6‑10

Belgische Senaat

Gewone Zitting 2014‑2015

Plenaire vergaderingen

Vrijdag 24 april 2015

Ochtendvergadering

6‑10

Sénat de Belgique

Session ordinaire 2014‑2015

Séances plénières

Vendredi 24 avril 2015

Séance du matin

Handelingen

Annales

Inhoudsopgave

Sommaire

Hulde. 4

Regeling van de werkzaamheden. 4

Onderzoek van de geloofsbrieven en eedaflegging van een senator aangewezen door het Vlaams Parlement 4

In memoriam de heer Steve Stevaert, minister van Staat 5

Mededeling van de heer Oliver Paasch, minister‑president van de Duitstalige Gemeenschap. 7

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen (Stuk 6‑190) 24

Algemene bespreking. 24

Artikelsgewijze bespreking. 25

Verzoek tot het opstellen van een informatieverslag betreffende de noodzakelijke samenwerking tussen de federale culturele en wetenschappelijke instellingen en de Gemeenschappen (en Brussels Hoofdstedelijk Gewest) en de toekomst van het cultureel beleid in dit land (van de heer Bert Anciaux, de dames Ingrid Lieten, Katia Segers en Güler Turan, de heer Bart Van Malderen, de dames Véronique Jamoulle en Anne Lambelin, de heer Philippe Mahoux, mevrouw Christie Morreale, de heer Patrick Prévot, de dames Christiane Vienne, Olga Zrihen en Petra De Sutter, de heer Philippe Henry, de dames Elisabeth Meuleman, Hélène Ryckmans en Cécile Thibaut, de heren Wouter Van Besien, Christophe Bastin en Bertin Mampaka Mankamba en mevrouw Véronique Waroux; Stuk 6‑109) 26

Bespreking. 26

Verzoek tot het opstellen van een informatieverslag over de impact van het milieubeleid op de volksgezondheid, in het bijzonder met betrekking tot het gebruik van toxische producten of producten die toxisch worden beschouwd in het licht van de Europese normatieve teksten en de omzetting ervan in Belgisch recht, met name in het preventiebeleid (van de heer Philippe Mahoux, de dames Nadia El Yousfi, Latifa Gahouchi, Véronique Jamoulle, Anne Lambelin en Christie Morreale, de heer Patrick Prévot, de dames Christiane Vienne, Olga Zrihen, Ingrid Lieten, Katia Segers en Güler Turan, de heren Bart Van Malderen, Christophe Bastin en Bertin Mampaka Mankamba, mevrouw Véronique Waroux, de heer Bert Anciaux, mevrouw Petra De Sutter, de heer Philippe Henry, de dames Elisabeth Meuleman, Hélène Ryckmans en Cécile Thibaut en de heer Wouter Van Besien; Stuk 6‑117) 27

Bespreking. 27

Verzoek tot het opstellen van een informatieverslag betreffende de noodzakelijke samenwerking tussen de federale overheid en de Gewesten om tot een sterker geïntegreerd openbaar vervoersplan en ‑aanbod te komen (van mevrouw Karin Brouwers, de heren Steven Vanackere, Johan Verstreken en Philippe Mahoux, de dames Olga Zrihen en Nadia El Yousfi, de heer Patrick Prévot, mevrouw Anne Barzin, de heer Jacques Brotchi, de dames Valérie De Bue en Christine Defraigne, de heren Alain Destexhe, Olivier Destrebecq, Alexander Miesen en Jean‑Paul Wahl, mevrouw Ann Brusseel, de heren Rik Daems, Jean‑Jacques De Gucht, Lode Vereeck en Bert Anciaux, de dames Ingrid Lieten, Katia Segers en Güler Turan, de heren Bart Van Malderen, Christophe Bastin, François Desquesnes en Bertin Mampaka Mankamba en mevrouw Véronique Waroux; Stuk 6‑201) 33

Bespreking. 33

Oprichting van een bijzondere commissie “Radicalisering”. 37

Inoverwegingneming van voorstellen. 38

Overlijden van een oud‑senator 39

Verzoekschrift 39

Stemmingen. 39

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen (Stuk 6‑190) 39

Verzoek tot het opstellen van een informatieverslag betreffende de noodzakelijke samenwerking tussen de federale overheid en de Gewesten om tot een sterker geïntegreerd openbaar vervoersplan en ‑aanbod te komen (Stuk 6‑201) 39

Regeling van de werkzaamheden. 40

Berichten van verhindering. 40

Bijlage. 40

Naamstemmingen. 40

In overweging genomen voorstellen. 41

Samenstelling van de commissies. 42

Grondwettelijk Hof – Arresten. 43

Grondwettelijk Hof – Prejudiciële vragen. 45

Grondwettelijk Hof – Beroepen. 47

Hof van Beroep. 48

Parketten. 48

Arbeidsauditoraten. 48

Rechtbanken van eerste aanleg. 49

Arbeidsrechtbanken. 49

Rechtbanken van koophandel 50

Algemene vergadering van de vrederechters en de rechters in de politierechtbanken. 50

Centrale Raad voor het Bedrijfsleven. 51

Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en Nationale Arbeidsraad. 51

Hoge Raad voor de Justitie. 51

Bureau voor Normalisatie. 52

In‑, uit- en doorvoer van wapens, munitie en militair materieel 52

Europees Parlement 52

 

Hommage. 4

Ordre des travaux. 4

Vérification des pouvoirs et prestation de serment d’un sénateur désigné par le Parlement flamand. 4

Éloge funèbre de M. Steve Stevaert, ministre d’État 5

Communication de M. Oliver Paasch, ministre‑président de la Communauté germanophone. 7

Projet de loi modifiant la loi du 4 juillet 1989 relative à la limitation et au contrôle des dépenses électorales engagées pour l’élection de la Chambre des représentants, ainsi qu’au financement et à la comptabilité ouverte des partis politiques (Doc. 6‑190) 24

Discussion générale. 24

Discussion des articles. 25

Demande d’établissement d’un rapport d’information concernant la nécessaire collaboration entre, d’une part, les institutions culturelles et scientifiques fédérales et, d’autre part, les Communautés (et la Région de Bruxelles‑Capitale) et concernant l’avenir de la politique culturelle dans notre pays (de M. Bert Anciaux, Mmes Ingrid Lieten, Katia Segers et Güler Turan, M. Bart Van Malderen, Mmes Véronique Jamoulle et Anne Lambelin, M. Philippe Mahoux, Mme Christie Morreale, M. Patrick Prévot, Mmes Christiane Vienne, Olga Zrihen et Petra De Sutter, M. Philippe Henry, Mmes Elisabeth Meuleman, Hélène Ryckmans et Cécile Thibaut, MM. Wouter Van Besien, Christophe Bastin et Bertin Mampaka Mankamba et Mme Véronique Waroux ; Doc. 6‑109) 26

Discussion. 26

Demande d’établissement d’un rapport d’information sur l’impact sur la santé publique des politiques environnementales, particulièrement en ce qui concerne l’utilisation de produits toxiques ou considérés comme toxiques au regard des textes normatifs européens et de leur traduction en droit belge, notamment dans les politiques de prévention (de M. Philippe Mahoux, Mmes Nadia El Yousfi, Latifa Gahouchi, Véronique Jamoulle, Anne Lambelin et Christie Morreale, M. Patrick Prévot, Mmes Christiane Vienne, Olga Zrihen, Ingrid Lieten, Katia Segers et Güler Turan, MM. Bart Van Malderen, Christophe Bastin et Bertin Mampaka Mankamba, Mme Véronique Waroux, M. Bert Anciaux, Mme Petra De Sutter, M. Philippe Henry, Mmes Elisabeth Meuleman, Hélène Ryckmans et Cécile Thibaut et M. Wouter Van Besien ; Doc. 6‑117) 27

Discussion. 27

Demande d’établissement d’un rapport d’information concernant la nécessaire collaboration entre l’autorité fédérale et les Régions en vue d’instaurer une offre et un plan de transports publics mieux intégrés (de Mme Karin Brouwers, MM. Steven Vanackere, Johan Verstreken et Philippe Mahoux, Mmes Olga Zrihen et Nadia El Yousfi, M. Patrick Prévot, Mme Anne Barzin, M. Jacques Brotchi, Mmes Valérie De Bue et Christine Defraigne, MM. Alain Destexhe, Olivier Destrebecq, Alexander Miesen et Jean‑Paul Wahl, Mme Ann Brusseel, MM. Rik Daems, Jean‑Jacques De Gucht, Lode Vereeck et Bert Anciaux, Mmes Ingrid Lieten, Katia Segers et Güler Turan, MM. Bart Van Malderen, Christophe Bastin, François Desquesnes et Bertin Mampaka Mankamba et Mme Véronique Waroux ; Doc. 6‑201) 33

Discussion. 33

Constitution d’une commission spéciale « Radicalisation ». 37

Prise en considération de propositions. 38

Décès d’un ancien sénateur 39

Pétition. 39

Votes. 39

Projet de loi modifiant la loi du 4 juillet 1989 relative à la limitation et au contrôle des dépenses électorales engagées pour l’élection de la Chambre des représentants, ainsi qu’au financement et à la comptabilité ouverte des partis politiques (Doc. 6‑190) 39

Demande d’établissement d’un rapport d’information concernant la nécessaire collaboration entre l’autorité fédérale et les Régions en vue d’instaurer une offre et un plan de transports publics mieux intégrés (Doc. 6‑201) 39

Ordre des travaux. 40

Excusés. 40

Annexe. 40

Votes nominatifs. 40

Propositions prises en considération. 41

Composition des commissions. 42

Cour constitutionnelle – Arrêts. 43

Cour constitutionnelle – Questions préjudicielles. 45

Cour constitutionnelle – Recours. 47

Cour d’appel 48

Parquets. 48

Auditorats du Travail 48

Tribunaux de première instance. 49

Tribunaux du travail 49

Tribunaux de commerce. 50

Assemblée générale des juges de paix et des juges aux tribunaux de police. 50

Conseil central de l’économie. 51

Conseil central de l’économie et Conseil national du travail 51

Conseil supérieur de la Justice. 51

Bureau de Normalisation. 52

Importation, exportation et transit d’armes, de munitions et de matériel 52

Parlement européen. 52

 

Voorzitster: mevrouw Christine Defraigne

(De vergadering wordt geopend om 10.05 uur.)

Présidence de Mme Christine Defraigne

(La séance est ouverte à 10 h 05.)

Hulde

Hommage

De voorzitster (voor de staande vergadering). – Alvorens onze werkzaamheden aan te vatten stel ik voor een minuut stilte in acht te nemen voor de slachtoffers van de Armeense genocide en voor de vele migranten die de afgelopen dagen het leven hebben verloren in de Middellandse Zee.

Mme la présidente (devant l’assemblée debout). – Avant de passer à notre ordre du jour, je souhaite vous proposer d’observer une minute de silence en hommage aux victimes du génocide arménien ainsi qu’aux nombreux migrants qui ont perdu la vie en Méditerranée ces derniers jours.

(De vergadering neemt een minuut stilte in acht.)

(L’assemblée observe une minute de silence.)

Regeling van de werkzaamheden

Ordre des travaux

De voorzitster. – U hebt een ontwerp ontvangen ter vervanging van de vorige bijeenroeping. Is iedereen het met eens met de nieuwe agenda? (Instemming)

De wijziging van de agenda is derhalve aangenomen.

Mme la présidente. – Vous avez reçu un projet de modification de l’ordre des travaux. Tout le monde est‑il d’accord avec l’ordre du jour modifié ? (Assentiment)

La modification de l’ordre des travaux est donc adoptée.

Onderzoek van de geloofsbrieven en eedaflegging van een senator aangewezen door het Vlaams Parlement

Vérification des pouvoirs et prestation de serment d’un sénateur désigné par le Parlement flamand

De voorzitster. – Wij gaan over tot het onderzoek van de geloofsbrieven van de heer Hermes Sanctorum‑Vandevoorde, die door het Vlaams Parlement als senator werd aangewezen, overeenkomstig artikel 213 van het Kieswetboek.

Het Bureau is op 20 april jongstleden bijeengekomen voor het onderzoek van de geloofsbrieven van de heer Sanctorum‑Vandevoorde.

Ik verzoek de heer Anciaux, rapporteur, kennis te geven van het verslag van het Bureau.

Mme la présidente. – L’ordre du jour appelle la vérification des pouvoirs de M. Hermes Sanctorum‑Vandevoorde, sénateur désigné par le Parlement flamand, en application de l’article 213 du Code électoral.

Le Bureau s’est réuni le 20 avril dernier pour la vérification des pouvoirs de M. Sanctorum‑Vandevoorde.

Je prie M. Anciaux, rapporteur, de donner lecture du rapport du Bureau.

De heer Bert Anciaux (sp.a), rapporteur. – Het Bureau heeft vastgesteld dat de heer Wouter Van Besien, deelstaatsenator, ontslag heeft genomen met ingang van 16 maart 2015.

De heer Van Besien werd als deelstaatsenator aangewezen voor de politieke formatie D – Groen van het Vlaams Parlement.

Het Bureau heeft kennisgenomen van de lijst die de voorzitter van het Vlaams Parlement op 18 maart 2015, met toepassing van de artikelen 212 en 213 van het Kieswetboek aan de griffier van de Senaat heeft betekend en waarop de heer Hermes Sanctorum‑Vandevoorde tot senator werd aangewezen.

Het Bureau heeft vastgesteld dat deze lijst ondertekend is door de meerderheid van de leden van de betrokken politieke formatie.

Wat het eigenlijke onderzoek van de geloofsbrieven betreft, acht het Bureau deze procedure overbodig omdat dit onderzoek reeds door de bevoegde Assemblee is verricht.

Bijgevolg heeft het Bureau de eer u voor te stellen de heer Hermes Sanctorum‑Vandevoorde als lid van de Senaat toe te laten.

M. Bert Anciaux (sp.a), rapporteur. – Le Bureau a constaté que M. Wouter Van Besien, sénateur d’entité fédérée, a démissionné à partir du 16 mars 2015.

M. Van Besien avait été désigné comme sénateur d’entité fédérée pour la formation politique D – Groen du Parlement flamand.

Le Bureau a pris connaissance de la liste notifiée par le président du Parlement flamand au greffier du Sénat le 18 mars 2015, en application des articles 212 et 213 du Code électoral, liste sur laquelle M. Hermes Sanctorum‑Vandevoorde a été désigné comme sénateur.

Le Bureau a constaté que cette liste est signée par la majorité des membres de la formation politique concernée.

En ce qui concerne la vérification des pouvoirs proprement dite, le Bureau estime cette procédure superfétatoire dans la mesure où cette vérification a déjà été effectuée précédemment par l’Assemblée compétente.

