in hoorns van neushoorns alsook in afgeleide producten (van de heer Lionel Bajart c.s., Stuk 6‑469)

Proposition de résolution relative à l’instauration d’une interdiction totale du commerce de l’ivoire et des cornes de rhinocéros ainsi que des produits dérivés (de M. Lionel Bajart et consorts, Doc. 6‑469)

Stemming 1

Vote no 1

Aanwezig: 34
Voor: 27
Tegen: 0
Onthoudingen: 7

Présents : 34
Pour : 27
Contre : 0
Abstentions : 7

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). – De stemmen van mevrouw Taeldeman en van de heer Dalle werden niet geregistreerd.

Mme Sabine de Bethune (CD&V). – Les votes de Mme Taeldeman et de M. Dalle n’ont pas été enregistrés.

De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – Ik wens een stemverklaring af te leggen. De resolutie vraagt de regering aan te dringen bij de Europese Commissie om bij hoogdringendheid een verbod in te voeren op de handel, in- en uitvoer van ivoor en om na te gaan in hoeverre de EU‑wetgeving inzake de handel in wilde dieren en planten wordt toegepast. Dit zijn allemaal heel losse, vrijblijvende vragen die aan de regering worden gesteld.

Ik zou de partijen die hier voor deze resolutie hebben gestemd, willen oproepen om het wetsvoorstel in de Kamer zo snel mogelijk goed te keuren, want daar staat letterlijk in artikel 4ter, dat we wensen toe te voegen aan de wet van 28 juni 1981 inzake de internationale handel in bedreigde, in het wild levende dieren en plantensoorten, dat het verboden is om ivoor van olifanten te koop te stellen, te verkopen of te kopen. Dit geldt voor ruw of onbewerkt ivoor en bewerkt ivoor. Wij vragen dat dit effectief zou worden uitgevoerd. Hier zitten we met vrijblijvende teksten. Wij vragen dat de strafbaarstelling in de wet zou worden opgenomen.

Wees dus niet hypocriet en stem zo snel mogelijk die wet, in plaats van een vrijblijvende tekst. Dat is de reden waarom wij ons onthouden bij de stemming. Wij willen efficiënte, goede wetgeving en dit dient in de Kamer van volksvertegenwoordigers te worden beslist.

M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – Je souhaite prendre la parole pour une déclaration de vote. La résolution demande au gouvernement d’insister auprès de la Commission européenne pour qu’elle instaure de toute urgence une interdiction générale du commerce, de l’importation et de l’exportation d’ivoire et pour qu’elle vérifie dans quelle mesure la législation de l’UE relative au commerce d’espèces de faune et de flore sauvages est appliquée. Ces demandes sont vagues et non contraignantes.

Je voudrais appeler les partis qui ont soutenu la résolution à adopter aussi vite que possible, à la Chambre, la proposition de loi qui tend à insérer, dans la loi du 28 juillet 1981 relative au commerce international des espèces de faune et de flore sauvages menacées d’extinction, un article 4ter interdisant de mettre en vente, de vendre ou d’acheter de l’ivoire d’éléphants. Cette interdiction s’applique à l’ivoire brut ou non travaillé comme à l’ivoire travaillé. Nous demandons une interdiction effective, assortie de sanctions pénales ; le texte examiné ici n’engage à rien.

Adoptons donc la proposition de loi, dans les meilleurs délais. Nous sommes partisans d’une législation efficace, qu’il revient à la Chambre d’adopter. C’est pourquoi nous nous sommes abstenus.

  Het voorstel van resolutie is aangenomen.

  De resolutie zal worden meegedeeld aan de eerste minister, de vice‑eerste minister en minister van Werk, Economie en Consumenten, de vice‑eerste minister en minister van Buitenlandse en Europese Zaken, de vice‑eerste minister en minister van Financiën, de minister van Leefmilieu, de voorzitters van de parlementen en minister‑presidenten van de Gemeenschappen en de Gewesten.

  La proposition de résolution est adoptée.

  La résolution sera communiquée au premier ministre, au vice‑premier ministre et ministre de l’Emploi, de l’Économie et des Consommateurs, au vice‑premier ministre et ministre des Affaires étrangères et européennes, au vice‑premier ministre et ministre des Finances, à la ministre de l’Environnement, aux présidents des parlements et aux ministres‑présidents des Communautés et des Régions.

Regeling van de werkzaamheden

Ordre des travaux

De voorzitter. – De agenda van deze vergadering is afgewerkt.

De volgende vergadering vindt plaats op vrijdag 29 maart om 10.00 uur.

M. le président. – L’ordre du jour de la présente séance est ainsi épuisé.

La prochaine séance aura lieu le vendredi 29 mars à 10 h 00.

(De vergadering wordt gesloten om 11.15 uur.)

(La séance est levée à 11 h 15.)

Berichten van verhindering

Excusés

Afwezig met bericht van verhindering: de heer Vereeck, om gezondheidsredenen; de heren Beenders, D’haeseleer, Wahl, Evrard, Destrebecq en Destexhe en de dames Coudyser, Segers, Van dermeersch, Morreale en Zrihen, wegens andere plichten; de heren Lacroix, Lambertz en Van Den Driessche en mevrouw L. Maes, met opdracht in het buitenland.

M. Vereeck, pour raison de santé, MM. Beenders, D’haeseleer, Wahl, Evrard, Destrebecq et Destexhe et Mmes Coudyser, Segers, Van dermeersch, Morreale et Zrihen, pour d’autres devoirs, MM. Lacroix, Lambertz et Van Den Driessche et Mme L. Maes, en mission à l’étranger, demandent d’excuser leur absence à la présente séance.

  Voor kennisgeving aangenomen.

  Pris pour information.

Bijlage

Annexe

Naamstemmingen

Votes nominatifs

Stemming 1

Vote no 1

Aanwezig: 34
Voor: 27
Tegen: 0
Onthoudingen: 7

Présents: 34
Pour: 27
Contre: 0
Abstentions: 7

Voor

Pour

Bert Anciaux, Lionel Bajart, Anne Barzin, Jacques Brotchi, Karin Brouwers, Rik Daems, Sabine de Bethune, François Desquesnes, Petra De Sutter, Philippe Dodrimont, Latifa Gahouchi, Brigitte Grouwels, Philippe Henry, Anne Lambelin, Annemie Maes, Elisabeth Meuleman, Gilles Mouyard, Hélène Ryckmans, Freya Saeys, Willem-Frederik Schiltz, Simone Susskind, Cécile Thibaut, Güler Turan, Orry Van de Wauwer, Bart Van Malderen, Christiane Vienne, Véronique Waroux.

Onthoudingen

Abstentions

Jan Becaus, Andries Gryffroy, Nadia Sminate, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Karl Vanlouwe, Peter Wouters.

In overweging genomen voorstellen

Propositions prises en considération

Voorstellen van bijzondere wet

Propositions de loi spéciale

Artikel 77 van de Grondwet

Article 77 de la Constitution

Voorstel van bijzondere wet tot wijziging van artikel 43 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen (van de heer Benjamin Dalle c.s.; Stuk 6‑495/1).

Proposition de loi spéciale modifiant l’article 43 de la loi spéciale du 12 janvier 1989 relative aux Institutions bruxelloises (de M. Benjamin Dalle et consorts ; Doc. 6‑495/1).

  Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden

  Commission des Affaires institutionnelles

Voorstel van bijzondere wet tot wijziging van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen houdende de herinvoering van de volwaardige dubbele meerderheid in het Brussels Hoofdstedelijk Parlement (van de heer Benjamin Dalle c.s.; Stuk 6‑496/1).

Proposition de loi spéciale modifiant la loi spéciale du 12 janvier 1989 relative aux Institutions bruxelloises en vue de réinstaurer la véritable double majorité au Parlement de la Région de Bruxelles‑Capitale (de M. Benjamin Dalle et consorts ; Doc. 6‑496/1).

  Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden

  Commission des Affaires institutionnelles

Voorstellen van resolutie

Propositions de résolution

Voorstel van resolutie betreffende de optimalisering van de samenwerking tussen de federale overheid en de deelstaten inzake Afrikaanse cultuur- en erfgoederen (van mevrouw Simone Susskind en de heer Christophe Lacroix c.s.; Stuk 6‑487/1).

Proposition de résolution concernant l’optimisation de la coopération entre l’autorité fédérale et les entités fédérées en matière de biens culturels et patrimoniaux africains (de Mme Simone Susskind et M. Christophe Lacroix et consorts ; Doc. 6‑487/1).