Le Bureau vous propose dès lors l’admission de M. Hermes Sanctorum‑Vandevoorde comme membre du Sénat.

De voorzitster. – Ik dank de rapporteur voor dit verslag.

Daar niemand het woord vraagt, stemmen wij bij zitten en opstaan over de besluiten van het verslag.

Mme la présidente. – Je remercie le rapporteur pour ce rapport.

Personne ne demandant la parole, nous votons par assis et levé sur les conclusions du rapport.

  De besluiten van het verslag zijn aangenomen.

  Les conclusions du rapport sont adoptées.

De voorzitster. – Ik roep de heer Sanctorum‑Vandevoorde uit tot senator en verzoek hem de grondwettelijke eed af te leggen.

Mme la présidente. – Je proclame M. Sanctorum‑Vandevoorde sénateur et l’invite à prêter le serment constitutionnel.

  De heer Hermes Sanctorum‑Vandevoorde legt de grondwettelijke eed af.

  M. Hermes Sanctorum‑Vandevoorde prête le serment constitutionnel.

De voorzitster. – Ik geef de heer Hermes Sanctorum‑Vandevoorde akte van zijn eedaflegging en verklaar hem aangesteld in zijn mandaat van senator.

Mme la présidente. – Je donne à M. Hermes Sanctorum‑Vandevoorde acte de sa prestation de serment et le déclare installé dans son mandat de sénateur.

In memoriam de heer Steve Stevaert, minister van Staat

Éloge funèbre de M. Steve Stevaert, ministre d’État

De voorzitster. – Donderdag 2 april 2015 was ongetwijfeld een van de heftigste nieuwsdagen van het jaar. Die dag verdween namelijk een opmerkelijke figuur uit de Belgische politiek van de afgelopen decennia.

Steve Stevaert is in vele opzichten atypisch te noemen.

Als Robert Stevaert wordt hij in 1954 in een katholiek gezin, als zoon van een militair en een huisvrouw, in Rijkhoven (Bilzen) geboren. Na zijn afstuderen aan de hotelschool in Hasselt opent hij op de leeftijd van achttien jaar een eerste café. Drie jaar later start hij het alternatieve café Rood huis, het lokaal van de socialisten. Behalve een gezellige gastheer toont Stevaert, intussen Steve genoemd, zich ook een gewiekste ondernemer. Hij exploiteert een tiental jongerencafés, alle zeer succesvol, en telkens wanneer hij, vóór alle anderen, ziet dat de zaak over haar hoogtepunt is, laat hij ze over.

Dat wordt ook de rode draad in zijn politieke bestaan.

Stevaerts politieke intrede komt er in 1985 bij de provincieraadsverkiezingen. De slogan “Zeg Steve, stem Stevaert” is hem op het lijf geschreven.

Mme la présidente. – Le jeudi 2 avril 2015 restera incontestablement dans les esprits comme l’une des journées les plus mouvementées de l’année sur le plan de l’actualité. Ce jour‑là, une personnalité marquante de la politique belge des dernières décennies nous a quittés.

Stevaert était à bien des égards un personnage atypique.

C’est sous le prénom de Robert qu’il voit le jour à Rijkhoven (Bilzen) en 1954, dans une famille catholique ; son père est militaire et sa mère femme au foyer. Après ses études à l’école hôtelière de Hasselt, à l’âge de dix‑huit ans, il ouvre un premier café. Trois ans plus tard, il lance le café alternatif « Rood huis », le local des socialistes. Hôte accueillant, Stevaert, qui se fait désormais appeler Steve, est aussi un redoutable homme d’affaires. Il exploite une dizaine de cafés pour jeunes, aussi florissants les uns que les autres, qu’il revend dès l’instant où il perçoit, avant tout le monde, que l’établissement a atteint son plein potentiel.

Tel sera également le fil rouge de sa carrière politique.

Steve Stevaert fait son entrée en politique en 1985, lors des élections provinciales. Le slogan « Zeg Steve, stem Stevaert » lui va comme un gant.

In 1995 wordt hij – met de steun van zijn politieke vader, Willy Claes – de eerste socialistische burgemeester van Hasselt, na 165 jaar katholiek bestuur.

Met de invoering van het gratis openbaar vervoer in Hasselt wordt de sympathieke Hasselaar, de met slepende klinkers pratende burgemeester, plots ook een nationale bekendheid. Zijn gratisbeleid dient later als voorbeeld voor gelijkaardige initiatieven in binnen- en buitenland. Zijn bijnaam “Steve Stunt” heeft hij onder meer hieraan te danken.

In 1995 maakt Steve Stevaert zijn intrede in het Vlaams Parlement en drie jaar later treedt hij al toe tot de Vlaamse regering als viceminister‑president en Vlaams minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening. Hij zet een streep onder het gedoogbeleid in Vlaanderen op het vlak van ruimtelijke ordening en laat op spectaculaire wijze een aantal villa’s zonder bouwvergunning slopen. Later, als minister van Mobiliteit, zal hij de verkeersveiligheid op de agenda zetten. Hij schaft ook het kijk- en luistergeld af.

En 1995, avec le soutien de son « père politique » Willy Claes, il devient le premier bourgmestre socialiste de Hasselt après 165 années ininterrompues de mayorat catholique.

C’est en instaurant la gratuité des transports publics dans sa ville que le sympathique bourgmestre hasseltois à l’accent traînant devient aussi, soudainement, une célébrité nationale. Sa politique de gratuité sera d’ailleurs à l’origine d’autres initiatives semblables en Belgique et à l’étranger. C’est notamment cette politique qui lui vaudra le surnom de « Steve Stunt ».

En 1995, Steve Stevaert accède au Parlement flamand, avant de faire son entrée, trois ans plus tard, au gouvernement flamand en tant que vice‑ministre‑président et ministre flamand des Travaux publics, des Transports et de l’Aménagement du territoire. Durant son ministère, il met fin à la politique de tolérance qui caractérise alors l’aménagement du territoire en Flandre et fait procéder à la démolition spectaculaire de plusieurs villas construites sans permis de bâtir. Plus tard, en tant que ministre de la Mobilité, il inscrira la question de la sécurité routière à l’agenda politique. Il supprimera aussi la redevance radio et télévision.

Uitgegroeid tot een van de leiders van zijn partij, vormt hij samen met Patrick Janssens, Johan Vande Lanotte en Frank Vandenbroucke de zogenaamde Teletubbies, het kwartet dat de partij in handen heeft.

In 2003 wordt hij voorzitter van de sp.a en het valt niet te betwisten dat hij het kartel sp.a‑Spirit bij de verkiezingen in datzelfde jaar naar een historische verkiezingsoverwinning heeft geleid. “Steve is God”, bloklettert een krant. Inderdaad, met 600 000 voorkeurstemmen en een verpletterende score van 24 procent maakt hij van de sp.a net niet de grootste partij in Vlaanderen.

Zijn handelsmerk is het gezellige socialisme, zijn imago dat van de volkse en spontane cafébaas. Simpele ideeën, zoals gratis bussen, gratis tv‑kijken en de installatie van flitspalen, maar geniaal verwoord in perfecte oneliners, zoals “vroeger vervoerden de bussen lucht, nu vervoeren ze mensen”, of “kritiek op het gratis verhaal is gratis reclame”, of nog “om 220 km per uur te rijden heb ik twee auto’s nodig”. Steve spreekt in tweets nog voor Twitter werd uitgevonden. Zijn communicatiestrategie is uitgekiend, zoals blijkt uit het politieke boek Koken met Steve uit 2003. Hij herdefinieert zowel zijn partij als de moderne politicus.

Devenu l’un des leaders de son parti, il fait partie, avec Patrick Janssens, Johan Vande Lanotte et Frank Vandenbroucke, du quartet des « Teletubbies » qui mène la danse au parti socialiste flamand.

En 2003, il accède à la présidence du sp.a et il ne fait aucun doute que c’est lui qui, aux élections de cette même année, conduit le cartel sp.a‑spirit à une victoire historique. Un journal n’hésite pas à titrer « Steve is God ». Il est vrai qu’avec ses 600 000 voix de préférence, Stevaert permet au sp.a d’afficher un score écrasant de 24%, manquant de peu la place de premier parti de Flandre.

Sa marque de fabrique était le socialisme convivial, son image celle du patron de café populaire et spontané. Il défendait des idées simples, telles que la gratuité des bus ou de la télévision et l’installation de radars sur les routes, mais en les résumant génialement en des slogans qui faisaient mouche, comme par exemple : « avant, les bus transportaient de l’air, aujourd’hui ils transportent des gens », « la critique de la gratuité, c’est une publicité gratuite » ou encore « pour rouler à 220 km/heure, il me faut deux voitures ». Autant dire que Steve maniait les tweets avant même l’invention de Twitter. Sa stratégie de communication était savamment étudiée, comme en atteste le livre politique par excellence de l’année 2003, Koken met Steve. Il redéfinit à la fois son parti et l’homme politique moderne.

Het vertrek van Stevaert uit de Vlaamse politiek, in 2005, sloeg in als een bom. Hij werd provinciegouverneur van Limburg, de eerste van socialistische strekking. Er werd discreet verwezen naar vermoeidheid en gezondheid. Er was natuurlijk ook zijn oude liefde voor Limburg. Maar we weten natuurlijk ook dat hij de signs of the times als geen ander snel en juist kon interpreteren.

Lorsque Steve Stevaert annonça, en 2005, qu’il allait quitter la politique, cela fit l’effet d’une bombe. Il fut alors nommé gouverneur de la province de Limbourg, premier socialiste à occuper ce poste. L’on évoqua à demi‑mot des problèmes de santé et de fatigue, mais il y avait également, derrière cette tentative d’explication, l’amour qu’il vouait depuis toujours à son Limbourg natal. Mais nous savons aussi que Steve Stevaert n’avait pas son pareil pour lire les signes des temps.

Op verkiezingszondag 7 juni 2009, vlak na het sluiten van de stembureaus, wordt bekend dat Steve Stevaert zijn ontslag indient als gouverneur. “Ik wil niets meer te zeggen hebben”, zegt hij zelf. Dat is het begin van een nieuw leven in de zakenwereld.

Le dimanche électoral du 7 juin 2009, dès la fermeture des bureaux de vote, on apprenait la démission de Steve Stevaert de son poste de gouverneur provincial. « Je ne veux plus rien avoir à dire », affirmait‑il alors, à l’aube d’une nouvelle vie dans le monde des affaires.

Lang was het stil rond hem, tot die dag van 2 april, de dag waarop hij uit het leven stapte.

Een van zijn gevleugelde uitspraken, “Je moet altijd te vroeg weggaan, want anders vertrek je te laat, omdat je nooit op het moment zelf beseft dat je tijd op is”, krijgt nu wel een zeer bittere weerklank.

Als politicus leek hij onfeilbaar, onbetwist en onsterfelijk. Als mens daarentegen bleek hij kwetsbaar, betwistbaar en sterfelijk.

De ce jour, on n’entendit plus parler de lui, ou si peu, jusqu’à ce funeste 2 avril où il prit congé de la vie.

L’une de ses fameuses citations « Il faut toujours partir trop tôt, sinon on part trop tard ; car lorsqu’on s’aperçoit que l’on a fait son temps, il est déjà trop tard » trouve aujourd’hui une résonance particulièrement amère.

En tant qu’homme politique, il semblait infaillible, incontesté et immortel. En tant qu’homme, il était vulnérable, contesté et mortel.

Met zijn verdwijning verliezen België, Limburg en Hasselt een politicus buiten categorie: de man die het socialisme hip, gezellig en populair had gemaakt.

In naam van de Senaat wil ik hierbij mijn diepste medeleven herbetuigen aan zijn familie.

Avec sa disparition, la Belgique, le Limbourg et Hasselt ont perdu un homme politique hors pair, l’homme qui incarnait un socialisme branché, convivial et populaire.

Au nom du Sénat, je tiens à renouveler ici mes plus sincères condoléances à sa famille.

De heer Kris Peeters, vice‑eersteminister en minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel. – De politieke nalatenschap van Steve Stevaert kan moeilijk worden overschat. Hij veranderde de manier waarop in ons land aan politiek wordt gedaan. Hij zorgde er mee voor dat wij nu op een andere manier met de mensen communiceren. Wanneer ieder van ons nu zoveel aandacht schenkt aan onze rechtstreekse communicatie met de burger, is dat voor een stuk aan Steve Stevaert te danken.

Steve Stevaert heeft bovendien zijn provincie een boost gegeven. Hij heeft Limburg opnieuw trots gegeven na een periode van economische terugval. Tien jaar na de sluiting van de mijnen zette hij die mooie provincie in het oosten van ons land opnieuw op de kaart. Hij heeft het befaamde Limburggevoel mee vorm gegeven. Steve Stevaert bracht Limburg naar Brussel en Brussel naar Limburg.

Terecht kreeg Steve Stevaert in 2004 de titel van minister van Staat.

Wij zullen ons Steve Stevaert herinneren als een man met grote verdienste voor zijn partij, zijn provincie en zijn land, maar we zullen hem ook herinneren als een joviaal en minzaam man.

In naam van de regering bied ik zijn naasten onze innige deelneming aan. We wensen hen veel sterkte en rust in deze moeilijke periode.

M. Kris Peeters, vice‑premier ministre et ministre de l’Emploi, de l’Économie et des Consommateurs, chargé du Commerce extérieur. – L’héritage politique de Steve Stevaert est inestimable. Il a changé la manière de faire de la politique dans notre pays et de communiquer avec les gens. Si chacun d’entre nous soigne autant sa communication directe avec le citoyen, c’est un peu grâce à lui.

Steve Stevaert a en outre donné un nouvel élan à sa province. Il a rendu au Limbourg sa fierté après une période de déclin économique. Dix ans après la fermeture des mines, il a replacé cette belle province sur la carte. Il a rapproché le Limbourg de Bruxelles et inversement.

C’est à juste titre que Steve Stevaert a reçu le titre de ministre d’État en 2004.

Nous garderons de Steve Stevaert le souvenir d’un homme de grand mérite, au service de son parti, de sa province et de son pays, mais aussi d’une personne joviale et affable.

Au nom du gouvernement, je présente à ses proches nos sincères condoléances. Nous leur souhaitons beaucoup de courage et de sérénité en cette période difficile.

(De vergadering neemt een minuut stilte in acht.)

(L’assemblée observe une minute de silence.)

Mededeling van de heer Oliver Paasch, minister‑president van de Duitstalige Gemeenschap

Communication de M. Oliver Paasch, ministre‑président de la Communauté germanophone

De heer Oliver Paasch. – Die 6. Staatsreform ist nun vollzogen, die deutschsprachige Gemeinschaft erhielt die konstitutive Autonomie. Alle Gemeinschaften und Regionen wurden vom Föderalstaat mit umfangreichen neuen Befugnissen ausgestattet. Belgien gehört zu den ganz wenigen Ländern auf diesem Planeten, die von einem dezentral organisierten Einheitsstaat in einen nach den Grundsätzen des Föderalismus aufgebauten Bundesstaat umgewandelt wurden. Belgien gehört auch zu den ganz wenigen Ländern in der Welt, in denen es keine Bundesparteien gibt. In Belgien gibt es also sehr viele zentrifugal wirkende Kräfte. Aber unser Land Belgien hat es im Zuge von 6 Staatsreformen immer wieder auf sehr kreative Art und Weise geschafft, unterschiedlichsten Kulturgemeinschaften einen Rahmen zu geben, der es ihnen ermöglicht, ihre eigenen Identitäten zu leben; eine auf ihre zum Teil sehr unterschiedlichen Bedürfnisse und Lebenswirklichkeiten ausgerichtete Politik eigenverantwortlich zu gestalten und dennoch friedlich unter einem gemeinsamen Dach zusammenzuleben und zusammen zu arbeiten.

Trotz aller Unterschiede, Kontroversen und Konflikte ermöglicht das seit 40 Jahren permanent weiterentwickelte belgische Föderalismusmodell sehr unterschiedlichen Kulturen, die Vielfalt in der Einheit zu leben; die eigene Identität zu bewahren, Politik eigenverantwortlich zu gestalten und friedlich zusammenzuarbeiten.

Ich glaube deshalb übrigens auch, dass unser Föderalismusmodell anderswo in der Welt durchaus als Frieden stiftender Lösungsansatz für Konflikte dienen kann.

Ja, auch wenn wir das nicht immer so wahrnehmen: In Wahrheit ist der belgische Föderalismus eine Erfolgsgeschichte.

Aber Belgien kann nur dann funktionieren, wenn es gelingt, Brücken zwischen den einzelnen Gliedstaaten zu bauen; Belgien kann nur dann funktionieren, wenn es Plattformen und Gremien gibt, in denen die Gliedstaaten miteinander reden, manchmal auch miteinander streiten, in jedem Fall aber Absprachen treffen, Konflikten vorbeugen und Konflikte lösen können.

Auf Regierungsebene gibt es viele dieser Plattformen: von den interministeriellen Konferenzen bis hin zum Konzertierungsausschuss, der nach der 6. Staatsreform noch einmal deutlich an Bedeutung hinzugewonnen hat.

Wir brauchen aber nach unserer Überzeugung in der Deutschsprachigen Gemeinschaft auch auf parlamentarischer Ebene gemeinschafts- und regionsübergreifende Brücken und Klammern, die dazu beitragen, unser Land zusammenzuhalten.

Der Senat wurde zu einer Kammer der belgischen Gliedstaaten umgebaut und deshalb hat er auch die Funktion, als verbindende Klammer für die Gliedstaaten zu wirken.

Je mehr Zuständigkeiten vom Föderalstaat auf die Gemeinschaften und Regionen übertragen werden, umso mehr Themen gibt es natürlich, die es zwischen den Teilstaaten zu diskutieren gilt.

Umso ausgeprägter ein Föderalismus ist, umso mehr Kooperation braucht er.

Der neue belgische Senat ist die Plattform schlechthin, auf der in Zukunft dieser Austausch zwischen den Gliedstaaten aktiv und konstruktiv geführt werden sollte.

Der neue Senat spielt künftig für die DG eine wichtige Rolle bei unseren Beziehungen zu Flandern, zur Wallonie, zu Brüssel und natürlich auch zur föderalen Ebene.

Der Senat wird stärker noch als bisher in die Diskussionen über institutionelle Entwicklungen eingebunden sein.

Umso mehr Bedeutung hat daher die enge Zusammenarbeit mit „unserem“ vom Parlament der Deutschsprachigen Gemeinschaft gewählten Senator, nicht nur in institutionellen Fragen, sondern darüber hinaus in allen Politikbereichen, für die eine effiziente Konzertierung zwischen Gliedstaaten wünschenswert sein wird.

In föderalistisch aufgebauten Bundesstaaten, die nach den Prinzipien von Subsidiarität und Solidarität funktionieren, ist ein Zwei‑Kammern‑System nicht die Ausnahme, sondern die Regel!

Dass solch ein Modell sich bewährt, das zeigt uns beispielsweise unser östlicher Nachbar, die Bundesrepublik Deutschland:

Auch hier gibt es seit dem Bestehen der Bundesrepublik ein Zwei‑Kammern‑System: den Bundestag, das Pendant zu unserer Abgeordnetenkammer, und den Bundesrat, durch den die Länder bei der Gesetzgebung und Verwaltung des Bundes und in Angelegenheiten der Europäischen Union – so steht es in Artikel 50 des deutschen Grundgesetzes – mitwirken.

Durch die Tatsache, dass die Länder durch die Mitglieder ihrer Landesregierung im Bundesrat vertreten sind, ist dort sichergestellt, dass die Interessen der Gliedstaaten bei der politischen Willensbildung des Gesamtstaates Berücksichtigung finden.

Wer sich näher damit beschäftigt, wird feststellen, dass es enorme Unterschiede zwischen dem deutschen Bundesrat und dem belgischen Senat gibt: Zusammensetzung, Funktionsweisen und Zuständigkeiten sind völlig anders.

Aber auch hierzulande gilt: In einem Belgien, das seinen Gemeinschaften und Regionen immer mehr Zuständigkeiten sinnvollerweise zuerkannt hat, bedarf es einer Ebene des institutionalisierten Austauschs, die der gesetzgebenden Kammer durch die Rückmeldungen der Gegebenheiten und auch der Befindlichkeiten in den einzelnen Gliedstaaten die Möglichkeit gibt, den gesamtbelgischen Kompass auszurichten.

Meine sehr verehrten Damen und Herren Senatoren,

für die kleine Deutschsprachige Gemeinschaft sind gute Beziehungen zum Föderalstaat und zu allen belgischen Gliedstaaten (über)lebenswichtig.

Ohne den Bundesstaat Belgien gäbe es die Deutschsprachige Gemeinschaft als eigenständige Körperschaft mit Gesetzgebungshoheit ganz sicher nicht.

Wir sind uns dessen vollauf bewusst und wir blicken deshalb dankbar auf die Entwicklung unseres Landes zurück.

Wir sind froh, in diesem Land zu leben, das der kleinen deutschsprachigen Minderheit ein außerordentlich interessantes Autonomiestatut zugestanden hat.

Unser Statut erlaubt es uns, in vielen Zuständigkeitsbereichen maßgeschneiderte Angebote für die Bedürfnisse unserer deutschsprachigen Bürgerinnen und Bürger zu entwickeln.

Im Laufe der letzten vier Jahrzehnte hat die DG die mit dieser Autonomie verbundenen Chancen nutzen dürfen, um etwa 600 Dienstleistungen in deutscher Sprache für die deutschsprachigen Belgier aufzubauen.

In der Europäischen Union werden Sie kaum ein weiteres Land finden, das den Minderheitenschutz auf diese vorbildliche Weise ernstgenommen und umgesetzt hat, wie Belgien dies mit seiner kleinen Deutschsprachigen Gemeinschaft tut.

Die DG wird vor diesem Hintergrund die innerbelgischen Beziehungen stets besonders pflegen und ihre Aufgaben im Zusammenspiel aller Parlamente und Regierungen immer wahrnehmen.

Wenn ich heute in diesem ehrwürdigen Hause zu Ihnen sprechen darf, dann tue ich das auch in dankbarer Erinnerung an die Damen und Herren Senatoren, die sich an selber Stelle hier in den vergangenen Jahrzehnten institutionellen Fragen gewidmet haben und die damit auch das Autonomiestatut der Deutschsprachigen Gemeinschaft möglich gemacht haben.

Mangels einer gesicherten Vertretung der deutschsprachigen Gemeinschaft in der föderalen Abgeordnetenkammer und im Bewusstsein darüber, dass dieses Haus auch künftig der Ort für institutionelle Debatten sein wird, werden die Mitglieder des Senats für uns auch weiterhin wichtige Ansprechpartner sein, wenn Fragen zur institutionellen Zukunft der Deutschsprachigen Gemeinschaft auf föderaler Ebene erörtert werden.

So hatte ich bereits vor einigen Wochen an diesem Rednerpult das Privileg, die Vorstellungen der Deutschsprachigen Gemeinschaft im Detail darlegen zu können.

Kollege Miesen hat nämlich vor einigen Wochen die Plattform, die dieser Senat uns allen in Belgien bietet, schon auf vorbildliche Weise genutzt.

Er hat den deutschsprachigen Belgiern, ihren Repräsentanten die Möglichkeit gegeben, ihre Vorstellungen von ihrer Zukunft im föderalen Belgien im Rahmen eines Kolloquiums zu artikulieren.

Ich nutze heute sehr gern die Gelegenheit, der Plenarversammlung die einstimmige Antwort aller anerkannten Fraktionen des PDG auf die Frage mitzuteilen: Quo vadis DG?

Ich sagte eben, dass wir über ein sehr günstiges Autonomiestatut verfügen. Dennoch ist dieses Statut heute noch nicht vollkommen.

Uns fehlen zurzeit noch einige ganz wesentliche Instrumente, um eine wirklich maßgeschneiderte, kohärente Regionalentwicklung aus einem Guss für die Menschen in unserer Heimat betreiben zu können.

Dies gilt beispielsweise für die Raumordnung.

Über jeden Bau, den wir im Rahmen unserer verfassungsrechtlichen Zuständigkeiten errichten, müssen wir mit Behörden der WR verhandeln.

Wenn wir aber den im Laufe unserer Geschichte entstandenen kulturellen und sozioökonomischen Besonderheiten unseres Gebietes städtebaulich Rechnung tragen wollen, dann verfügen wir über keinerlei Entscheidungsbefugnisse.

Deshalb fordern wir die Übertragung der Raumordnungsbefugnis von der WR an die DG; eine Befugnis, die in vielerlei Hinsicht komplementär ist zu unseren bereits bestehenden Zuständigkeitsbereichen.

Unsere Gemeinschaft ist ebenfalls zuständig für die Organisation, die Finanzierung und die Aufsicht über ihre neun deutschsprachigen Gemeinden.

Und dennoch gibt es zwischen der DG und diesen neun Gemeinden immer noch eine anderssprachige, eine französischsprachige, untergeordnete Zwischenbehörde: die Provinz Lüttich.

Die Provinz ist vorwiegend in denselben Bereichen tätig wie die Deutschsprachige Gemeinschaft und das führt zu Unklarheiten, sprachlichen Schwierigkeiten, widersprüchlichen Auslegungen und mitunter auch zu Doppelangeboten. Deshalb fordern wir – aus rein pragmatischen Gründen – die Übertragung der Provinzbefugnisse und ‑finanzen an die DG.

Auch für den Wohnungsbau ist die DG auf ihrem Gebiet nicht zuständig, obwohl gerade die Wohnungsbaupolitik ein ganz entscheidendes Steuerungsinstrument für eine kohärente Entwicklung darstellt.

Es macht wenig Sinn, dass über den Wohnungsbau in der DG ein anderer Gliedstaat als die DG – in diesem Fall die WR – entscheidet. Deshalb fordern wir die Übertragung des Wohnungsbaus an die DG.

Ähnliches gilt auch für den Straßenbau.

So befinden sich auf dem Gebiet der DG 2000 km Gemeindestraßen und nur 200 km Regionalstraßen.

Für die Gemeindestraßen sind wir bereits zuständig, für die Regionalstraßen sind wir nicht zuständig. Das ist die WR.

Eine Übertragung des regionalen Straßenbaus von der WR an die DG würde zahlreiche Synergien – vor allem auf kommunaler Ebene – möglich machen.

Was die Beschäftigungspolitik betrifft, so ist die DG seit 15 Jahren u.a. zuständig für die Vermittlung und die Ausbildung von Arbeitssuchenden. Seitdem haben die Arbeitssuchenden in der DG zwei Ansprechpartner: den Föderalstaat und die DG.

Nun hat der Föderalstaat aber mit der 6. Staatsreform große Teile seiner arbeitsmarktpolitischen Zuständigkeiten an die Regionen übertragen. Wohlgemerkt an die Regionen … nicht an die DG.

Somit übt die WR nunmehr auf unserem Gebiet ehemals föderale beschäftigungspolitische Zuständigkeiten aus, obwohl sie ihre ursprünglichen, regionalen beschäftigungspolitischen Zuständigkeiten bereits vor Jahren an die DG übertragen hatte.

Unsere Arbeitssuchenden haben also jetzt nicht nur 2, sondern sogar 3 Ansprechpartner. Damit wird man dem Ziel einer Vereinfachung im Rahmen der Staatsreform nicht gerecht.

Wenn wir die Arbeitslosigkeit in unserem Gebiet wirksam bekämpfen wollen, dann müssen wir als DG selbst über maßgeschneiderte Initiativen entscheiden dürfen. Unsere Arbeitsmarktsituation, unsere Arbeitslosenstruktur ist ganz anders als die zum Beispiel in der Wallonischen Region.

Deshalb fordern wir von der WR die Übertragung – man könnte auch sagen die Weiterleitung – aller beschäftigungspolitischen Zuständigkeiten, die sie im Zuge der 6. Staatsreform vom Föderalstaat erhalten hat. Darüber verhandeln wir zurzeit – sehr konstruktiv übrigens – mit der WR.

Es hat also nichts mit Größenwahn und nichts mit Ideologie zu tun, was ich Ihnen hier vortrage, diese Forderungen ergeben sich aus rein pragmatischen Erwägungen im Sinne einer kohärenten Regionalentwicklung auf dem Gebiet der DG.

Meine sehr verehrten Damen und Herren Senatoren,

die DG verfügt – dies führt Ihnen die Präsenz unseres Senators Alexander Miesen tagtäglich vor Augen – über eine garantierte Vertretung im Senat!

Wir verfügen sogar über eine garantierte Vertretung im EU‑Parlament.

Aber wir verfügen nicht über eine garantierte Vertretung in der föderalen Abgeordnetenkammer.

Und das ist kaum nachzuvollziehen.

Die deutschsprachigen Belgier müssen genau wie ihre französischsprachigen und flämischen Mitbürger die Möglichkeit haben, sich über ihre Angelegenheiten in ihrer Sprache mit einem Abgeordneten aus ihrer Kulturgemeinschaft auszutauschen.

Sie müssen genau wie alle anderen Belgier über das Recht verfügen, föderale Abgeordnete zu wählen, die sie im wörtlichen und im übertragenen Sinne verstehen.