  Commissie voor de Transversale Aangelegenheden – Gemeenschapsbevoegdheden

  Commission des Matières transversales – Compétences communautaires

Voorstel van resolutie met het oog op een samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid en de deelstaten over het groeipad van de 0,7% van het BNI voor ontwikkelingssamenwerking (van mevrouw Sabine de Bethune c.s.; Stuk 6‑488/1).

Proposition de résolution relative à la conclusion d’un accord de coopération entre l’autorité fédérale et les entités fédérées au sujet de la norme de 0,7% du RNB en faveur de la coopération au développement (de Mme Sabine de Bethune et consorts ; Doc. 6‑488/1).

  Commissie voor de Transversale Aangelegenheden – Gewestbevoegdheden

  Commission des Matières transversales – Compétences régionales

Voorstel van resolutie met betrekking tot een snelle detectie en aanpak van ouderverstoting (van de heer Lionel Bajart; Stuk 6‑489/1).

Proposition de résolution relative à la détection rapide du rejet parental et à la marche à suivre en la matière (de M. Lionel Bajart ; Doc. 6‑489/1).

  Commissie voor de Transversale Aangelegenheden – Gemeenschapsbevoegdheden

  Commission des Matières transversales – Compétences communautaires

Voorstel van resolutie voor een betere bescherming van de slachtoffers van tienerpooiers en een versterkte handhaving jegens de pooiers en de klant (van mevrouw Freya Saeys c.s.; Stuk 6‑490/1).

Proposition de résolution visant à mieux protéger les victimes de proxénètes d’ados et à agir plus énergiquement contre les proxénètes et les clients (de Mme Freya Saeys et consorts ; Doc. 6‑490/1).

  Commissie voor de Transversale Aangelegenheden – Gemeenschapsbevoegdheden

  Commission des Matières transversales – Compétences communautaires

Voorstel van resolutie betreffende de coördinatie tussen de federale overheid en de Gewesten rond de oprichting van een multimodale, geïntegreerde en aantrekkelijke vervoersdienst in de toekomstige GEN‑zone alsook betreffende een interfederale visie op mobiliteit (van de heer Jean‑Paul Wahl c.s.; Stuk 6‑491/1).

Proposition de résolution relative à la coordination entre l’autorité fédérale et les Régions quant à la mise en place d’un service de transport multimodal, intégré et attractif dans la future zone RER ainsi qu’à une vision interfédérale de la mobilité (de M. Jean‑Paul Wahl et consorts ; Doc. 6‑491/1).

  Commissie voor de Transversale Aangelegenheden – Gewestbevoegdheden

  Commission des Matières transversales – Compétences régionales

Voorstel van resolutie betreffende de problematiek van de desinformatie (van mevrouw Anne Barzin c.s.; Stuk 6‑493/1).

Proposition de résolution concernant la problématique de la désinformation (de Mme Anne Barzin et consorts ; Doc. 6‑493/1).

  Commissie voor de Transversale Aangelegenheden – Gemeenschapsbevoegdheden

  Commission des Matières transversales – Compétences communautaires

Voorstel van resolutie ter vrijwaring van mededinging in de digitale economie (van de heer Willem‑Frederik Schiltz c.s.; Stuk 6‑498/1).

Proposition de résolution visant à la sauvegarde de la concurrence dans l’économie numérique (de M. Willem‑Frederik Schiltz et consorts ; Doc. 6‑498/1).

  Commissie voor de Transversale Aangelegenheden – Gewestbevoegdheden

  Commission des Matières transversales – Compétences régionales

Voorstel van verklaring tot herziening van de Grondwet

Proposition de déclaration de révision de la Constitution

Voorstel van verklaring tot herziening van artikel 167, §1, tweede lid, van de Grondwet teneinde de voorafgaande toestemming van het Parlement in te voeren bij inzet van het leger (van de heer Rik Daems c.s.; Stuk 6‑494/1).

Proposition de déclaration de révision de l’article 167, §1er, alinéa 2, de la Constitution en vue d’instaurer l’autorisation préalable du Parlement en cas d’engagement de l’armée (de M. Rik Daems et consorts ; Doc. 6‑494/1).

  Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden

  Commission des Affaires institutionnelle

Voorstel tot herziening van het Reglement

Proposition de révision du Règlement

Voorstel tot aanvulling van Titel VI van het Reglement van de Senaat met een hoofdstuk VI/1 met het oog op de oprichting van een Kenniscentrum voor de Institutionele Aangelegenheden (van de heer Benjamin Dalle c.s.; Stuk 6‑497/1).

Proposition visant à compléter le Titre VI du règlement du Sénat par un Chapitre VI/1 portant création d’un Centre d’expertise pour les Affaires institutionnelles (de M. Benjamin Dalle et consorts ; Doc. 6‑497/1).

  Bureau

  Bureau

Niet‑evocaties

Non‑évocations

Bij boodschappen van 22 januari 2019 heeft de Senaat aan de Kamer van volksvertegenwoordigers terugbezorgd, met het oog op de bekrachtiging door de Koning, de volgende niet‑geëvoceerde wetsontwerpen:

Par messages du 22 janvier 2019, le Sénat a retourné à la Chambre des représentants, en vue de la sanction royale, les projets de loi non évoqués qui suivent :

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen wat de bevoegdheden van de commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders betreft inzake de slachtoffers van terrorisme (Stuk 6‑475/1).

Projet de loi modifiant la loi du 1er août 1985 portant des mesures fiscales et autres, en ce qui concerne les compétences de la commission pour l’aide financière aux victimes d’actes intentionnels de violence et aux sauveteurs occasionnels pour les victimes de terrorisme (Doc. 6‑475/1).

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen wat de bevoegdheden van de commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders betreft inzake de hulp aan de slachtoffers van zogenaamde “cold cases” en tot nadere bepaling van haar onderzoeksbevoegdheid (Stuk 6‑476/1).

Projet de loi modifiant la loi du 1er août 1985 portant des mesures fiscales et autres, en ce qui concerne les compétences de la commission pour l’aide financière aux victimes d’actes intentionnels de violence et aux sauveteurs occasionnels en ce qui concerne l’aide aux victimes dans des affaires non élucidées et précisant son pouvoir d’enquête (Doc. 6‑476/1).

  Voor kennisgeving aangenomen.

  Pris pour notification.

Boodschap van de Kamer

Message de la Chambre

Bij boodschap van 14 februari 2019 heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers aan de Senaat overgezonden, zoals het ter vergadering van dezelfde dag werd aangenomen:

Par message du 14 février 2019, la Chambre des représentants a transmis au Sénat, tel qu’il a été adopté en sa séance du même jour :

Artikel 77 van de Grondwet

Article 77 de la Constitution

Ontwerp tot herziening van artikel 149 van de Grondwet wat de openbaarheid van de vonnissen en arresten betreft (Stuk 6‑486/1).

Projet de révision de l’article 149 de la Constitution en ce qui concerne la publicité des jugements et des arrêts (Doc. 6‑486/1).

  Het ontwerp werd verzonden naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden.

  Le projet a été envoyé à la commission des Affaires institutionnelles.

Grondwettelijk Hof – Arresten

Cour constitutionnelle – Arrêts

Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:

En application de l’article 113 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat :

  de vordering tot uitlegging van het arrest nr. 35/2018 van 22 maart 2018 (prejudiciële vragen betreffende de artikelen 479 junctis 483 en 503bis van het Wetboek van strafvordering), ingesteld door het Hof van Beroep te Gent (rolnummer 7074);

  la demande d’interprétation de l’arrêt no 35/2018 du 22 mars 2018 (questions préjudicielles relatives aux articles 479 junctis 483 et 503bis du Code d’instruction criminelle), introduite par la Cour d’appel de Gand (numéro du rôle 7074) ;

  het arrest nr. 163/2018, uitgesproken op 29 november 2018 inzake de prejudiciële vragen betreffende artikel 1 van de wet van 2 september 1980 “houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Zwitserse Bondsstaat tot het vermijden van dubbele belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, ondertekend te Bern op 28 augustus 1978” in zoverre het instemming verleent met artikel 15, lid 3, van die Overeenkomst, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik (rolnummer 6654);

  l’arrêt no 163/2018, rendu le 29 novembre 2018 en cause les questions préjudicielles relatives à l’article 1er de la loi du 2 septembre 1980 « portant approbation de la Convention entre le Royaume de Belgique et la Confédération suisse en vue d’éviter les doubles impositions en matière d’impôts sur le revenu et sur la fortune, signée à Berne le 28 août 1978 » en ce qu’il porte assentiment à l’article 15, paragraphe 3, de cette Convention, posées par le Tribunal de première instance de Liège, division Liège (numéro du rôle 6654) ;

  het arrest nr. 164/2018, uitgesproken op 29 november 2018 inzake de prejudiciële vragen over de artikelen 16 en 28 van het decreet van het Waalse Gewest van 18 oktober 2007 betreffende de taxidiensten en de diensten van verhuur van wagens met chauffeur, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik (rolnummer 6655);

  l’arrêt no 164/2018, rendu le 29 novembre 2018 en cause les questions préjudicielles concernant les articles 16 et 28 du décret de la Région wallonne du 18 octobre 2007 relatif aux services de taxis et aux services de location de voitures avec chauffeur, posées par le Tribunal de première instance de Liège, division Liège (numéro du rôle 6655) ;

  het arrest nr. 165/2018, uitgesproken op 29 november 2018 inzake de prejudiciële vraag over de artikelen 3 tot 13 van de wet van 3 juli 1967 “betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector”, gesteld door het Arbeidshof te Brussel (rolnummer 6660);

  l’arrêt no 165/2018, rendu le 29 novembre 2018 en cause la question préjudicielle relative aux articles 3 à 13 de la loi du 3 juillet 1967 « sur la prévention ou la réparation des dommages résultant des accidents du travail, des accidents survenus sur le chemin du travail et des maladies professionnelles dans le secteur public », posée par la Cour du travail de Bruxelles (numéro du rôle 6660) ;

  het arrest nr. 166/2018, uitgesproken op 29 november 2018 inzake de prejudiciële vragen betreffende artikel 131ter van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, gesteld door de Arbeidsrechtbank Henegouwen, afdeling Charleroi (rolnummer 6730);

  l’arrêt no 166/2018, rendu le 29 novembre 2018 en cause les questions préjudicielles relatives à l’article 131ter de la loi du 15 mai 1984 portant mesures d’harmonisation dans les régimes de pensions, posées par le Tribunal du travail du Hainaut, division Charleroi (numéro du rôle 6730) ;

  het arrest nr. 167/2018, uitgesproken op 29 november 2018 inzake het beroep tot vernietiging van artikel 82 van de wet van 18 april 2017 houdende diverse bepalingen inzake economie, ingesteld door de vzw “Greenpeace Belgium” en anderen (rolnummer 6751);

  l’arrêt no 167/2018, rendu le 29 novembre 2018 en cause le recours en annulation de l’article 82 de la loi du 18 avril 2017 portant dispositions diverses en matière d’économie, introduit par l’ASBL « Greenpeace Belgium » et autres (numéro du rôle 6751) ;

  het arrest nr. 168/2018, uitgesproken op 29 november 2018 inzake de beroepen tot vernietiging van de artikelen 77 en 79 van de wet van 25 december 2017 tot hervorming van de vennootschapsbelasting, ingesteld door Michel Maus en door de vzw “Vereniging van accountants, bedrijfsrevisoren, belastingconsulenten, boekhouders en fiscalisten” en anderen (rolnummers 6810 en 6870);

  l’arrêt no 168/2018, rendu le 29 novembre 2018 en cause les recours en annulation des articles 77 et 79 de la loi du 25 décembre 2017 portant réforme de l’impôt des sociétés, introduits par Michel Maus et par l’ASBL « Vereniging van accountants, bedrijfsrevisoren, belastingconsulenten, boekhouders en fiscalisten » et autres (numéros du rôle 6810 et 6870) ;

  het arrest nr. 169/2018, uitgesproken op 29 november 2018 inzake de vordering tot schorsing van de artikelen 11, 5º, 15, 1º, 24, 4º, 43, 1º, en 47, 16º, van het decreet van het Waalse Gewest van 29 maart 2018 tot wijziging van het Wetboek van de Plaatselijke Democratie en de Decentralisering met het oog op een sterker bestuur en een sterkere transparantie in de uitvoering van de openbare mandaten in de lokale en bovenlokale structuren en hun filialen, ingesteld door de private stichting “Fondation populaire” (rolnummer 6997);

  l’arrêt no 169/2018, rendu le 29 novembre 2018 en cause la demande de suspension des articles 11, 5º, 15, 1º, 24, 4º, 43, 1º, et 47, 16º, du décret de la Région wallonne du 29 mars 2018 modifiant le Code de la démocratie locale et de la décentralisation en vue de renforcer la gouvernance et la transparence dans l’exécution des mandats publics au sein des structures locales et supralocales et de leurs filiales, introduite par la fondation privée « Fondation populaire » (numéro du rôle 6997) ;

  het arrest nr. 170/2018, uitgesproken op 29 november 2018 inzake de vordering tot gedeeltelijke schorsing van het decreet van het Waalse Gewest van 29 maart 2018 tot wijziging van het Wetboek van de Plaatselijke Democratie en de Decentralisering met het oog op een sterker bestuur en een sterkere transparantie in de uitvoering van de openbare mandaten in de lokale en bovenlokale structuren en hun filialen, ingesteld door de nv “Integrale” (rolnummer 6999);

  l’arrêt no 170/2018, rendu le 29 novembre 2018 en cause la demande de suspension partielle du décret de la Région wallonne du 29 mars 2018 modifiant le Code de la démocratie locale et de la décentralisation en vue de renforcer la gouvernance et la transparence dans l’exécution des mandats publics au sein des structures locales et supralocales et de leurs filiales, introduite par la SA « Integrale » (numéro du rôle 6999) ;

  het arrest nr. 171/2018, uitgesproken op 29 november 2018 inzake het beroep tot vernietiging van artikel 7 van het decreet van het Waalse Gewest van 29 maart 2018 tot wijziging van het Wetboek van de Plaatselijke Democratie en de Decentralisering met het oog op een sterker bestuur en een sterkere transparantie in de uitvoering van de openbare mandaten in de lokale en bovenlokale structuren en hun filialen, ingesteld door Frédéric Sevrin (rolnummer 6985);

  l’arrêt no 171/2018, rendu le 29 novembre 2018 en cause le recours en annulation de l’article 7 du décret de la Région wallonne du 29 mars 2018 modifiant le Code de la démocratie locale et de la décentralisation en vue de renforcer la gouvernance et la transparence dans l’exécution des mandats publics au sein des structures locales et supralocales et de leurs filiales, introduit par Frédéric Sevrin (numéro du rôle 6985) ;

  het arrest nr. 172/2018, uitgesproken op 6 december 2018 inzake de prejudiciële vraag over artikel 19bis‑11, §2, van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, vóór de opheffing ervan bij artikel 15 van de wet van 31 mei 2017, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Henegouwen, afdeling Charleroi (rolnummer 6683);

  l’arrêt no 172/2018, rendu le 6 décembre 2018 en cause la question préjudicielle concernant l’article 19bis‑11, §2, de la loi du 21 novembre 1989 relative à l’assurance obligatoire de responsabilité en matière de véhicules automoteurs, avant son abrogation par l’article 15 de la loi du 31 mai 2017, posée par le Tribunal de première instance du Hainaut, division Charleroi (numéro du rôle 6683) ;

  het arrest nr. 173/2018, uitgesproken op 6 december 2018 inzake de prejudiciële vragen over artikel 19bis‑11, §2, van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen en artikel 25 van de wet van 31 mei 2017, dat een artikel 33bis invoegt in de voormelde wet van 21 november 1989, gesteld door de Politierechtbank Luik, afdeling Luik (rolnummer 6688);

  l’arrêt no 173/2018, rendu le 6 décembre 2018 en cause les questions préjudicielles concernant l’article 19bis‑11, §2, de la loi du 21 novembre 1989 relative à l’assurance obligatoire de la responsabilité civile en matière de véhicules automoteurs, et l’article 25 de la loi du 31 mai 2017 insérant un article 33bis dans la loi du 21 novembre 1989 précitée, posées par le Tribunal de police de Liège, division Liège (numéro du rôle 6688) ;

  het arrest nr. 174/2018, uitgesproken op 6 december 2018 inzake het beroep tot vernietiging van de artikelen 2 en 7 van de wet van 25 december 2016 “houdende diverse wijzigingen van het Wetboek van strafvordering en het Strafwetboek, met het oog op de verbetering van de bijzondere opsporingsmethoden en bepaalde onderzoeksmethoden met betrekking tot internet en elektronische en telecommunicaties en tot oprichting van een gegevensbank stemafdrukken”, ingesteld door de vzw “Ligue des Droits de l’Homme” en de vzw “Liga voor Mensenrechten” (rolnummer 6711);