Wir fordern deshalb seit langem für die Wahlen zur föderalen Abgeordnetenkammer eine garantierte Vertretung der Bevölkerung des deutschen Sprachgebietes.

Meine sehr verehrten Damen und Herren,

die eben aufgeführten Beispiele entsprechen thematisch den institutionellen Forderungen der DG. Andere Forderungen hat die DG nicht.

In Anwendung von Artikel 139 der Verfassung fordern wir die Übertragung der Provinzzuständigkeiten, der Raumordnung, der Beschäftigung, des Wohnungsbaus und des Straßenbaus und von der WR dieselbe finanzielle Solidarität, wie sie für die FG aufgebracht wird.

Außerdem fordern wir vom Föderalstaat eine garantierte Vertretung in der föderalen Abgeordnetenkammer.

All diese Forderungen sind nicht neu. Sie entsprechen auch nicht nur meiner persönlichen Überzeugung. Diese Forderungen werden seit Jahren einstimmig im Parlament der Deutschsprachigen Gemeinschaft erhoben, sowohl von der Opposition als auch von der Mehrheit. Sie werden in zahlreichen Resolutionen einstimmig bekräftigt. Und sie entsprechen den Grundprinzipien des Föderalismus: Subsidiarität und Solidarität.

Quo vadis DG?

Die Vorstellungen der deutschsprachigen Belgier von ihrem Platz im föderalen Belgien sind geprägt von zwei Ansprüchen: dem Anspruch auf Gleichwertigkeit und damit auch dem Anspruch auf Gleichberechtigung.

Die Deutschsprachige Gemeinschaft will nicht mehr als alle anderen. Sie will dasselbe. Die Deutschsprachigen sind gleichwertig mit Flamen, Wallonen und Brüsselern und müssen deshalb auch gleichberechtigt sein. Sie müssen genauso behandelt werden wie Wallonen, Flamen und Brüsseler.

Wir wollen nicht mehr als alle andern. Wir wollen dasselbe wie alle anderen. Wir wollen immer und dauerhaft ein gleichberechtigter Partner in Belgien sein.

Das muss auch dann noch gelten, wenn im Zuge künftiger Staatsreformen, die ja heute zumindest niemand ausschließen kann, das belgische Modell auf gliedstaatlicher Ebene verändert werden sollte; wenn beispielsweise Region und Gemeinschaft institutionell verschmelzen sollten, was in Flandern ja bereits de facto der Fall ist und in der Wallonie und in der FG auch zunehmend geschieht.

Wenn es irgendwann keine eigenständigen Gemeinschaften mehr geben sollte, dann kann natürlich auch die Deutschsprachige Gemeinschaft nicht nur eine Gemeinschaft bleiben. Dann muss ihr Statut als Gemeinschafts‑Region weiter ausgebaut werden, um ihrem Anspruch auf Gleichwertigkeit und Gleichberechtigung gerecht werden zu können. Aus diesem Grund hat mein Amtsvorgänger, unser heutiger Parlamentspräsident Karl‑Heinz Lambertz, immer von diesem Belgien zu viert gesprochen.

Wenn zum Beispiel am Ende des Weges nur noch Regionen mit Gemeinschaftsbefugnissen übrigbleiben, dann müssen auch die Deutschsprachigen eine solche Region mit Gemeinschaftsbefugnissen sein.

Dann wollen auch wir ein in jeglicher Hinsicht gleichberechtigter Partner sein.

Autonomie ist kein Selbstzweck.

Wir möchten unsere Befugnisse nutzen, um in Eigenverantwortung eine bürgernahe, eine maßgeschneiderte und effiziente Politik für die Menschen im deutschsprachigen Belgien zu gestalten.

Wir möchten unsere Autonomie nur nutzen, um den Menschen in der DG zu dienen. Um nichts anderes geht es uns.

Es geht uns nicht um Abkapselung oder Isolierung.

Ganz im Gegenteil: Unsere Autonomie ist die Grundlage dafür, mit allen anderen Gliedstaaten, die auch hier in diesem Senat vertreten sind, freundschaftliche Beziehungen auf Augenhöhe pflegen zu können.

Wir möchten alle uns übertragenen Befugnisse und Instrumente nutzen, um freundschaftlich, konstruktiv mit allen Gemeinschaften und Regionen in Belgien zusammenzuarbeiten.

Wir haben vor diesem Hintergrund schon vor vielen Jahren Kooperationsverträge mit allen belgischen Gliedstaaten abgeschlossen. Wir waren übrigens die ersten in Belgien, die das getan haben.

Meine sehr verehrten Damen und Herren Senatoren, wenn mein Kollege Demotte an diesem Rednerpult vor einigen Tagen den deutschen Begriff der „Bundestreue“ bemühte und den Senat als Begegnungsort sah, der den Ausdruck einer Form von Loyalität erlaube, so bedeutet dieser Begriff – auch aus Sicht der deutschsprachigen Belgier – sowohl stetige Loyalität zum Föderalstaat als auch freundschaftliche Zusammenarbeit mit allen Gliedstaaten in Belgien.

Ungeachtet von Unterschieden und Kontroversen kann der Senat zu einem Ort werden, der das Verbindende, das Gemeinsame in Belgien hervorhebt und für das friedliche Zusammenleben unserer vielfältigen Kulturen in einem sich stetig weiterentwickelnden belgischen Föderalismus steht.

Ein Belgien, in dem unterschiedliche Kulturgemeinschaften die Vielfalt in der Einheit leben – das Motto der Europäischen Union –, die eigene Identität bewahren, diese eigenverantwortlich gestalten und gemeinsam friedlich an der Zukunft unseres Landes arbeiten.

Darüber hinaus kann der Senat aus unserer Sicht eine wertvolle Ideenschmiede sein.

Ein Ort des Nachdenkens und der Reflexion über gesellschaftspolitische Fragen.

Wir stellen zum Beispiel überall in unserem Land – ja überall in Europa – fest, dass die Politikverdrossenheit zunimmt; dass die Menschen sich von „ihren“ Politikern abwenden, dass viele Menschen uns Politikern nicht mehr vertrauen und uns auch nicht zutrauen, ihre Probleme zu lösen.

Auf Dauer ist diese Entwicklung eine wirklich ernst zu nehmende Gefahr für unsere Demokratie.

Ich würde mir deshalb sehr wünschen, dass sich der Senat mit diesem Thema auseinandersetzt und Vorschläge erarbeitet, wie wir parteiübergreifend unsere Demokratie stärken können.

Wahrscheinlich brauchen wir in der heutigen Zeit auch neue Instrumente der Bürgerbeteiligung; Instrumente der direkten Demokratie. Auch damit sollte sich nach unserer Auffassung der Senat beschäftigen.

Erlauben Sie mir, Sie in diesem Zusammenhang auf ein spezifisches Problem der Deutschsprachigen Gemeinschaft hinzuweisen.

Wie Sie wahrscheinlich wissen, haben die Gemeinschaften in Belgien zurzeit nicht das Recht, Volksbefragungen zu gemeinschaftspolitischen Themen durchzuführen. Das dürfen wir nicht. Das dürfen nur die Regionen bzw. die Kommunen.

Ich persönlich würde aber sehr gerne auch in unserer Gemeinschaft über die Möglichkeit verfügen, Volksbefragungen durchzuführen.

Gerade in einer so kleinen Gemeinschaft wie der Deutschsprachigen Gemeinschaft macht eine solche Form der direkten Bürgerbeteiligung natürlich Sinn.

Sehr geehrte Damen und Herren Senatoren, ich wünsche mir ganz grundsätzlich von Ihnen, vom Senat Impulse. Impulse, die der langfristigen Politikgestaltung dienen: strategische Überlegungen und Empfehlungen zu wichtigen gesellschaftspolitischen Fragen, nicht zuletzt auch zu ethischen Fragen, die über das politische Alltagsgeschäft hinausgehen.

Sie verfügen hier über vielfältige Instrumente, die Sie nutzen können, um unser aller Handeln in allen Gliedstaaten zu bereichern.

Frau Präsidentin, sehr geehrte Damen und Herren Senatoren, die Deutschsprachige Gemeinschaft wird ihre Verbindung zum belgischen Senat ganz sicher nicht als Einbahnstraße betrachten oder nur als einen weiteren Weg, über den institutionelle Forderungen direkt in das Herz des belgischen Föderalismus transportiert werden können …

Nein, die Deutschsprachige Gemeinschaft wird immer – so wie Sie es heute schon kennen – nach Kräften und entsprechend ihren begrenzten Möglichkeiten bemüht sein, sich in einen konstruktiven Austausch zwischen den belgischen Gliedstaaten einzubringen.

Wir werden uns immer in den Dienst einer zukunftssichernden Weiterentwicklung unseres schönen und so vielseitigen Landes einbringen.

M. Oliver Paasch. – Die 6. Staatsreform ist nun vollzogen, die deutschsprachige Gemeinschaft erhielt die konstitutive Autonomie. Alle Gemeinschaften und Regionen wurden vom Föderalstaat mit umfangreichen neuen Befugnissen ausgestattet. Belgien gehört zu den ganz wenigen Ländern auf diesem Planeten, die von einem dezentral organisierten Einheitsstaat in einen nach den Grundsätzen des Föderalismus aufgebauten Bundesstaat umgewandelt wurden. Belgien gehört auch zu den ganz wenigen Ländern in der Welt, in denen es keine Bundesparteien gibt. In Belgien gibt es also sehr viele zentrifugal wirkende Kräfte. Aber unser Land Belgien hat es im Zuge von 6 Staatsreformen immer wieder auf sehr kreative Art und Weise geschafft, unterschiedlichsten Kulturgemeinschaften einen Rahmen zu geben, der es ihnen ermöglicht, ihre eigenen Identitäten zu leben; eine auf ihre zum Teil sehr unterschiedlichen Bedürfnisse und Lebenswirklichkeiten ausgerichtete Politik eigenverantwortlich zu gestalten und dennoch friedlich unter einem gemeinsamen Dach zusammenzuleben und zusammen zu arbeiten.

Trotz aller Unterschiede, Kontroversen und Konflikte ermöglicht das seit 40 Jahren permanent weiterentwickelte belgische Föderalismusmodell sehr unterschiedlichen Kulturen, die Vielfalt in der Einheit zu leben; die eigene Identität zu bewahren, Politik eigenverantwortlich zu gestalten und friedlich zusammenzuarbeiten.

Ich glaube deshalb übrigens auch, dass unser Föderalismusmodell anderswo in der Welt durchaus als Frieden stiftender Lösungsansatz für Konflikte dienen kann.

Ja, auch wenn wir das nicht immer so wahrnehmen: In Wahrheit ist der belgische Föderalismus eine Erfolgsgeschichte.

Aber Belgien kann nur dann funktionieren, wenn es gelingt, Brücken zwischen den einzelnen Gliedstaaten zu bauen; Belgien kann nur dann funktionieren, wenn es Plattformen und Gremien gibt, in denen die Gliedstaaten miteinander reden, manchmal auch miteinander streiten, in jedem Fall aber Absprachen treffen, Konflikten vorbeugen und Konflikte lösen können.

Auf Regierungsebene gibt es viele dieser Plattformen: von den interministeriellen Konferenzen bis hin zum Konzertierungsausschuss, der nach der 6. Staatsreform noch einmal deutlich an Bedeutung hinzugewonnen hat.

Wir brauchen aber nach unserer Überzeugung in der Deutschsprachigen Gemeinschaft auch auf parlamentarischer Ebene gemeinschafts- und regionsübergreifende Brücken und Klammern, die dazu beitragen, unser Land zusammenzuhalten.

Der Senat wurde zu einer Kammer der belgischen Gliedstaaten umgebaut und deshalb hat er auch die Funktion, als verbindende Klammer für die Gliedstaaten zu wirken.

Je mehr Zuständigkeiten vom Föderalstaat auf die Gemeinschaften und Regionen übertragen werden, umso mehr Themen gibt es natürlich, die es zwischen den Teilstaaten zu diskutieren gilt.

Umso ausgeprägter ein Föderalismus ist, umso mehr Kooperation braucht er.

Der neue belgische Senat ist die Plattform schlechthin, auf der in Zukunft dieser Austausch zwischen den Gliedstaaten aktiv und konstruktiv geführt werden sollte.

Der neue Senat spielt künftig für die DG eine wichtige Rolle bei unseren Beziehungen zu Flandern, zur Wallonie, zu Brüssel und natürlich auch zur föderalen Ebene.

Der Senat wird stärker noch als bisher in die Diskussionen über institutionelle Entwicklungen eingebunden sein.

Umso mehr Bedeutung hat daher die enge Zusammenarbeit mit „unserem“ vom Parlament der Deutschsprachigen Gemeinschaft gewählten Senator, nicht nur in institutionellen Fragen, sondern darüber hinaus in allen Politikbereichen, für die eine effiziente Konzertierung zwischen Gliedstaaten wünschenswert sein wird.

In föderalistisch aufgebauten Bundesstaaten, die nach den Prinzipien von Subsidiarität und Solidarität funktionieren, ist ein Zwei‑Kammern‑System nicht die Ausnahme, sondern die Regel!

Dass solch ein Modell sich bewährt, das zeigt uns beispielsweise unser östlicher Nachbar, die Bundesrepublik Deutschland:

Auch hier gibt es seit dem Bestehen der Bundesrepublik ein Zwei‑Kammern‑System: den Bundestag, das Pendant zu unserer Abgeordnetenkammer, und den Bundesrat, durch den die Länder bei der Gesetzgebung und Verwaltung des Bundes und in Angelegenheiten der Europäischen Union – so steht es in Artikel 50 des deutschen Grundgesetzes – mitwirken.

Durch die Tatsache, dass die Länder durch die Mitglieder ihrer Landesregierung im Bundesrat vertreten sind, ist dort sichergestellt, dass die Interessen der Gliedstaaten bei der politischen Willensbildung des Gesamtstaates Berücksichtigung finden.

Wer sich näher damit beschäftigt, wird feststellen, dass es enorme Unterschiede zwischen dem deutschen Bundesrat und dem belgischen Senat gibt: Zusammensetzung, Funktionsweisen und Zuständigkeiten sind völlig anders.

Aber auch hierzulande gilt: In einem Belgien, das seinen Gemeinschaften und Regionen immer mehr Zuständigkeiten sinnvollerweise zuerkannt hat, bedarf es einer Ebene des institutionalisierten Austauschs, die der gesetzgebenden Kammer durch die Rückmeldungen der Gegebenheiten und auch der Befindlichkeiten in den einzelnen Gliedstaaten die Möglichkeit gibt, den gesamtbelgischen Kompass auszurichten.

Meine sehr verehrten Damen und Herren Senatoren,

für die kleine Deutschsprachige Gemeinschaft sind gute Beziehungen zum Föderalstaat und zu allen belgischen Gliedstaaten (über)lebenswichtig.

Ohne den Bundesstaat Belgien gäbe es die Deutschsprachige Gemeinschaft als eigenständige Körperschaft mit Gesetzgebungshoheit ganz sicher nicht.

Wir sind uns dessen vollauf bewusst und wir blicken deshalb dankbar auf die Entwicklung unseres Landes zurück.

Wir sind froh, in diesem Land zu leben, das der kleinen deutschsprachigen Minderheit ein außerordentlich interessantes Autonomiestatut zugestanden hat.

Unser Statut erlaubt es uns, in vielen Zuständigkeitsbereichen maßgeschneiderte Angebote für die Bedürfnisse unserer deutschsprachigen Bürgerinnen und Bürger zu entwickeln.

Im Laufe der letzten vier Jahrzehnte hat die DG die mit dieser Autonomie verbundenen Chancen nutzen dürfen, um etwa 600 Dienstleistungen in deutscher Sprache für die deutschsprachigen Belgier aufzubauen.

In der Europäischen Union werden Sie kaum ein weiteres Land finden, das den Minderheitenschutz auf diese vorbildliche Weise ernstgenommen und umgesetzt hat, wie Belgien dies mit seiner kleinen Deutschsprachigen Gemeinschaft tut.

Die DG wird vor diesem Hintergrund die innerbelgischen Beziehungen stets besonders pflegen und ihre Aufgaben im Zusammenspiel aller Parlamente und Regierungen immer wahrnehmen.

Wenn ich heute in diesem ehrwürdigen Hause zu Ihnen sprechen darf, dann tue ich das auch in dankbarer Erinnerung an die Damen und Herren Senatoren, die sich an selber Stelle hier in den vergangenen Jahrzehnten institutionellen Fragen gewidmet haben und die damit auch das Autonomiestatut der Deutschsprachigen Gemeinschaft möglich gemacht haben.

Mangels einer gesicherten Vertretung der deutschsprachigen Gemeinschaft in der föderalen Abgeordnetenkammer und im Bewusstsein darüber, dass dieses Haus auch künftig der Ort für institutionelle Debatten sein wird, werden die Mitglieder des Senats für uns auch weiterhin wichtige Ansprechpartner sein, wenn Fragen zur institutionellen Zukunft der Deutschsprachigen Gemeinschaft auf föderaler Ebene erörtert werden.

So hatte ich bereits vor einigen Wochen an diesem Rednerpult das Privileg, die Vorstellungen der Deutschsprachigen Gemeinschaft im Detail darlegen zu können.

Kollege Miesen hat nämlich vor einigen Wochen die Plattform, die dieser Senat uns allen in Belgien bietet, schon auf vorbildliche Weise genutzt.

Er hat den deutschsprachigen Belgiern, ihren Repräsentanten die Möglichkeit gegeben, ihre Vorstellungen von ihrer Zukunft im föderalen Belgien im Rahmen eines Kolloquiums zu artikulieren.

Ich nutze heute sehr gern die Gelegenheit, der Plenarversammlung die einstimmige Antwort aller anerkannten Fraktionen des PDG auf die Frage mitzuteilen: Quo vadis DG?

Ich sagte eben, dass wir über ein sehr günstiges Autonomiestatut verfügen. Dennoch ist dieses Statut heute noch nicht vollkommen.

Uns fehlen zurzeit noch einige ganz wesentliche Instrumente, um eine wirklich maßgeschneiderte, kohärente Regionalentwicklung aus einem Guss für die Menschen in unserer Heimat betreiben zu können.

Dies gilt beispielsweise für die Raumordnung.

Über jeden Bau, den wir im Rahmen unserer verfassungsrechtlichen Zuständigkeiten errichten, müssen wir mit Behörden der WR verhandeln.

Wenn wir aber den im Laufe unserer Geschichte entstandenen kulturellen und sozioökonomischen Besonderheiten unseres Gebietes städtebaulich Rechnung tragen wollen, dann verfügen wir über keinerlei Entscheidungsbefugnisse.

Deshalb fordern wir die Übertragung der Raumordnungsbefugnis von der WR an die DG; eine Befugnis, die in vielerlei Hinsicht komplementär ist zu unseren bereits bestehenden Zuständigkeitsbereichen.

Unsere Gemeinschaft ist ebenfalls zuständig für die Organisation, die Finanzierung und die Aufsicht über ihre neun deutschsprachigen Gemeinden.

Und dennoch gibt es zwischen der DG und diesen neun Gemeinden immer noch eine anderssprachige, eine französischsprachige, untergeordnete Zwischenbehörde: die Provinz Lüttich.

Die Provinz ist vorwiegend in denselben Bereichen tätig wie die Deutschsprachige Gemeinschaft und das führt zu Unklarheiten, sprachlichen Schwierigkeiten, widersprüchlichen Auslegungen und mitunter auch zu Doppelangeboten. Deshalb fordern wir – aus rein pragmatischen Gründen – die Übertragung der Provinzbefugnisse und ‑finanzen an die DG.

Auch für den Wohnungsbau ist die DG auf ihrem Gebiet nicht zuständig, obwohl gerade die Wohnungsbaupolitik ein ganz entscheidendes Steuerungsinstrument für eine kohärente Entwicklung darstellt.

Es macht wenig Sinn, dass über den Wohnungsbau in der DG ein anderer Gliedstaat als die DG – in diesem Fall die WR – entscheidet. Deshalb fordern wir die Übertragung des Wohnungsbaus an die DG.

Ähnliches gilt auch für den Straßenbau.

So befinden sich auf dem Gebiet der DG 2000 km Gemeindestraßen und nur 200 km Regionalstraßen.

Für die Gemeindestraßen sind wir bereits zuständig, für die Regionalstraßen sind wir nicht zuständig. Das ist die WR.

Eine Übertragung des regionalen Straßenbaus von der WR an die DG würde zahlreiche Synergien – vor allem auf kommunaler Ebene – möglich machen.

Was die Beschäftigungspolitik betrifft, so ist die DG seit 15 Jahren u.a. zuständig für die Vermittlung und die Ausbildung von Arbeitssuchenden. Seitdem haben die Arbeitssuchenden in der DG zwei Ansprechpartner: den Föderalstaat und die DG.

Nun hat der Föderalstaat aber mit der 6. Staatsreform große Teile seiner arbeitsmarktpolitischen Zuständigkeiten an die Regionen übertragen. Wohlgemerkt an die Regionen … nicht an die DG.

Somit übt die WR nunmehr auf unserem Gebiet ehemals föderale beschäftigungspolitische Zuständigkeiten aus, obwohl sie ihre ursprünglichen, regionalen beschäftigungspolitischen Zuständigkeiten bereits vor Jahren an die DG übertragen hatte.

Unsere Arbeitssuchenden haben also jetzt nicht nur 2, sondern sogar 3 Ansprechpartner. Damit wird man dem Ziel einer Vereinfachung im Rahmen der Staatsreform nicht gerecht.

Wenn wir die Arbeitslosigkeit in unserem Gebiet wirksam bekämpfen wollen, dann müssen wir als DG selbst über maßgeschneiderte Initiativen entscheiden dürfen. Unsere Arbeitsmarktsituation, unsere Arbeitslosenstruktur ist ganz anders als die zum Beispiel in der Wallonischen Region.

Deshalb fordern wir von der WR die Übertragung – man könnte auch sagen die Weiterleitung – aller beschäftigungspolitischen Zuständigkeiten, die sie im Zuge der 6. Staatsreform vom Föderalstaat erhalten hat. Darüber verhandeln wir zurzeit – sehr konstruktiv übrigens – mit der WR.

Es hat also nichts mit Größenwahn und nichts mit Ideologie zu tun, was ich Ihnen hier vortrage, diese Forderungen ergeben sich aus rein pragmatischen Erwägungen im Sinne einer kohärenten Regionalentwicklung auf dem Gebiet der DG.

Meine sehr verehrten Damen und Herren Senatoren,

die DG verfügt – dies führt Ihnen die Präsenz unseres Senators Alexander Miesen tagtäglich vor Augen – über eine garantierte Vertretung im Senat!

Wir verfügen sogar über eine garantierte Vertretung im EU‑Parlament.

Aber wir verfügen nicht über eine garantierte Vertretung in der föderalen Abgeordnetenkammer.

Und das ist kaum nachzuvollziehen.

Die deutschsprachigen Belgier müssen genau wie ihre französischsprachigen und flämischen Mitbürger die Möglichkeit haben, sich über ihre Angelegenheiten in ihrer Sprache mit einem Abgeordneten aus ihrer Kulturgemeinschaft auszutauschen.

Sie müssen genau wie alle anderen Belgier über das Recht verfügen, föderale Abgeordnete zu wählen, die sie im wörtlichen und im übertragenen Sinne verstehen.

Wir fordern deshalb seit langem für die Wahlen zur föderalen Abgeordnetenkammer eine garantierte Vertretung der Bevölkerung des deutschen Sprachgebietes.

Meine sehr verehrten Damen und Herren,

die eben aufgeführten Beispiele entsprechen thematisch den institutionellen Forderungen der DG. Andere Forderungen hat die DG nicht.

In Anwendung von Artikel 139 der Verfassung fordern wir die Übertragung der Provinzzuständigkeiten, der Raumordnung, der Beschäftigung, des Wohnungsbaus und des Straßenbaus und von der WR dieselbe finanzielle Solidarität, wie sie für die FG aufgebracht wird.

Außerdem fordern wir vom Föderalstaat eine garantierte Vertretung in der föderalen Abgeordnetenkammer.

All diese Forderungen sind nicht neu. Sie entsprechen auch nicht nur meiner persönlichen Überzeugung. Diese Forderungen werden seit Jahren einstimmig im Parlament der Deutschsprachigen Gemeinschaft erhoben, sowohl von der Opposition als auch von der Mehrheit. Sie werden in zahlreichen Resolutionen einstimmig bekräftigt. Und sie entsprechen den Grundprinzipien des Föderalismus: Subsidiarität und Solidarität.

Quo vadis DG?

Die Vorstellungen der deutschsprachigen Belgier von ihrem Platz im föderalen Belgien sind geprägt von zwei Ansprüchen: dem Anspruch auf Gleichwertigkeit und damit auch dem Anspruch auf Gleichberechtigung.

Die Deutschsprachige Gemeinschaft will nicht mehr als alle anderen. Sie will dasselbe. Die Deutschsprachigen sind gleichwertig mit Flamen, Wallonen und Brüsselern und müssen deshalb auch gleichberechtigt sein. Sie müssen genauso behandelt werden wie Wallonen, Flamen und Brüsseler.

Wir wollen nicht mehr als alle andern. Wir wollen dasselbe wie alle anderen. Wir wollen immer und dauerhaft ein gleichberechtigter Partner in Belgien sein.

Das muss auch dann noch gelten, wenn im Zuge künftiger Staatsreformen, die ja heute zumindest niemand ausschließen kann, das belgische Modell auf gliedstaatlicher Ebene verändert werden sollte; wenn beispielsweise Region und Gemeinschaft institutionell verschmelzen sollten, was in Flandern ja bereits de facto der Fall ist und in der Wallonie und in der FG auch zunehmend geschieht.

Wenn es irgendwann keine eigenständigen Gemeinschaften mehr geben sollte, dann kann natürlich auch die Deutschsprachige Gemeinschaft nicht nur eine Gemeinschaft bleiben. Dann muss ihr Statut als Gemeinschafts‑Region weiter ausgebaut werden, um ihrem Anspruch auf Gleichwertigkeit und Gleichberechtigung gerecht werden zu können. Aus diesem Grund hat mein Amtsvorgänger, unser heutiger Parlamentspräsident Karl‑Heinz Lambertz, immer von diesem Belgien zu viert gesprochen.

Wenn zum Beispiel am Ende des Weges nur noch Regionen mit Gemeinschaftsbefugnissen übrigbleiben, dann müssen auch die Deutschsprachigen eine solche Region mit Gemeinschaftsbefugnissen sein.

Dann wollen auch wir ein in jeglicher Hinsicht gleichberechtigter Partner sein.

Autonomie ist kein Selbstzweck.

Wir möchten unsere Befugnisse nutzen, um in Eigenverantwortung eine bürgernahe, eine maßgeschneiderte und effiziente Politik für die Menschen im deutschsprachigen Belgien zu gestalten.

Wir möchten unsere Autonomie nur nutzen, um den Menschen in der DG zu dienen. Um nichts anderes geht es uns.

Es geht uns nicht um Abkapselung oder Isolierung.

Ganz im Gegenteil: Unsere Autonomie ist die Grundlage dafür, mit allen anderen Gliedstaaten, die auch hier in diesem Senat vertreten sind, freundschaftliche Beziehungen auf Augenhöhe pflegen zu können.

Wir möchten alle uns übertragenen Befugnisse und Instrumente nutzen, um freundschaftlich, konstruktiv mit allen Gemeinschaften und Regionen in Belgien zusammenzuarbeiten.

Wir haben vor diesem Hintergrund schon vor vielen Jahren Kooperationsverträge mit allen belgischen Gliedstaaten abgeschlossen. Wir waren übrigens die ersten in Belgien, die das getan haben.

Meine sehr verehrten Damen und Herren Senatoren, wenn mein Kollege Demotte an diesem Rednerpult vor einigen Tagen den deutschen Begriff der „Bundestreue“ bemühte und den Senat als Begegnungsort sah, der den Ausdruck einer Form von Loyalität erlaube, so bedeutet dieser Begriff – auch aus Sicht der deutschsprachigen Belgier – sowohl stetige Loyalität zum Föderalstaat als auch freundschaftliche Zusammenarbeit mit allen Gliedstaaten in Belgien.

Ungeachtet von Unterschieden und Kontroversen kann der Senat zu einem Ort werden, der das Verbindende, das Gemeinsame in Belgien hervorhebt und für das friedliche Zusammenleben unserer vielfältigen Kulturen in einem sich stetig weiterentwickelnden belgischen Föderalismus steht.

Ein Belgien, in dem unterschiedliche Kulturgemeinschaften die Vielfalt in der Einheit leben – das Motto der Europäischen Union –, die eigene Identität bewahren, diese eigenverantwortlich gestalten und gemeinsam friedlich an der Zukunft unseres Landes arbeiten.

Darüber hinaus kann der Senat aus unserer Sicht eine wertvolle Ideenschmiede sein.

Ein Ort des Nachdenkens und der Reflexion über gesellschaftspolitische Fragen.