  l’arrêt no 174/2018, rendu le 6 décembre 2018 en cause le recours en annulation des articles 2 et 7 de la loi du 25 décembre 2016 « portant des modifications diverses au Code d’instruction criminelle et au Code pénal, en vue d’améliorer les méthodes particulières de recherche et certaines mesures d’enquête concernant Internet, les communications électroniques et les télécommunications et créant une banque de données des empreintes vocales », introduit par l’ASBL « Ligue des Droits de l’Homme » et l’ASBL « Liga voor Mensenrechten » (numéro du rôle 6711) ;

  het arrest nr. 175/2018, uitgesproken op 6 december 2018 inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 2244, §1, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Brussel (rolnummer 6741);

  l’arrêt no 175/2018, rendu le 6 décembre 2018 en cause la question préjudicielle relative à l’article 2244, §1er, alinéa 3, du Code civil, posée par la Cour d’appel de Bruxelles (numéro du rôle 6741) ;

  het arrest nr. 176/2018, uitgesproken op 6 december 2018 inzake de prejudiciële vragen over artikel 9 van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, en over de artikelen 3, 8 en 14, §1, van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, gesteld door het Hof van Beroep te Brussel (rolnummer 6754);

  l’arrêt no 176/2018, rendu le 6 décembre 2018 en cause les questions préjudicielles relatives à l’article 9 de la loi du 24 février 1921 concernant le trafic des substances vénéneuses, soporifiques, stupéfiantes, psychotropes, désinfectantes ou antiseptiques et des substances pouvant servir à la fabrication illicite de substances stupéfiantes et psychotropes, et aux articles 3, 8 et 14, §1er, de la loi du 29 juin 1964 concernant la suspension, le sursis et la probation, posées par la Cour d’appel de Bruxelles (numéro du rôle 6754) ;

  het arrest nr. 177/2018, uitgesproken op 6 december 2018 inzake de prejudiciële vragen betreffende artikel 1479 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de familierechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen (rolnummer 6789);

  l’arrêt no 177/2018, rendu le 6 décembre 2018 en cause les questions préjudicielles relatives à l’article 1479 du Code civil, posées par le tribunal de la famille du Tribunal de première instance de Namur, division Namur (numéro du rôle 6789) ;

  het arrest nr. 178/2018, uitgesproken op 6 december 2018 inzake het beroep tot vernietiging van artikel 5 van de wet van 19 november 2017 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de bevordering van de militairen, ingesteld door Stéphane Deham (rolnummer 6814);

  l’arrêt no 178/2018, rendu le 6 décembre 2018 en cause le recours en annulation de l’article 5 de la loi du 19 novembre 2017 modifiant diverses dispositions relatives à l’avancement des militaires, introduit par Stéphane Deham (numéro du rôle 6814) ;

  het arrest nr. 179/2018, uitgesproken op 6 december 2018 inzake de prejudiciële vraag over de artikelen 22/1 en 27 van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering, gesteld door de Strafuitvoeringsrechtbank te Antwerpen, kamer voor de bescherming van de maatschappij (rolnummer 6897);

  l’arrêt no 179/2018, rendu le 6 décembre 2018 en cause la question préjudicielle concernant les articles 22/1 et 27 de la loi du 5 mai 2014 relative à l’internement, posée par le Tribunal de l’application des peines d’Anvers, chambre de protection sociale (numéro du rôle 6897) ;

  het arrest nr. 180/2018, uitgesproken op 6 december 2018 inzake de prejudiciële vragen over artikel 14, §1ter en §3, van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, gesteld door de Politierechtbank West‑Vlaanderen, afdeling Veurne (rolnummer 6995);

  l’arrêt no 180/2018, rendu le 6 décembre 2018 en cause les questions préjudicielles relatives à l’article 14, §1erter et §3, de la loi du 29 juin 1964 concernant la suspension, le sursis et la probation, posées par le Tribunal de police de Flandre occidentale, division Furnes (numéro du rôle 6995) ;

  het arrest nr. 182/2018, uitgesproken op 19 december 2018 inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 16.4.25 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, in samenhang gelezen met artikel 16.4.29 van hetzelfde decreet en met artikel 44 van het Vlaamse decreet van 4 april 2014 betreffende de organisatie en de rechtspleging van sommige Vlaamse bestuursrechtscolleges, gesteld door het Milieuhandhavingscollege (rolnummer 6798);

  l’arrêt no 182/2018, rendu le 19 décembre 2018 en cause la question préjudicielle relative à l’article 16.4.25 du décret de la Région flamande du 5 avril 1995 contenant des dispositions générales concernant la politique de l’environnement, lu en combinaison avec l’article 16.4.29 du même décret et avec l’article 44 du décret flamand du 4 avril 2014 relatif à l’organisation et à la procédure de certaines juridictions administratives flamandes, posée par la Cour environnementale de la Région flamande (numéro du rôle 6798) ;

  het arrest nr. 183/2018, uitgesproken op 6 december 2018 inzake de vordering tot schorsing van de woorden “de bestuurder van de proefbank” in artikel 19, §2, van de wet van 8 juli 2018 houdende bepalingen inzake de proefbank voor vuurwapens, alsook van artikel 8 van dezelfde wet, ingesteld door Jean‑Luc Stassen (rolnummer 7020);

  l’arrêt no 183/2018, rendu le 19 décembre 2018 en cause la demande de suspension des mots « du directeur du banc d’épreuves » dans l’article 19, §2, de la loi du 8 juillet 2018 portant des dispositions diverses sur le banc d’épreuves des armes à feu, ainsi que de l’article 8 de la même loi, introduite par Jean‑Luc Stassen (numéro du rôle 7020) ;

  het arrest nr. 1/2019, uitgesproken op 23 januari 2019 inzake het beroep tot vernietiging van de artikelen 24 tot 27 van de programmawet van 25 december 2016 (Gezondheidszorg – Bewarende maatregelen in het kader van ziekenhuishervorming), ingesteld door de vzw “Santhea” en de (intercommunale) cvba “Centre hospitalier Universitaire et Psychiatrique de Mons‑Borinage” (rolnummer 6647);

  l’arrêt no 1/2019, rendu le 23 janvier 2019 en cause le recours en annulation des articles 24 à 27 de la loi‑programme du 25 décembre 2016 (Soins de santé – Mesures conservatoires dans le cadre de la réforme des hôpitaux), introduit par l’ASBL « Santhea » et la SCRL (intercommunale) « Centre hospitalier Universitaire et Psychiatrique de Mons‑Borinage » (numéro du rôle 6647) ;

  het arrest nr. 2/2019, uitgesproken op 23 januari 2019 inzake de prejudiciële vragen over de artikelen 32quinquiesdecies en 32septiesdecies van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik (rolnummer 6685);

  l’arrêt no 2/2019, rendu le 23 janvier 2019 en cause les questions préjudicielles concernant les articles 32quinquiesdecies et 32septiesdecies de la loi du 4 août 1996 relative au bien‑être des travailleurs lors de l’exécution de leur travail, posées par le Tribunal de première instance de Liège, division Liège (numéro du rôle 6685) ;

  het arrest nr. 3/2019, uitgesproken op 23 januari 2019 inzake het beroep tot vernietiging van de wet van 25 december 2016 tot wijziging van de artikelen 4 en 243/1 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, ingesteld door de vzw “Ligue des familles” en anderen (rolnummer 6699);

  l’arrêt no 3/2019, rendu le 23 janvier 2019 en cause le recours en annulation de la loi du 25 décembre 2016 modifiant les articles 4 et 243/1 du Code des impôts sur les revenus 1992, introduit par l’ASBL « Ligue des familles » et autres (numéro du rôle 6699) ;

  het arrest nr. 4/2019, uitgesproken op 23 januari 2019 inzake de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 46bis en 46quater van het Wetboek van strafvordering en artikel 32 van de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Leuven (rolnummers 6706 en 6707);

  l’arrêt no 4/2019, rendu le 23 janvier 2019 en cause les questions préjudicielles relatives aux articles 46bis et 46quater du Code d’instruction criminelle et à l’article 32 du titre préliminaire du Code de procédure pénale, posées par le Tribunal de première instance de Louvain (numéros du rôle 6706 et 6707) ;