Wir stellen zum Beispiel überall in unserem Land – ja überall in Europa – fest, dass die Politikverdrossenheit zunimmt; dass die Menschen sich von „ihren“ Politikern abwenden, dass viele Menschen uns Politikern nicht mehr vertrauen und uns auch nicht zutrauen, ihre Probleme zu lösen.

Auf Dauer ist diese Entwicklung eine wirklich ernst zu nehmende Gefahr für unsere Demokratie.

Ich würde mir deshalb sehr wünschen, dass sich der Senat mit diesem Thema auseinandersetzt und Vorschläge erarbeitet, wie wir parteiübergreifend unsere Demokratie stärken können.

Wahrscheinlich brauchen wir in der heutigen Zeit auch neue Instrumente der Bürgerbeteiligung; Instrumente der direkten Demokratie. Auch damit sollte sich nach unserer Auffassung der Senat beschäftigen.

Erlauben Sie mir, Sie in diesem Zusammenhang auf ein spezifisches Problem der Deutschsprachigen Gemeinschaft hinzuweisen.

Wie Sie wahrscheinlich wissen, haben die Gemeinschaften in Belgien zurzeit nicht das Recht, Volksbefragungen zu gemeinschaftspolitischen Themen durchzuführen. Das dürfen wir nicht. Das dürfen nur die Regionen bzw. die Kommunen.

Ich persönlich würde aber sehr gerne auch in unserer Gemeinschaft über die Möglichkeit verfügen, Volksbefragungen durchzuführen.

Gerade in einer so kleinen Gemeinschaft wie der Deutschsprachigen Gemeinschaft macht eine solche Form der direkten Bürgerbeteiligung natürlich Sinn.

Sehr geehrte Damen und Herren Senatoren, ich wünsche mir ganz grundsätzlich von Ihnen, vom Senat Impulse. Impulse, die der langfristigen Politikgestaltung dienen: strategische Überlegungen und Empfehlungen zu wichtigen gesellschaftspolitischen Fragen, nicht zuletzt auch zu ethischen Fragen, die über das politische Alltagsgeschäft hinausgehen.

Sie verfügen hier über vielfältige Instrumente, die Sie nutzen können, um unser aller Handeln in allen Gliedstaaten zu bereichern.

Frau Präsidentin, sehr geehrte Damen und Herren Senatoren, die Deutschsprachige Gemeinschaft wird ihre Verbindung zum belgischen Senat ganz sicher nicht als Einbahnstraße betrachten oder nur als einen weiteren Weg, über den institutionelle Forderungen direkt in das Herz des belgischen Föderalismus transportiert werden können …

Nein, die Deutschsprachige Gemeinschaft wird immer – so wie Sie es heute schon kennen – nach Kräften und entsprechend ihren begrenzten Möglichkeiten bemüht sein, sich in einen konstruktiven Austausch zwischen den belgischen Gliedstaaten einzubringen.

Wir werden uns immer in den Dienst einer zukunftssichernden Weiterentwicklung unseres schönen und so vielseitigen Landes einbringen.

De heer Oliver Paasch. – De zesde staatshervorming is nu afgerond en de Duitstalige Gemeenschap heeft grondwettelijke autonomie gekregen. Alle Gemeenschappen en Gewesten kregen door de federale staat omvangrijke, nieuwe bevoegdheden toegekend. België behoort tot de weinige landen op onze planeet die van een gedecentraliseerd georganiseerde eenheidsstaat omgevormd worden tot een volgens de principes van het federalisme opgebouwde staat. België is ook één van de weinige landen ter wereld waar er geen bondspartijen zijn. In België zijn er dan ook veel centrifugaal werkende krachten. Ons land België heeft tijdens de zes staatshervormingen steeds opnieuw op uiterst creatieve wijze geprobeerd om de verschillende culturele gemeenschappen een kader te geven waarbinnen ze hun eigen identiteit kunnen beleven, waarbinnen ze een beleid kunnen vormen dat gericht is op hun zeer uiteenlopende behoeften en realiteiten en waarbinnen ze toch vreedzaam onder hetzelfde dak kunnen samenleven en ‑werken.

Ondanks alle verschillen, controversen en conflicten zorgt het Belgische federale model dat zich gedurende 40 jaar is blijven ontwikkelen ervoor dat zeer verschillende culturen samen kunnen leven met behoud van hun eigen identiteit, met een eigen beleid en een vreedzame samenwerking.

Ik geloof bovendien ook dat ons federale model elders in de wereld dienst kan doen als oplossing voor bestaande conflicten.

Ook al zien we het niet altijd zo, in werkelijkheid is het Belgische federalisme een succesverhaal.

Maar België kan alleen functioneren wanneer het erin slaagt bruggen te bouwen tussen de verschillende deelstaten, België kan alleen functioneren wanneer er platformen en adviesorganen bestaan waarin de deelstaten met elkaar kunnen praten en soms ook met elkaar kunnen strijden, waar ze afspraken kunnen maken, conflicten kunnen afwenden of oplossen.

Op het niveau van de regering bestaan er veel dergelijke platformen: van de interministeriële conferentie tot het overlegorgaan, dat na de zesde staatshervorming nogmaals aan belang heeft gewonnen.

Wij zijn er in de Duitstalige Gemeenschap van overtuigd dat we ook op het niveau van het parlement bruggen moeten slaan tussen de Gemeenschappen en Gewesten om zo ons land te helpen samenhouden.

De Senaat werd omgevormd tot een kamer van de Belgische lidstaten en doet er dus dienst als verbindende kamer voor de diverse staten.

Hoe meer bevoegdheden van de federale staat worden overgedragen naar de Gemeenschappen en Gewesten, over hoe meer thema’s er natuurlijk tussen die Gemeenschappen en Gewesten moet worden gediscussieerd.

Hoe meer uitgesproken het federalisme is, hoe meer samenwerking er ook vereist is.

De nieuwe Belgische Senaat is het platform waar in de toekomst de uitwisseling tussen de lidstaten op een actieve en constructieve manier moet worden gevoerd.

De nieuwe Senaat zal in de toekomst voor de DG een belangrijke rol spelen tijdens onze betrekkingen met Vlaanderen, Wallonië, Brussel en natuurlijk ook met het federale niveau.

De Senaat zal nog meer betrokken worden bij discussies over institutionele ontwikkelingen.

De nauwe samenwerking met “onze” door het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap gekozen senator krijgt daardoor nog meer belang, niet alleen als het op institutionele vragen aankomt, maar bovendien ook op alle politieke domeinen waarvoor een efficiënt overleg tussen de deelstaten gewenst is.

In federalistisch opgebouwde staten die functioneren volgens de principes van de subsidiariteit en de solidariteit, is het tweekamersysteem niet de uitzondering, maar de regel!

Dat een dergelijk model blijft bestaan, zien we bijvoorbeeld in onze oostelijke buur, de Bondsrepubliek Duitsland.

Ook daar hebben we een bondsrepubliek met een tweekamersysteem: de Bundestag, de tegenhanger van onze Kamer van volksvertegenwoordigers, en de Bundesrat, waar de deelstaten samenwerken aan de wetgeving en het bestuur van de bond en voor aangelegenheden van de Europese Unie – zo staat het in artikel 50 van de Duitse grondwet.

Doordat de deelstaten via de leden van hun deelregering in de Bundesrat vertegenwoordigd zijn, wordt er zeker rekening gehouden met de belangen van die deelstaten bij de politieke besluitvorming voor de federale staat.

Wie zich daar eens grondiger over buigt, zal vaststellen dat er ook enorme verschillen bestaan tussen de Duitse Bundesrat en de Belgische Senaat: de samenstelling, de werkwijze en de bevoegdheden zijn volledig anders.

Maar ook hier geldt: In een België dat zijn Gemeenschappen en Gewesten op zinvolle wijze steeds meer bevoegdheden heeft toegekend, is een zekere geïnstitutionaliseerde uitwisseling nodig die de wetgevende kamers via feedback over de situaties en de ervaringen in de afzonderlijke lidstaten de mogelijkheid geeft om de situatie voor heel België in kaart te brengen.

Zeer geëerde dames en heren senatoren, voor de kleine Duitstalige Gemeenschap zijn goede betrekkingen met de federale staat en alle Belgische lidstaten van levensbelang.

Zonder de federale staat België zou er zeker geen sprake zijn van de Duitstalige Gemeenschap als zelfstandige instantie met wetgevende bevoegdheid.

We zijn ons daar ten volle van bewust en we blikken dan ook dankbaar terug op de ontwikkeling van ons land.

We zijn verheugd dat we in een land mogen leven waar de kleine Duitstalige minderheid een buitengewoon interessant autonoom statuut heeft meegekregen.

Dankzij ons statuut kunnen wij op vele bevoegdheidsgebieden op maat gesneden aanbiedingen ontwikkelen in overeenstemming met de behoeften van onze Duitstalige burgers.

Gedurende de voorbije vier decennia heeft de DG dankzij deze autonomie kansen kunnen grijpen om zowat 600 diensten in de Duitse taal op te bouwen voor de Duitstalige Belgen.

In de Europese Unie zult u nagenoeg geen enkel ander land vinden waar de bescherming van de minderheden op een zo voorbeeldige en ernstige wijze werd aangepakt als in België met de kleine Duitstalige gemeenschap gebeurt.

De DG zal dan ook de betrekkingen binnen België steeds met bijzondere zorg benaderen en haar taken in alle parlementen en regeringen steeds vervullen.

Wanneer ik vandaag in dit eerbiedwaardige huis het woord mag nemen, dan doe ik dat ook met dankbare herinnering aan de dames en heren senatoren die zich hier op deze plaats in de voorbije decennia aan de institutionele vraagstukken hebben gewijd en zo ook het autonomiestatuut van de Duitstalige Gemeenschap mogelijk hebben gemaakt.

Bij gebrek aan een gegarandeerde vertegenwoordiging van de Duitstalige Gemeenschap in de federale Kamer van volksvertegenwoordigers en in het bewustzijn dat dit huis ook in de toekomst de plaats zal zijn voor institutionele debatten, zullen de leden van de Senaat voor ons ook belangrijke gesprekspartners blijven, wanneer er vragen over de institutionele toekomst van de Duitstalige Gemeenschap op federaal vlak worden gesteld.

Zo had ik enkele weken geleden al het voorrecht om hier de voorstellen van de Duitstalige Gemeenschap gedetailleerd te komen voorstellen.

Collega Miesen had namelijk enkele weken geleden het platform, dat deze Senaat voor iedereen in België vormt, op voorbeeldige wijze benut.

Hij heeft de vertegenwoordigers van de Duitstalige Belgen in het kader van een colloquium de mogelijkheid gegeven om voorstellen te formuleren over hun toekomst in het federale België.

Ik maak dan ook graag van de gelegenheid gebruik om aan de plenaire vergadering het eensluidende antwoord mee te delen van alle erkende fracties van het PDG op de vraag: Quo vadis DG?

Ik zei al dat wij over een bijzonder gunstig autonomiestatuut beschikken. Toch is deze Senaat nog niet volledig.

Er ontbreken nog enkele essentiële elementen om een echte op maat gesneden en coherente regionale ontwikkeling uit te kunnen voeren met aandacht voor de mensen in ons land.

Dat geldt bijvoorbeeld voor de ruimtelijke ordening.

Over elke bouw die wij in het kader van onze grondwettelijke bevoegdheden willen uitvoeren, moeten wij onderhandelen met instanties van het Waalse Gewest.

Wanneer wij in onze stedenbouw rekening willen houden met de in de loop van onze geschiedenis ontstane culturele en sociaaleconomische bijzonderheden van ons gebied, dan beschikken wij over geen enkele beslissingsbevoegdheid.

Daarom vragen wij dat de bevoegdheid voor ruimtelijke ordening van het WG aan de Duitstalige Gemeenschap wordt overgedragen. Deze bevoegdheid is in diverse opzichten eigenlijk een aanvulling op de bevoegdheidsdomeinen die al bij ons liggen.

Onze Gemeenschap is ook bevoegd voor de organisatie, de financiering en de controle van de negen Duitstalige gemeentes.

Toch bestaat er tussen de DG en deze negen gemeentes nog een anderstalige, dus Franstalige, tussengeschikte instantie: de provincie Luik.

De provincie is overwegend op dezelfde gebieden actief als de Duitstalige Gemeenschap en dat leidt tot onduidelijkheid, spraakverwarring, misverstanden en dubbele aanbiedingen. Daarom verzoeken wij – louter om pragmatische redenen – om de overdracht van de provinciale bevoegdheden en financiën aan de DG.

De DG is ook niet bevoegd voor de woningbouw op haar grondgebied, hoewel het woningbouwbeleid een volledig afzonderlijk controle‑instrument omvat voor een coherente ontwikkeling.

Het heeft toch weinig zin dat een andere lidstaat dan de DG – in dit geval het WG – beslissingen neemt over de woningbouw in de DG. Daarom verzoeken wij de overdracht van de woningbouw naar de DG.

Datzelfde geldt ook voor de wegenbouw.

Op het gebied van de DG bevinden zich 2000 km gemeentewegen en slechts 200 km gewestwegen.

Voor de gemeentewegen zijn wij al bevoegd maar nog niet voor de gewestwegen. Die horen toe aan het WG.

Een overdracht van de gewestelijke wegenbouw van het WG aan de DG zou talrijke synergieën – vooral dan op gemeenteniveau – mogelijk maken.

Als het gaat over het werkgelegenheidsbeleid, dan is de DG al 15 jaar bevoegd voor de bemiddeling en opleiding van werkzoekenden. Sindsdien hebben werkzoekenden in de DG twee gesprekspartners: de federale staat en de DG.

Nu heeft de federale staat met de zesde staatshervorming grote delen van het arbeidsmarktbeleid aan de bevoegdheden van de Gewesten overgedragen. Let wel, aan de Gewesten … en dus niet aan de DG.

Zo is het WG voortaan op ons grondgebied bevoegd voor de vroegere federale aspecten van het werkgelegenheidsbeleid hoewel de oorspronkelijke, regionale elementen van het werkgelegenheidsbeleid al jaren geleden aan de DG werden overgedragen.

Onze werkzoekenden moeten zich nu niet tot 2 maar tot 3 partijen wenden. Dat schiet het doel van de vereenvoudiging in het kader van de staatshervorming recht voorbij.

Wanneer wij de werkloosheid in ons gebied op een doeltreffende manier willen bestrijden, dan moeten we als DG zelf kunnen beslissen over op maat gemaakte initiatieven. De situatie op onze arbeidsmarkt, de structuur van ons werkloosheidsbestel is helemaal anders dan bijvoorbeeld in het Waalse Gewest.

Daarom vragen wij het WG om de overdracht – of eigenlijk de verdere toebedeling – van alle bevoegdheden met betrekking tot het werkgelegenheidsbeleid die in het kader van de zesde staatshervorming aan het Gewest werden toegekend. Daarover voeren wij momenteel – overigens zeer constructieve – onderhandelingen met het WG.

Mijn voorstellen hebben dus niets te maken met grootheidswaan of ideologie. Ze ontstaan uit louter pragmatische overwegingen met het oog op een coherente, regionale ontwikkeling op het gebied van de DG.

Geachte dames en heren senatoren,

De DG beschikt over een gegarandeerde vertegenwoordiging in de Senaat, en dat kunt u dagelijks met eigen ogen zien aan de aanwezigheid van onze senator Alexander Miesen!

Wij beschikken echter niet over een gegarandeerde vertegenwoordiging in het Europees Parlement.

We hebben ook geen gegarandeerde vertegenwoordiging in de federale Kamer van volksvertegenwoordigers.

En dat is nauwelijks vol te houden.

De Duitstalige Belgen moeten net zoals hun Franstalige en Vlaamse medeburgers over de mogelijkheid beschikken om over de hen aanbelangende zaken in hun eigen taal te discussiëren met een afgevaardigde uit hun cultuurgemeenschap.

Zij moeten net zoals alle andere Belgen het recht hebben om federale vertegenwoordigers te kiezen die zij letterlijk en figuurlijk begrijpen.

Wij vragen reeds geruime tijd om een gegarandeerde vertegenwoordiging van de bevolking van het Duitse taalgebied bij de verkiezingen van de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Zeer geëerde dames en heren, de voorbeelden die ik daarnet heb genoemd, stemmen thematisch overeen met de institutionele eisen van de DG. De DG heeft geen verdere eisen.

In toepassing van artikel 139 van de Grondwet eisen wij de overdracht van de provinciale bevoegdheden, ruimtelijke ordening, werkgelegenheid, woning- en wegenbouw en van het WG dezelfde financiële solidariteit als voor de Franse Gemeenschap bestaat.

Bovendien eisen wij van de federale staat een gegarandeerde vertegenwoordiging in de federale Kamer van volksvertegenwoordigers.

Dit zijn geen nieuwe eisen. Ze stemmen ook niet alleen overeen met mijn eigen persoonlijke overtuiging. Deze eisen worden al jaren eenstemmig in het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap onderschreven, zowel door de oppositie als door de meerderheid. Ze werden al eensluidend bekrachtigd in talrijke resoluties. En ze stemmen overeen met het basisprincipe van het federalisme: subsidiariteit en solidariteit.

Quo vadis DG?

Het beeld dat de Duitstalige Belgen hebben van hun plaats in het federale België is doordrongen van twee aanspraken: de aanspraak op gelijkwaardigheid en dus ook de aanspraak op gelijkheid.

De Duitstalige Gemeenschap wil niet meer dan de anderen. Ze wil hetzelfde. De Duitstaligen zijn evenwaardig met de Vlamingen, de Walen en de Brusselaars en moeten dan ook gelijke rechten krijgen. Ze moeten precies zo behandeld worden als de Walen, de Vlamingen en de Brusselaars.

Wij willen niet meer dan de anderen. Wij willen hetzelfde als de anderen. Wij willen een duurzame en gelijkwaardige partner zijn in België.

Dat moet ook gelden wanneer in het kader van toekomstige staatshervormingen, die vandaag niemand kan uitsluiten, het Belgische model op het niveau van de deelstaten wordt aangepast, wanneer bijvoorbeeld Gewesten en Gemeenschappen institutioneel met elkaar moeten versmelten, wat in Vlaanderen de facto al het geval is en wat in Wallonië en de FG ook steeds vaker gebeurt.

Wanneer er geen zelfstandige Gemeenschappen meer bestaan, dan kan natuurlijk ook de Duitstalige Gemeenschap niet enkel een Gemeenschap meer blijven. Dan moet het statuut als Gemeenschap‑Gewest verder uitgebouwd worden om de aanspraak op gelijkwaardigheid en gelijkheid te kunnen waarmaken. Ook om deze reden heeft mijn voorganger, onze huidige parlementsvoorzitter Karl‑Heinz Lambertz steeds over het België van de vier gesproken.

Wanneer er op het einde van de rit enkel nog regio’s met gemeenschapsbevoegdheden overblijven, dan moeten ook de Duitstaligen een dergelijke regio met gemeenschapsbevoegdheden vormen.

Dan willen wij vanuit elk opzicht een gelijkwaardige partner zijn.

Autonomie is geen doel op zich.

We willen onze bevoegdheden gebruiken om op eigen verantwoordelijkheid een beleid uit te werken dat dicht bij de burgers staat, dat efficiënt en doeltreffend is voor de mensen in de Duitstalige Gemeenschap van België.

We willen onze autonomie alleen gebruiken in dienst van de mensen in de DG. Dat is voor ons van belang.

Het gaat niet om een inkapseling of isolement.

Wel integendeel: Onze autonomie is de grondslag om samen met alle andere deelstaten die ook hier in deze Senaat vertegenwoordigd zijn vriendschappelijke betrekkingen op een gelijk niveau te kunnen onderhouden.

Wij willen alle bevoegdheden en instrumenten die aan ons worden overgedragen gebruiken om vriendschappelijk en constructief samen te werken met alle Gemeenschappen en Gewesten in België.

Wij hebben verder al jaren samenwerkingsverdragen gesloten met alle Belgische deelstaten. Wij waren bovendien de eerste die dat in België gedaan hebben.

Geachte dames en heren senatoren, wanneer mijn collega Demotte op dit spreekgestoelte enkele dagen geleden het Duitse woord “Bundestreue” aanhaalde en de Senaat beschouwde als een ontmoetingsplaats waar een zekere loyaliteit mogelijk zou zijn, dan betekent dat begrip – ook voor de Duitstalige Belgen – zowel een bestendige trouw aan de federale staat alsook een vriendschappelijke samenwerking met alle deelstaten in België.

Ongeacht de verschillen en controversen kan de Senaat uitgroeien tot een plaats waar de verbondenheid, de gemeenschappelijke elementen in België, naar de voorgrond treden, die staat voor het vreedzame samenleven van onze diverse culturen binnen een zich gestaag verder ontwikkelend Belgisch federalisme.

Een België, waarin de verschillende cultuurgemeenschappen vanuit hun veelvoud in eenheid leven – naar analogie met het Europese motto –, de eigen identiteit bewaren, deze op eigen verantwoordelijkheid vorm geven en gezamenlijk ook vreedzaam aan de toekomst van ons land werken.

Bovendien kan de Senaat volgens ons een waardevolle kweekvijver voor ideeën zijn.

Een plaats om na te denken over en stil te staan bij de kwesties uit het gemeenschapsbeleid.

We stellen bijvoorbeeld overal in ons land – en eigenlijk in heel Europa – vast dat er in de politiek een zekere sombere sfeer heerst, dat de mensen hun politici de rug toekeren, dat vele mensen ons, de politici, niet meer vertrouwen en ook niet meer op ons vertrouwen om hun problemen op te lossen.

Op den duur wordt deze ontwikkeling een ernstige bedreiging voor onze democratie.

Ik zou dan ook graag zien dat de Senaat dit thema bespreekt en voorstellen uitwerkt om onze democratie boven de partijgrenzen heen te versterken.

Waarschijnlijk hebben we in deze tijd ook nood aan nieuwe instrumenten voor de deelname door de burger: instrumenten van de directe democratie. Ook daarmee zou de Senaat zich volgens ons moeten bezighouden.

Staat u mij toe u in verband daarmee te wijzen op een specifiek probleem van de Duitstalige Gemeenschap.

Zoals u waarschijnlijk weet, hebben de Gemeenschappen in België momenteel niet het recht om referenda te organiseren over thema’s uit het gemeenschapsbeleid. Dat mogen wij niet. Alleen de Gewesten en de gemeenten mogen dat.

Persoonlijk zou ik echter ook in onze Gemeenschap graag over de mogelijkheid beschikken om referenda te organiseren.

Zeker in een kleine gemeenschap zoals de Duitstalige gemeenschap is een dergelijke vorm van rechtstreekse inspraak door de burger zeer zinvol.

Zeer geachte dames en heren senatoren, ik zou graag van u, van de Senaat, impulsen krijgen. Impulsen met het oog op de beleidsvorming op lange termijn: strategische overpeinzingen en aanbevelingen over belangrijke beleidskwesties of ethische vragen die de alledaagse politiek overstijgen.

U beschikt hier over vele instrumenten die u kunt gebruiken om de handelingen van ons allemaal in alle deelstaten te verrijken.

Mevrouw de voorzitster, zeer geëerde dames en heren senatoren, de Duitstalige Gemeenschap wil haar connectie met de Belgische Senaat zeker niet als een eenrichtingsstraat beschouwen of louter als een manier om via institutionele eisen het hart van het Belgische federalisme te bereiken …

Nee, de Duitstalige Gemeenschap zal zich steeds – zoals u ons vandaag al kent – naar eigen vermogen en binnen haar beperkte mogelijkheden inspannen om tot een constructieve uitwisseling te komen tussen de Belgische deelstaten.

Wij zullen steeds ijveren voor het bestendigen van de toekomstige ontwikkeling van ons mooie en zo veelzijdige land.

M. Oliver Paasch. – La 6e réforme de l’État est à présent bouclée, la Communauté germanophone a obtenu l’autonomie constitutive. Toutes les Communautés et Régions ont été investies par l’État fédéral de nouveaux pouvoirs étendus. La Belgique fait partie du cercle très restreint des pays sur cette planète, qui ont été transformés d’un État unitaire décentralisé en un État fédéral construit selon les principes du fédéralisme. La Belgique fait également partie du très petit nombre de pays dans le monde qui ne possèdent pas de partis fédéraux. En Belgique, il existe par conséquent de très nombreuses forces à effet centrifuge. Mais notre pays la Belgique est chaque fois parvenu d’une manière très créative au fil de 6 réformes de l’État à doter les différentes communautés culturelles d’un cadre leur permettant de vivre leurs propres identités ; de mettre en œuvre sous leur propre responsabilité une politique axée sur leurs besoins et leurs réalités de vie en partie très différents et néanmoins de cohabiter et de collaborer en paix sous un même toit.

En dépit de toutes les différences, de toutes les controverses et de tous les conflits, le modèle belge du fédéralisme en développement permanent depuis 40 ans permet à des cultures très différentes de vivre cette diversité dans l’unité ; de conserver leur propre identité, d’élaborer la politique sous leur propre responsabilité et de travailler ensemble en paix.

En conséquence, je suis également persuadé que notre modèle de fédéralisme pourrait sans aucun doute servir ailleurs dans le monde comme une approche porteuse de paix pour résoudre les conflits.

Oui, même si nous ne le percevons pas toujours ainsi : En vérité, le fédéralisme à la belge est une réussite.

Par contre, la Belgique ne pourra fonctionner que si elle parvient à jeter des ponts entre les différentes entités fédérées ; la Belgique ne pourra fonctionner que s’il existe des plates‑formes et des tribunes, au sein desquelles les entités fédérées communiquent entre elles, parfois se chamaillent, mais dans tous les cas réalisent des accords et peuvent prévenir et résoudre des conflits.

Au niveau du gouvernement, il existe de nombreuses plates‑formes de ce type : des conférences interministérielles au comité de concertation qui, au terme de la 6e réforme de l’État, a encore clairement gagné en importance.

Nous sommes persuadés dans la Communauté germanophone que nous avons également besoin au niveau parlementaire de ponts et d’attaches supra‑communautaires et suprarégionaux, qui contribuent à maintenir la cohésion de notre pays.

Le Sénat a été transformé en une chambre des entités fédérées belges, et à ce titre, il a également la fonction d’agir en tant que point de liaison pour les entités fédérées.

Plus les compétences cédées par l’État fédéral aux Communautés et Régions sont nombreuses, plus il y a de thèmes, cela va de soi, qui doivent être discutés entre les entités fédérées.

Plus le fédéralisme est prononcé, plus il a besoin de coopération.

Le nouveau Sénat belge est tout simplement la plate‑forme sur laquelle cet échange entre les entités fédérées devra à l’avenir être mené de manière active et constructive.

Le nouveau Sénat jouera à l’avenir pour la CG un rôle important dans nos relations avec la Flandre, la Wallonie, Bruxelles et naturellement aussi le niveau fédéral.

Le Sénat sera encore plus fortement impliqué dans les discussions concernant les développements institutionnels qu’auparavant.

C’est pourquoi l’étroite collaboration avec « notre » Sénateur élu par le Parlement de la Communauté germanophone revêt une importance d’autant plus grande, non seulement dans les questions institutionnelles, mais en outre dans tous les domaines politiques, pour lesquels une concertation efficace entre entités fédérées sera souhaitable.

En raison de la structure fédéraliste des États fédéraux, qui fonctionnent suivant les principes de la subsidiarité et de la solidarité, un système à deux chambres n’est pas l’exception, mais la règle !

Notre voisin oriental, la République Fédérale d’Allemagne, nous démontre notamment qu’un tel modèle fait ses preuves :

En l’occurrence, il existe également depuis la naissance de la République Fédérale un système à deux chambres : le Bundestag, soit l’équivalent de notre Chambre des représentants, et le Bundesrat, au travers duquel les Länder participent dans le cadre de la législation et de l’administration de l’État fédéral et dans les affaires de l’Union européenne – comme le stipule l’article 50 de la Constitution allemande.

Le fait que les Länder soient représentés au Bundesrat par les membres de leur gouvernement du Land permet de garantir la prise en compte des intérêts des entités fédérées dans la formation de la volonté politique de l’État central.

Il suffit de s’y intéresser de plus près pour constater qu’il existe des différences considérables entre le Bundesrat allemand et le Sénat belge : la composition, les modes de fonctionnement et les compétences sont totalement différents.

Mais la règle suivante s’applique également à notre pays : dans une Belgique qui a conféré de manière opportune de plus en plus de compétences à ses Communautés et Régions, un niveau de l’échange institutionnalisé est indispensable, qui permet à la chambre législative de régler le cap de l’état fédéral compte tenu des retours d’information concernant les caractéristiques et les différentes sensibilités dans les entités fédérées individuelles.

Mesdames et Messieurs les Sénateurs,

Pour la petite Communauté germanophone, de bonnes relations avec l’État fédéral et toutes les entités fédérées belges sont vitales (et représentent une question de survie).

Sans l’État fédéral Belgique, la Communauté germanophone n’existerait très certainement pas comme organe autonome doté d’une souveraineté législative.

Nous avons pleinement conscience de cela et c’est par conséquent avec une grande reconnaissance que nous nous penchons sur le développement de notre pays.

Nous sommes heureux de vivre dans ce pays qui a accordé à la petite minorité germanophone un statut autonome extrêmement intéressant.