  het arrest nr. 5/2019, uitgesproken op 23 januari 2019 inzake de prejudiciële vraag over artikel 26 van de wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunales, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen (rolnummer 6710);

  l’arrêt no 5/2019, rendu le 23 janvier 2019 en cause la question préjudicielle concernant l’article 26 de la loi du 22 décembre 1986 relative aux intercommunales, posée par le Tribunal de première instance de Namur, division Namur (numéro du rôle 6710) ;

  het arrest nr. 6/2019, uitgesproken op 23 januari 2019 inzake het beroep tot vernietiging van artikel 3 van de wet van 27 januari 2017 tot wijziging van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen, ingesteld door de vzw “Ligue des Droits de l’Homme” (rolnummer 6714);

  l’arrêt no 6/2019, rendu le 23 janvier 2019 en cause le recours en annulation de l’article 3 de la loi du 27 janvier 2017 modifiant la loi du 22 mars 2001 instituant la garantie de revenus aux personnes âgées, introduit par l’ASBL « Ligue des Droits de l’Homme » (numéro du rôle 6714) ;

  het arrest nr. 7/2019, uitgesproken op 23 januari 2019 inzake de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 444 en 445 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Luxemburg, afdeling Marche‑en‑Famenne (rolnummer 6747);

  l’arrêt no 7/2019, rendu le 23 janvier 2019 en cause les questions préjudicielles relatives aux articles 444 et 445 du Code des impôts sur les revenus 1992, posées par le Tribunal de première instance du Luxembourg, division Marche‑en‑Famenne (numéro du rôle 6747) ;

  het arrest nr. 8/2019, uitgesproken op 23 januari 2019 inzake de prejudiciële vraag over de artikelen 29 en 31, §1, van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, gesteld door de Politierechtbank te Leuven (rolnummer 6759);

  l’arrêt no 8/2019, rendu le 23 janvier 2019 en cause la question préjudicielle concernant les articles 29 et 31, §1er, de la loi du 24 juin 2013 relative aux sanctions administratives communales, posée par le Tribunal de police de Louvain (numéro du rôle 6759) ;

  het arrest nr. 9/2019, uitgesproken op 23 januari 2019 inzake de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 119, §2, 121, §1, en 125, §2, van de wet van 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen, gesteld door de Franstalige Rechtbank van eerste aanleg te Brussel (rolnummer 6761);

  l’arrêt no 9/2019, rendu le 23 janvier 2019 en cause la question préjudicielle relative aux articles 119, §2, 121, §1er et 125, §2, de la loi du 26 juin 1992 portant des dispositions sociales et diverses, posée par le Tribunal de première instance francophone de Bruxelles (numéro du rôle 6761) ;

  het arrest nr. 10/2019, uitgesproken op 23 januari 2019 inzake het beroep tot vernietiging van de wet van 28 april 2017 “tot oprichting van het ‘War Heritage Institute’ en houdende integratie van de opdrachten, de middelen en het personeel van het Instituut voor veteranen – Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oud‑strijders en oorlogsslachtoffers, het Koninklijk Museum voor het Leger en de Krijgsgeschiedenis, het Nationaal Gedenkteken van het Fort van Breendonk en de Historische Pool van Defensie”, ingesteld door Paul Dubrunfaut (rolnummer 6775);

  l’arrêt no 10/2019, rendu le 23 janvier 2019 en cause le recours en annulation de la loi du 28 avril 2017 « portant création du ‘War Heritage Institute’ et portant intégration des missions, des moyens et du personnel de l’Institut des vétérans – Institut national des invalides de guerre, anciens combattants et victimes de guerre, du Musée royal de l’Armée et d’Histoire militaire, du Mémorial national du Fort de Breendonk, et du Pôle historique de la Défense », introduit par Paul Dubrunfaut (numéro du rôle 6775) ;

  het arrest nr. 11/2019, uitgesproken op 31 januari 2019 inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 8, §§1 en 3, 3º, van de algemene wet van 21 juli 1844 op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen en de erbij gevoegde tabel, gesteld door de Franstalige Rechtbank van eerste aanleg te Brussel (rolnummer 6653);

  l’arrêt no 11/2019, rendu le 31 janvier 2019 en cause la question préjudicielle relative à l’article 8, §§1er et 3, 3º, de la loi générale du 21 juillet 1844 sur les pensions civiles et ecclésiastiques et au tableau y annexé, posée par le Tribunal de première instance francophone de Bruxelles (numéro du rôle 6653) ;

  het arrest nr. 12/2019, uitgesproken op 31 januari 2019 inzake de prejudiciële vraag over artikel 14, §2, van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, gesteld door het Hof van Cassatie (rolnummer 6703);

  l’arrêt no 12/2019, rendu le 31 janvier 2019 en cause la question préjudicielle relative à l’article 14, §2, de la loi du 29 juin 1964 concernant la suspension, le sursis et la probation, posée par la Cour de cassation (numéro du rôle 6703) ;

  het arrest nr. 13/2019, uitgesproken op 31 januari 2019 inzake de prejudiciële vragen betreffende artikel 27 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 9 juli 2015 “houdende de eerste maatregelen ter uitvoering en toepassing van de zesde Staatshervorming met betrekking tot het toezicht en de controle op het vlak van werkgelegenheid” en artikel 175 van het Sociaal Strafwetboek, zoals het van toepassing was in het Vlaamse Gewest, gesteld door de Nederlandstalige Rechtbank van eerste aanleg te Brussel (rolnummer 6734);

  l’arrêt no 13/2019, rendu le 31 janvier 2019 en cause les questions préjudicielles concernant l’article 27 de l’ordonnance de la Région de Bruxelles‑Capitale du 9 juillet 2015 « portant les premières mesures d’exécution et d’application de la sixième réforme de l’État relatives à la surveillance et au contrôle en matière d’emploi » et l’article 175 du Code pénal social, tel qu’il était applicable en Région flamande, posées par le Tribunal de première instance néerlandophone de Bruxelles (numéro du rôle 6734) ;

  het arrest nr. 14/2019, uitgesproken op 31 januari 2019 inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 6.2.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, gesteld door het Hof van Beroep te Brussel (rolnummer 6774);

  l’arrêt no 14/2019, rendu le 31 janvier 2019 en cause la question préjudicielle relative à l’article 6.2.1 du Code flamand de l’aménagement du territoire, posée par la Cour d’appel de Bruxelles (numéro du rôle 6774) ;

  het arrest nr. 15/2019, uitgesproken op 31 januari 2019 inzake de prejudiciële vragen over artikel 145 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, gesteld door de Raad van State (rolnummers 6777 en 6778);

  l’arrêt no 15/2019, rendu le 31 janvier 2019 en cause les questions préjudicielles concernant l’article 145 de la loi relative à l’assurance obligatoire soins de santé et indemnités, coordonnée le 14 juillet 1994, posées par le Conseil d’État (numéro du rôle 6777 et 6778) ;

  het arrest nr. 16/2019, uitgesproken op 31 januari 2019 inzake de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 220, §1, 221, §1, en 257, §3, van de algemene wet inzake douane en accijnzen, gecoördineerd bij het koninklijk besluit van 18 juli 1977, gesteld door het Hof van Beroep te Brussel (rolnummer 6837).

  l’arrêt no 16/2019, rendu le 31 janvier 2019 en cause les questions préjudicielles relatives aux articles 220, §1er, 221, §1er et 257, §3, de la loi générale sur les douanes et accises, coordonnée par l’arrêté royal du 18 juillet 1977, posées par la Cour d’appel de Bruxelles (numéro du rôle 6837).

  Voor kennisgeving aangenomen.

  Pris pour notification.

Grondwettelijk Hof – Prejudiciële vragen

Cour constitutionnelle – Questions préjudicielles

Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof aan de voorzitter van de Senaat kennis van:

En application de l’article 77 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat :

  de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 35, derde lid, 142, 166 en 302quater van het Wetboek der registratie‑, hypotheek- en griffierechten, gesteld door de Franstalige Rechtbank van eerste aanleg te Brussel (rolnummer 7077);

  la question préjudicielle relative aux articles 35, alinéa 3, 142, 166 et 302quater du Code des droits d’enregistrement, d’hypothèque et de greffe, posée par le Tribunal de première instance francophone de Bruxelles (numéro du rôle 7077) ;

  de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 204 en 210 van het Wetboek van strafvordering, gesteld door de Franstalige Correctionele Rechtbank te Brussel (rolnummer 7079);

  la question préjudicielle relative aux articles 204 et 210 du Code d’instruction criminelle, posée par le Tribunal correctionnel francophone de Bruxelles (numéro du rôle 7079) ;

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 4, §3, van de wet van 19 maart 2017 tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand, gesteld door de Correctionele Rechtbank Henegouwen, afdeling Bergen (rolnummer 7080);

  la question préjudicielle concernant l’article 4, §3, de la loi du 19 mars 2017 instituant un fonds budgétaire relatif à l’aide juridique de deuxième ligne, posée par le Tribunal correctionnel du Hainaut, division Mons (numéro du rôle 7080) ;

  de prejudiciële vragen over de artikelen 5 en 9 van het decreet van het Waalse Gewest van 19 maart 2009 betreffende de instandhouding van het gewestelijke openbaar wegen- en waterwegendomein, gesteld door de Correctionele Rechtbank Luik, afdeling Hoei (rolnummer 7081);

  les questions préjudicielles concernant les articles 5 et 9 du décret de la Région wallonne du 19 mars 2009 relatif à la conservation du domaine public régional routier et des voies hydrauliques, posées par le Tribunal correctionnel de Liège, division Huy (numéro du rôle 7081) ;

  de prejudiciële vragen over de artikelen 47, 2º, en 54 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, gesteld door de familie- en jeugdrechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg West‑Vlaanderen, afdeling Brugge (rolnummer 7082);

  les questions préjudicielles concernant les articles 47, 2º, et 54 du décret de la Communauté flamande du 12 juillet 2013 relatif à l’aide intégrale à la jeunesse, posées par le tribunal de la famille et de la jeunesse du Tribunal de première instance de Flandre occidentale, division Bruges (numéro du rôle 7082) ;

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 143 van de wet van 6 juli 2017 houdende vereenvoudiging, harmonisering, informatisering en modernisering van bepalingen van burgerlijk recht en van burgerlijk procesrecht alsook van het notariaat, en houdende diverse bepalingen inzake justitie (wijziging van artikel 1047, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek), gesteld door de Arbeidsrechtbank Waals‑Brabant, afdeling Nijvel (rolnummer 7085);

  la question préjudicielle relative à l’article 143 de la loi du 6 juillet 2017 portant simplification, harmonisation, informatisation et modernisation de dispositions de droit civil et de procédure civile ainsi que du notariat, et portant diverses mesures en matière de justice (modification de l’article 1047, alinéa 1er, du Code judiciaire), posée par le Tribunal du travail du Brabant wallon, division Nivelles (numéro du rôle 7085) ;

  de prejudiciële vragen betreffende artikel 20 van de wet van 14 februari 2014 met betrekking tot de rechtspleging voor het Hof van Cassatie in strafzaken, gesteld door het Hof van Cassatie (rolnummer 7089, toegevoegd aan 7042);

  les questions préjudicielles concernant l’article 20 de la loi du 14 février 2014 relative à la procédure devant la Cour de cassation en matière pénale, posée par la Cour de cassation (numéro du rôle 7089, joint au 7042) ;

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 330 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de familie- en jeugdrechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg West‑Vlaanderen, afdeling Brugge (rolnummer 7092);

  la question préjudicielle relative à l’article 330 du Code civil, posée par le tribunal de la famille et de la jeunesse du Tribunal de première instance de Flandre occidentale, division Bruges (numéro du rôle 7092) ;

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 17, §1, 4º, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door het Hof van Beroep te Antwerpen (rolnummer 7093);

  la question préjudicielle relative à l’article 17, §1er, 4º, du Code des impôts sur les revenus 1992, posée par la Cour d’appel d’Anvers (numéro du rôle 7093) ;

  de prejudiciële vragen betreffende artikel 56bis, §2, van de algemene kinderbeslagwet, gesteld door het Arbeidshof te Luik, afdeling Luik (rolnummer 7096);

  les questions préjudicielles concernant l’article 56bis, §2, de la loi générale relative aux allocations familiales, posées par la Cour du travail de Liège, division Liège (numéro du rôle 7096) ;

  de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 1675/7, §1, derde lid, en §4, en 1675/15, §§2/1 en 3, van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Arbeidshof te Luik, afdeling Luik (rolnummer 7101);

  les questions préjudicielles relatives aux articles 1675/7, §1er, alinéa 3, et §4, et 1675/15, §§2/1 et 3, du Code judiciaire, posées par la Cour du travail de Liège, division Liège (numéro du rôle 7101) :

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 16 van de faillissementswet van 8 augustus 1997 en artikel XX.110, §3, van het Wetboek van economisch recht, zoals ingevoegd bij de wet van 11 augustus 2017, gesteld door de Ondernemingsrechtbank Luik, afdeling Dinant (rolnummer 7102);

  la question préjudicielle relative à l’article 16 de la loi du 8 août 1997 sur les faillites et à l’article XX.110, §3, du Code de droit économique, tel qu’il a été inséré par la loi du 11 août 2017, posée par le Tribunal de l’entreprise de Liège, division Dinant (numéro du rôle 7102) ;

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 317 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik (rolnummer 7103).

  la question préjudicielle relative à l’article 317 du Code civil, posée par le Tribunal de première instance de Liège, division Liège (numéro du rôle 7103).

  Voor kennisgeving aangenomen.

  Pris pour notification.

Grondwettelijk Hof – Beroepen

Cour constitutionnelle – Recours

Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:

En application de l’article 76 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat :

  het beroep tot vernietiging van artikel 167, 7º, van de wet van 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing (wijziging van artikel 577‑7 van het Burgerlijk Wetboek), ingesteld door de nv “Service & Development Group Belgium” (rolnummer 7084);

  le recours en annulation de l’article 167, 7º, de la loi du 18 juin 2018 portant dispositions diverses en matière de droit civil et des dispositions en vue de promouvoir des formes alternatives de résolution des litiges (modification de l’article 577‑7 du Code civil), introduit par la SA « Service & Development Group Belgium » (numéro du rôle 7084) ;

  het beroep tot vernietiging van artikel 141, c), van de wet van 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing, ingesteld door het College van de Franse Gemeenschapscommissie (rolnummer 7086);

  le recours en annulation de l’article 141, c), de la loi du 18 juin 2018 portant dispositions diverses en matière de droit civil et des dispositions en vue de promouvoir des formes alternatives de résolution des litiges, introduit par le Collège de la Commission communautaire française (numéro du rôle 7086) ;

  het beroep tot vernietiging van het Vlaamse decreet van 8 juni 2018 houdende de aanpassing van de decreten aan de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), ingesteld door W.D. (rolnummer 7087);

  le recours en annulation du décret flamand du 8 juin 2018 contenant l’ajustement des décrets au règlement (UE) 2016/679 du Parlement européen et du Conseil du 27 avril 2016 relatif à la protection des personnes physiques à l’égard du traitement des données à caractère personnel et à la libre circulation de ces données, et abrogeant la directive 95/46/CE (règlement général sur la protection des données), introduit par W.D. (numéro du rôle 7087) ;

  het beroep tot vernietiging van de artikelen 227 tot 237 van de wet van 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing, ingesteld door de beroepsvereniging “Assuralia” en anderen (rolnummer 7088);

  le recours en annulation des articles 227 à 237 de la loi du 18 juin 2018 portant dispositions diverses en matière de droit civil et des dispositions en vue de promouvoir des formes alternatives de résolution des litiges, introduit par l’Union professionnelle « Assuralia » et autres (numéro du rôle 7088) ;

  het beroep tot vernietiging van artikel 2 van het decreet van het Waalse Gewest van 21 juni 2018 “met het oog op de wijziging van artikel 57 van het decreet van 15 maart 2018 betreffende de woninghuurovereenkomst waarbij beoogd wordt de indexeringsformule voor huurgelden, van toepassing op de huurovereenkomsten voor een hoofdverblijfplaats, die lopen op 1 april 2016, af te schaffen”, ingesteld door de vzw “Nationaal Eigenaars en Mede‑eigenaars Syndicaat” en anderen (rolnummer 7090);

  le recours en annulation de l’article 2 du décret de la Région wallonne du 21 juin 2018 « visant à modifier l’article 57 du décret du 15 mars 2018 relatif au bail d’habitation en vue de supprimer la formule d’indexation de loyers applicable aux baux à résidence principale en cours au 1er avril 2016 », introduit par l’ASBL « Syndicat National des Propriétaires et Copropriétaires » et autres (numéro du rôle 7090) ;

  het beroep tot vernietiging van de artikelen 206 tot 208 van de wet van 21 december 2018 houdende diverse bepalingen betreffende justitie (“Wijziging van de artikelen 508/13 en 508/19 van het Gerechtelijk Wetboek”), ingesteld door E.M. (rolnummer 7094);

  le recours en annulation des articles 206 à 208 de la loi du 21 décembre 2018 portant des dispositions diverses en matière de justice (« Modification des articles 508/13 et 508/19 du Code judiciaire »), introduit par E.M. (numéro du rôle 7094) ;

  de beroepen tot vernietiging van het Vlaams decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid, ingesteld door Yannick Van Camp en Joke Van Weverberg en door Dries Storme (rolnummer 7095, toegevoegd aan 7040);

  les recours en annulation du décret flamand du 27 avril 2018 réglant les allocations dans le cadre de la politique familiale, introduit par Yannick Van Camp et Joke Van Weverberg et par Dries Storme (numéro du rôle 7095, joint au 7040) ;

  het beroep tot vernietiging van artikel 2.12.4 van de wet van 11 juli 2018 houdende eerste aanpassing van de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2018, ingesteld door de beroepsvereniging “Belgian Gaming Association” (rolnummer 7097);

  le recours en annulation de l’article 2.12.4 de la loi du 11 juillet 2018 contenant le premier ajustement du budget général des dépenses de l’année budgétaire 2018, introduit par l’association professionnelle « Belgian Gaming Association » (numéro du rôle 7097) ;

  het beroep tot vernietiging van artikel 11, 1º, van de wet van 11 juli 2018 houdende diverse bepalingen in strafzaken, ingesteld door I.M. en anderen (rolnummer 7098);

  le recours en annulation de l’article 11, 1º, de la loi du 11 juillet 2018 portant des dispositions diverses en matière pénale, introduit par I.M. et autres (numéro du rôle 7098) ;

  het beroep tot vernietiging van artikel 3 van de wet van 11 juli 2018 tot wijziging van het Strafwetboek en de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering wat de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen betreft, ingesteld door de “Parti libertarien” en Baudoin Collard (rolnummer 7099);

  le recours en annulation de l’article 3 de la loi du 11 juillet 2018 modifiant le Code pénal et le titre préliminaire du Code de procédure pénale en ce qui concerne la responsabilité pénale des personnes morales, introduit par le Parti libertarien et Baudoin Collard (numéro du rôle 7099) ;

  de beroepen tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van de wet van 18 juli 2018 betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie en, al dan niet, van de wet van 30 oktober 2018 tot wijziging van de wet van 18 juli 2018 betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie en van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 ingesteld door de vzw “Unie van Zelfstandige Ondernemers” en anderen, door het “Algemeen Christelijk Vakverbond van België” en anderen en door de vzw “Neutraal Syndicaat voor Zelfstandigen” en anderen (rolnummers 7106, 7108 en 7113, samengevoegde zaken);

  les recours en annulation totale ou partielle de la loi du 18 juillet 2018 relative à la relance économique et au renforcement de la cohésion sociale, et de la loi du 30 octobre 2018 modifiant la loi du 18 juillet 2018 relative à la relance économique et au renforcement de la cohésion sociale et le Code des impôts sur les revenus 1992, introduit par l’ASBL « Unie van Zelfstandige Ondernemers » et autres, par la « Confédération des syndicats chrétiens de Belgique » et autres et par l’ASBL « Syndicat Neutre pour Indépendants » et autres (numéros du rôle 7106, 7108 et 7113, affaires jointes) ;

  het beroep tot vernietiging van de artikelen 2, 8º, 3, 4, 6 en 7 van de wet van 19 juli 2018 betreffende de gebundelde financiering van de laagvariabele ziekenhuiszorg, ingesteld door de “Belgische Beroepsvereniging van Kinderartsen” en anderen (rolnummer 7107);

  le recours en annulation des articles 2, 8º, 3, 4, 6 et 7 de la loi du 19 juillet 2018 relative au financement groupé des soins hospitaliers à basse variabilité, introduit par l’ « Association professionnelle belge des Pédiatres » et autres (numéro du rôle 7107) ;

  de beroepen tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van het Vlaamse decreet van 27 april 2018 tot regeling van de toelagen in het kader van het gezinsbeleid, ingesteld door Yannick Van Camp en Joke Van Weverberg, door Dries Storme, door Karen Wynen en Maarten Gielis en door Jozef Seghers en Nelle Van Damme (rolnummers 7109 en 7114, toegevoegd aan 7040 en 7095);

  les recours en annulation totale ou partielle du décret flamand du 27 avril 2018 réglant les allocations dans le cadre de la politique familiale, introduit par Yannick Van Camp et Joke Van Weverberg, par Dries Storme, par Karen Wynen et Maarten Gielis et par Jozef Seghers et Nelle Van Damme (numéros du rôle 7109 et 7114, jointes au 7040 et 7095) ;

  het beroep tot vernietiging van artikel 1469, §1, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel werd vervangen bij artikel 34 van de wet van 22 juli 2018 “tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en diverse andere bepalingen wat het huwelijksvermogensrecht betreft en tot wijziging van de wet van 31 juli 2017 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse bepalingen ter zake”, ingesteld door de “Ordre des barreaux francophones et germanophone” (rolnummer 7112).

  le recours en annulation de l’article 1469, §1er, alinéa 4, du Code civil, tel que cet article a été remplacé par l’article 34 de la loi du 22 juillet 2018 « modifiant le Code civil et diverses autres dispositions en matière de droit des régimes matrimoniaux et modifiant la loi du 31 juillet 2017 modifiant le Code civil en ce qui concerne les successions et les libéralités et modifiant diverses autres dispositions en cette matière », introduit par l’Ordre des barreaux francophones et germanophone (numéro du rôle 7112).

  Voor kennisgeving aangenomen.

  Pris pour notification.

Europees Parlement

Parlement européen

Bij brief van 20 december 2018 heeft de voorzitter van het Europees Parlement aan de Senaat volgende teksten overgezonden:

Par lettre du 20 décembre 2018, le président du Parlement européen a transmis au Sénat les textes ci‑après :

  standpunt inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van verordening (EU) nr. 1303/2013 wat betreft de middelen voor economische, sociale en territoriale samenhang en tot rectificatie van die verordening wat betreft de middelen voor de doelstelling “investeren in groei en werkgelegenheid”;

  position sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil modifiant le règlement (UE) no 1303/2013 en ce qui concerne les ressources affectées à la cohésion économique, sociale et territoriale et rectifiant ce règlement en ce qui concerne les ressources affectées à l’objectif « Investissement pour la croissance et l’emploi » ;

  standpunt inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad wat betreft steun voor structurele hervormingen in de lidstaten;

  position sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil modifiant le règlement (UE) no 1303/2013 du Parlement européen et du Conseil du 17 décembre 2013 portant dispositions communes relatives au Fonds européen de développement régional, au Fonds social européen, au Fonds de cohésion, au Fonds européen agricole pour le développement rural et au Fonds européen pour les affaires maritimes et la pêche, portant dispositions générales applicables au Fonds européen pour les affaires maritimes et la pêche et abrogeant le règlement (CE) no 1083/2006 du Conseil ;

  standpunt inzake het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Raad betreffende de start van de geautomatiseerde uitwisseling van dactyloscopische gegevens in Ierland;

  position sur le projet de décision d’exécution du Conseil concernant le lancement de l’échange automatisé de données pour ce qui est des données dactyloscopiques en Irlande ;

  standpunt inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem (SIS) op het gebied van grenscontroles, tot wijziging van verordening (EU) nr. 515/2014 en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1987/2006;

  position sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil sur l’établissement, le fonctionnement et l’utilisation du système d’information Schengen (SIS) dans le domaine des vérifications aux frontières, modifiant le règlement (UE) no 515/2014 et abrogeant le règlement (CE) no 1987/2006 ;

  standpunt inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem (SIS) op het gebied van politiële samenwerking en justitiële samenwerking in strafzaken, tot wijziging van verordening (EU) nr. 515/2014 en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1986/2006, besluit 2007/533/JBZ van de Raad en besluit 2010/261/EU van de Commissie;

  position sur le projet de règlement du Parlement européen et du Conseil sur l’établissement, le fonctionnement et l’utilisation du système d’information Schengen (SIS) dans le domaine de la coopération policière et de la coopération judiciaire en matière pénale, modifiant le règlement (UE) no 515/2014 et abrogeant le règlement (CE) no 1986/2006, la décision 2007/533/JAI du Conseil et la décision 2010/261/UE de la Commission ;

  standpunt inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het gebruik van het Schengeninformatiesysteem voor de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen;

  position sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil relatif à l’utilisation du système d’information Schengen aux fins du retour des ressortissants de pays en séjour irrégulier ;

  standpunt inzake het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van richtlijn 92/83/EEG betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken;

  position sur la proposition de directive du Conseil modifiant la directive 92/83/CEE concernant l’harmonisation des structures des droits d’accises sur l’alcool et les boissons alcooliques ;

  standpunt inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van verordening (EG) nr. 726/2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau;

  position sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil modifiant le règlement (CE) no 726/2004 établissant des procédures communautaires pour l’autorisation et la surveillance en ce qui concerne les médicaments à usage humain et à usage vétérinaire, et instituant une Agence européenne des médicaments ;

  standpunt inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik;

  position sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil relatif aux médicaments vétérinaires ;

  standpunt inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de productie, het in de handel brengen en het gebruik van diervoeders met medicinale werking en tot intrekking van richtlijn 90/167/EEG van de Raad;

  position sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil concernant la fabrication, la mise sur le marché et l’utilisation d’aliments médicamenteux pour animaux et abrogeant la directive 90/167/CEE du Conseil ;

  standpunt inzake het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 1999/62/EG betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen;

  position sur la proposition de directive du Parlement européen et du Conseil modifiant la directive 1999/62/CE relative à la taxation des poids lourds pour l’utilisation de certaines infrastructures ;

  standpunt inzake voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van verordening (EU) nr. 1093/2010 wat betreft de vestigingsplaats van de zetel van de Europese Bankautoriteit;

  position sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil modifiant le règlement (UE) no 1093/2010 en ce qui concerne la fixation du siège de l’Autorité bancaire européenne ;

  standpunt inzake het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van verordening (EG) nr. 726/2004 wat betreft de zetel van het Europees Geneesmiddelenbureau;

  position sur la proposition du règlement du Parlement européen et du Conseil portant modification du règlement (CE) no 726/2004 en ce qui concerne la fixation du siège de l’Agence européenne des médicaments ;

  standpunt inzake het ontwerp van verordening van de Raad tot wijziging van verordening (EU) nr. 2016/2013 betreffende de elektronische publicatie van het Publicatieblad van de Europese Unie;

  position sur le projet de règlement du Conseil modifiant le règlement (UE) no 216/2013 relatif à la publication électronique du Journal officiel de l’Union européenne ;

  standpunt inzake het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting, namens de Unie, van de overeenkomst tussen de Europese Unie en het Gemenebest van de Bahama’s tot wijziging van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Gemenebest van de Bahama’s inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf;

  position sur le projet de décision du Conseil relative à la conclusion, au nom de l’Union, de l’accord entre l’Union européenne et le Commonwealth des Bahamas portant modification de l’accord entre la Communauté européenne et le Commonwealth des Bahamas relatif à l’exemption de visa pour les séjours de courte durée ;

  standpunt inzake het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting namens de Europese Unie van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Mauritius tot wijziging van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Mauritius inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf;

  position sur le projet de décision du Conseil relative à la conclusion, au nom de l’Union, de l’accord entre l’Union européenne et la République de Maurice portant modification de l’accord entre la Communauté européenne et la République de Maurice relatif à l’exemption de visa pour les séjours de courte durée ;

  standpunt inzake het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting, namens de Europese Unie van de overeenkomst tussen de Europese Unie en Antigua en Barbuda tot wijziging van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Antigua en Barbuda inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf;

  position sur le projet de décision du Conseil relative à la conclusion, au nom de l’Union, de l’accord entre l’Union européenne et Antigua‑et‑Barbuda portant modification de l’accord entre la Communauté européenne et Antigua‑et‑Barbuda relatif à l’exemption de visa pour les séjours de courte durée ;

  standpunt inzake het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting namens de Europese Unie van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Federatie van Saint Kitts en Nevis tot wijziging van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Federatie van Saint Kitts en Nevis inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf;

  position sur le projet de décision du Conseil relative à la conclusion, au nom de l’Union, de l’accord entre l’Union européenne et la Fédération de Saint‑Christophe‑et‑Niévès portant modification de l’accord entre la Communauté européenne et la Fédération de Saint‑Christophe‑et‑Niévès relatif à l’exemption de visa pour les séjours de courte durée ;

  standpunt inzake het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting, namens de Unie, van de overeenkomst tussen de Europese Unie en Barbados tot wijziging van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Barbados inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf;

  position sur le projet de décision du Conseil relative à la conclusion, au nom de l’Union, de l’accord entre l’Union européenne et la Barbade portant modification de l’accord entre la Communauté européenne et la Barbade relatif à l’exemption de visa pour les séjours de courte durée ;

  standpunt inzake het ontwerp van besluit van de Raad betreffende de sluiting namens de Europese Unie van de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek der Seychellen tot wijziging van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek der Seychellen inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf;

  position sur le projet de décision du Conseil relative à la conclusion, au nom de l’Union, de l’accord entre l’Union européenne et la République des Seychelles portant modification de l’accord entre la Communauté européenne et la République des Seychelles relatif à l’exemption de visa pour les séjours de courte durée ;

  resolutie over het standpunt van de Raad inzake het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2019;

  résolution relative à la position du Conseil sur le projet de budget général de l’Union européenne pour l’exercice 2019 ;

  resolutie over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlenging van de vergunning voor het in de handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais NK603 × MON 810 (MON‑ØØ6Ø3‑6 × MON‑ØØ81Ø‑6) krachtens verordening (EG) nr. 1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad;

  résolution sur le projet de décision d’exécution de la Commission renouvelant l’autorisation de mise sur le marché de produits contenant du maïs génétiquement modifié NK603 × MON 810 (MON‑ØØ6Ø3‑6 × MON‑ØØ81Ø‑6), consistant en ce maïs ou produits à partir de celui‑ci, en application du règlement (CE) no 1829/2003 du Parlement européen et du Conseil ;

  resolutie over het ontwerp van uitvoeringsbesluit van de Commissie tot verlening van een vergunning voor het in handel brengen van producten die geheel of gedeeltelijk bestaan uit of zijn geproduceerd met de genetisch gemodificeerde mais MON 87427 × MON 89034 × 1507 × MON 88017 × 59122 en genetisch gemodificeerde mais die twee, drie of vier van de transformatiestappen MON 87427, MON 89034, 1507, MON 88017 en 59122 combineert, en tot intrekking van besluit 2011/366/EU;

  résolution sur le projet de décision d’exécution de la Commission autorisant la mise sur le marché de produits contenant du maïs génétiquement modifié MON 87427 × MON 89034 × 1507 × MON 88017 × 59122, ou du maïs génétiquement modifié combinant deux, trois ou quatre des événements de transformation MON 87427, MON 89034, 1507, MON 88017 et 59122, consistant en ces maïs ou produits à partir de ceux‑ci, et abrogeant la décision 2011/366/UE ;

  resolutie over de opkomst van neofascistisch geweld in Europa;

  résolution sur la montée des violences néofascistes en Europe ;

  resolutie over dierenwelzijn, het gebruik van antimicrobiële stoffen en de milieugevolgen van de industriële vleeskuikenhouderij;

  résolution sur le bien‑être animal, l’utilisation des antimicrobiens et les conséquences de l’élevage industriel de poulets de chair sur l’environnement ;

  resolutie over de VN‑klimaatconferentie in 2018 in Katowice, Polen (COP 24);

  résolution sur la conférence des Nations unies de 2018 sur les changements climatiques à Katowice, Pologne (COP 24) ;

  resolutie over het gebruik van gegevens van Facebookgebruikers door Cambridge Analytica en gevolgen voor de gegevensbescherming;

  résolution sur l’exploitation des données des utilisateurs de Facebook par Cambridge Analytica et les conséquences en matière de production des données ;

  resolutie over de situatie in de Zee van Azov;

  résolution sur la situation dans la mer d’Azov ;

  resolutie over het bevorderen van automatische wederzijdse erkenning van diploma’s;

  résolution Promouvoir la reconnaissance mutuelle automatique des diplômes ;

aangenomen tijdens de vergaderperiode van 22 tot en met 25 oktober 2018.

adopté au cours de la période de session du 22 au 25 octobre 2018.

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.