Notre statut nous permet, dans de nombreux domaines de compétence, de développer des propositions sur mesure visant à répondre aux besoins de nos citoyennes et citoyens germanophones.

Au cours de ces quatre dernières décennies, la CG a osé saisir les chances liées à cette autonomie, pour mettre en place quelque 600 services en langue allemande pour les Belges germanophones.

Dans l’Union européenne, vous aurez du mal à trouver un autre pays qui prenne au sérieux et transpose de manière aussi exemplaire la protection des minorités, comme la Belgique le fait avec sa petite Communauté germanophone.

Dans ce contexte, la CG accordera toujours une très grande importance aux relations belgo‑belges et assumera toujours ses devoirs dans l’interaction de tous les parlements et gouvernements.

Si je peux m’adresser à vous aujourd’hui au sein de cette vénérable assemblée, je le fais également en souvenir et avec reconnaissance pour Mesdames et Messieurs les Sénateurs qui, en cet endroit, se sont consacrés au cours des dernières décennies aux questions institutionnelles et qui, ce faisant, ont également permis à la Communauté germanophone de disposer de son statut autonome.

À défaut d’une représentation garantie de la Communauté germanophone à la Chambre des représentants fédérale et sachant que le Sénat sera également à l’avenir le lieu des débats institutionnels, les membres du Sénat demeureront des interlocuteurs importants, lorsque les questions relatives à l’avenir institutionnel de la Communauté germanophone seront abordées au niveau fédéral.

C’est ainsi que j’ai déjà eu le privilège il y a quelques semaines à cette tribune, de présenter de manière détaillée les idées et points de vue de la Communauté germanophone.

Notre collègue Miesen a notamment utilisé de manière exemplaire il y a quelques semaines la plate‑forme que ce Sénat nous offre à tous en Belgique.

Il a donné la possibilité aux Belges germanophones, à leurs représentants, d’exprimer dans le cadre d’un colloque leurs idées et leurs conceptions concernant leur avenir au sein de la Belgique fédérale.

Aujourd’hui, je saisis très volontiers l’opportunité de communiquer à l’assemblée plénière la réponse unanime de tous les groupes reconnus du Parlement de la Communauté germanophone à la question : Quo vadis CG ?

Je viens de dire que nous disposons d’un statut d’autonomie très favorable. Toutefois, ce statut n’est pas encore complet.

Un certain nombre d’instruments essentiels nous font encore défaut actuellement, pour pouvoir assurer un développement régional cohérent, réellement sur mesure et en un seul jet pour les personnes dans notre patrie.

Cela vaut notamment pour l’aménagement du territoire.

Pour chaque construction que nous érigeons dans le cadre de nos compétences constitutionnelles, nous devons négocier avec les administrations de la RW.

Mais si nous voulons prendre en compte sur le plan urbanistique les particularités culturelles et socioéconomiques de notre région, qui sont apparues tout au long de notre histoire, nous ne disposons d’aucun pouvoir de décision.

C’est la raison pour laquelle nous demandons le transfert de la compétence en matière d’aménagement du territoire de la RW à la CG ; une compétence qui, à de nombreux égards, est complémentaire à nos domaines de compétence déjà existants.

Notre Communauté est également compétente pour l’organisation, le financement et la supervision de ses neuf communes germanophones.

Et malgré tout, il subsiste toujours entre la CG et ces neuf communes une administration intermédiaire subordonnée d’une autre langue, c’est‑à‑dire francophone : la Province de Liège.

La province est principalement active dans les mêmes domaines que la Communauté germanophone, ce qui donne lieu à des ambiguïtés, des difficultés linguistiques, des interprétations contradictoires et notamment à des doubles propositions. C’est pourquoi nous demandons – pour des motifs purement pragmatiques – le transfert des compétences et des finances de la Province à la CG.

Pour la construction de logements également, la CG n’est pas compétente sur son territoire, bien que ce soit précisément la politique en matière de construction de logements qui représente un instrument de pilotage décisif pour un développement cohérent.

Le fait qu’une autre entité fédérée – en l’occurrence la RW – décide à propos de la construction de logements en CG n’a pas de sens. C’est la raison pour laquelle nous demandons le transfert de la construction de logements à la CG.

Il en va de même pour la construction routière.

C’est ainsi que le territoire de la CG compte 2000 km de routes communales et seulement 200 km de routes régionales.

Nous sommes déjà compétents pour les routes communales, mais ce n’est pas le cas pour les routes régionales. C’est la RW.

Le transfert de la construction routière régionale de la RW à la CG permettrait de nombreuses synergies – surtout au niveau communal.

En ce qui concerne la politique en matière d’emploi, la CG est notamment compétente depuis 15 ans pour le placement et la formation des demandeurs d’emploi. Depuis lors, les demandeurs d’emploi disposent de deux interlocuteurs en CG : l’État fédéral et la CG.

Cependant, l’État fédéral a transféré dans le cadre de la 6e réforme de l’État des parties importantes de ses compétences en matière de politique d’emploi aux Régions. Bien entendu aux Régions… et non à la CG.

Par conséquent, la RW exerce à présent sur notre territoire les anciennes compétences fédérales en matière de politique de l’emploi, bien qu’elle ait déjà transféré il y a des années à la CG ses compétences régionales initiales en matière d’emploi.

Par conséquent, nos demandeurs d’emploi disposent à présent non pas de 2, mais de 3 interlocuteurs. Ainsi, l’objectif d’une simplification dans le cadre de la réforme d’État n’est pas atteint.

Si l’on veut lutter efficacement contre le chômage sur notre territoire, nous devons pouvoir décider nous‑mêmes, en tant que CG, concernant les initiatives taillées sur mesure. La situation de notre marché du travail et la structure de notre chômage sont totalement différentes de celles de la Région wallonne par exemple.

C’est pourquoi nous demandons à la RW le transfert – on pourrait également dire le renvoi – de toutes les compétences en matière d’emploi, qu’elle a obtenues de l’État fédéral dans le cadre de la 6e réforme de l’État. Nous sommes en négociation actuellement – de manière très constructive par ailleurs – avec la RW.

Ce que je vous expose ici n’a donc rien à voir avec une quelconque folie des grandeurs ou idéologie, ces exigences découlent de considérations purement pragmatiques dans le sens d’un développement régional cohérent sur le territoire de la CG.

Mesdames et Messieurs les Sénateurs,

La CG dispose – comme vous le démontre de manière quotidienne la présence de notre Sénateur Alexander Miesen – d’une représentation garantie au Sénat !

Nous disposons même d’une représentation garantie au Parlement européen.

Mais nous ne disposons pas d’une représentation garantie au sein de la Chambre des représentants.

Et cela n’a pas de sens.

Les Belges germanophones doivent, à l’instar de leurs concitoyens francophones et néerlandophones, avoir la possibilité d’échanger dans leur langue à propos des choses qui les concernent avec un député de leur communauté culturelle.

Ils doivent disposer, tout comme tous les autres Belges, du droit d’élire des députés fédéraux, qui les comprennent au propre comme au figuré.

C’est pourquoi nous réclamons depuis longtemps pour les élections relatives à la chambre des représentants une représentation garantie de la population de la région de langue allemande.

Mesdames et Messieurs,

Les exemples que je viens de citer correspondent sur le plan thématique aux exigences institutionnelles de la CG. La CG n’a pas d’autres exigences.

En application de l’article 139 de la Constitution, nous demandons le transfert des compétences provinciales, de l’aménagement du territoire, de l’emploi, de la construction de logements et de la construction routière et de la part de la RW la même solidarité financière que celle dont elle fait preuve à l’égard de la CF.

Nous réclamons en outre de la part de l’État fédéral une représentation garantie dans la Chambre des représentants fédérale.

Toutes ces revendications ne sont pas nouvelles. Elles ne correspondent pas uniquement à mes convictions personnelles. Ces revendications sont soulevées unanimement depuis des années au Parlement de la Communauté germanophone, à la fois par l’opposition et par la majorité. Elles sont confirmées unanimement dans de nombreuses résolutions. Et elles correspondent aux principes fondamentaux du fédéralisme : subsidiarité et Solidarité.

Quo vadis CG ?

Les conceptions des Belges germanophones concernant leur place dans la Belgique fédérale sont caractérisées par deux droits : le droit à l’équivalence et le droit à l’égalité juridique.

La Communauté germanophone ne veut rien de plus que tous les autres. Elle veut la même chose. Les Germanophones sont égaux aux Flamands, aux Wallons et aux Bruxellois et doivent par conséquent jouir des mêmes droits. Ils doivent avoir droit au même traitement que les Wallons, les Flamands et les Bruxellois.

Nous ne voulons rien de plus que les autres. Nous voulons la même chose que tous les autres. Nous voulons toujours et de manière durable être un partenaire égal en Belgique.

Cela devra également être vrai, lorsque dans le cadre de futures réformes de l’État, que pour le moins, personne ne peut exclure aujourd’hui, le modèle belge devrait être modifié au niveau des entités fédérées ; par exemple en cas de fusion institutionnelle de la Région et de la Communauté, ce qui est déjà de fait le cas en Flandre et de plus en plus en Wallonie et dans la CF.

Au cas où, à un moment donné, il ne devrait y avoir de communautés autonomes, il va de soi que la Communauté germanophone ne pourra pas rester qu’une communauté. Il conviendra alors de poursuivre le développement de son statut en tant que Communauté‑Région, afin de pouvoir réaliser ses revendications en termes d’équivalence et d’égalité. C’est pour ce motif que mon prédécesseur, l’actuel président de notre parlement, Karl‑Heinz Lambertz, a toujours parlé de cette Belgique à quatre.

Si par exemple en fin de compte, il ne reste que des régions dotées de compétences communautaires, les Germanophones devront alors également être une telle région dotée de compétences communautaires.

Dans ce cas, nous voulons également être un partenaire égal à tous égards.

L’autonomie n’est pas une fin en soi.

Nous voulons utiliser nos compétences pour façonner sous notre propre responsabilité une politique proche du citoyen, taillée sur mesure et efficace pour les personnes qui vivent en Belgique germanophone.

Nous voulons uniquement utiliser notre autonomie pour servir les personnes en CG. Il ne s’agit de rien d’autre pour nous.

Nous ne voulons pas d’un repli sur soi ni d’un isolement.

Bien au contraire : Notre autonomie est la base qui nous permettra d’entretenir d’égal à égal des relations amicales avec toutes les autres entités fédérées qui sont également représentées dans ce Sénat.

Nous voulons utiliser toutes les compétences et tous les instruments qui nous été transférés, afin de collaborer en toute amitié et de manière constructive avec toutes les Communautés et Régions de Belgique.

Dans ce contexte, nous avons déjà conclu depuis de nombreuses années des contrats de coopération avec toutes les entités fédérées belges. Nous sommes par ailleurs les premiers en Belgique à l’avoir fait.

Mesdames et Messieurs les Sénateurs, lorsque mon collègue Demotte a abordé sur cette tribune il y a quelques jours la notion allemande de « loyauté fédérale » et vu le Sénat comme un lieu de rencontre qui permet l’expression d’une forme de loyauté, cette notion signifie ainsi – également du point de vue des Belges germanophones – une loyauté permanente vis‑à‑vis de l’État fédéral et une collaboration amicale avec toutes les entités fédérées en Belgique.

Quelles que soient les différences et les controverses, le Sénat peut devenir un lieu qui met en avant ce qui nous unit, ce que nous avons en commun en Belgique et qui défend la cohabitation pacifique de nos multiples cultures dans un fédéralisme belge en développement constant.

Une Belgique dans laquelle des communautés culturelles différentes vivent unies dans la diversité – la devise de l’Union européenne – qui conservent leur identité, qui la façonnent de manière responsable et qui œuvrent ensemble et en paix à l’avenir de notre pays.

De notre point de vue, le Sénat peut en outre être une formidable pépinière d’idées.

Un lieu de réflexion sur les questions sociopolitiques.

Nous constatons notamment partout dans notre pays – à vrai dire partout en Europe – une désaffection croissante vis‑à‑vis de la politique, que les gens se détournent de leurs « politiciens », que de nombreuses personnes ne nous font plus confiance, à nous les hommes et femmes politiques, et qu’ils ne nous pensent pas capables de résoudre leurs problèmes.

À terme, cette évolution est un danger pour notre démocratie, qu’il convient de prendre vraiment au sérieux.

C’est pourquoi mon grand souhait est de voir le Sénat aborder ce thème et élaborer des propositions nous permettant de renforcer notre démocratie au‑delà des partis.

Il est probable que nous ayons également besoin aujourd’hui de nouveaux instruments de la participation citoyenne ; des instruments de la démocratie directe. Nous estimons que le Sénat devrait également s’occuper de cela.

Permettez‑moi à cet égard d’attirer votre attention sur un problème spécifique de la Communauté germanophone.

Comme vous le savez probablement, les Communautés en Belgique n’ont pas le droit actuellement d’organiser des référendums concernant des thèmes de politique communautaire. Nous ne pouvons pas le faire. Seules les Régions ou les communes ont ce droit.

En ce qui me concerne, je souhaiterais très volontiers disposer dans notre Communauté également de la possibilité d’organiser des référendums.

C’est précisément dans une Communauté aussi petite que la Communauté germanophone qu’une telle forme de la participation citoyenne directe prend tout naturellement tout son sens.

Mesdames et Messieurs les Sénateurs, je souhaiterais fondamentalement des impulsions de votre part, de la part du Sénat. Des impulsions qui serviraient à l’élaboration de politiques à long termes : des réflexions et des recommandations stratégiques concernant des questions sociopolitiques importantes, en ce compris les questions éthiques, qui vont au‑delà des questions politiques quotidiennes.

Vous disposez en l’occurrence de multiples instruments, que vous pouvez utiliser pour enrichir nos actions à tous dans toutes les entités fédérées.

Madame la Présidente, Mesdames et Messieurs les Sénateurs, la Communauté germanophone ne considérera certainement pas sa relation avec le Sénat belge comme une voie à sens unique ou comme un autre chemin permettant d’apporter directement les revendications institutionnelles au cœur du fédéralisme belge…

Non, la Communauté germanophone s’efforcera toujours – comme vous le savez déjà aujourd’hui – selon ses forces et ses possibilités limitées, de parvenir à un échange constructif entre les entités fédérées belges.

Nous nous mettrons toujours au service d’un développement visant à garantir l’avenir de notre beau pays diversifié.

De voorzitster. – Ich möchte Ihnen herzlich danken für Ihre Mitteilung, für diese wichtige Kommunikation. Heute können wir keine Debatte führen, vielleicht später.

Mme la présidente. – Ich möchte Ihnen herzlich danken für Ihre Mitteilung, für diese wichtige Kommunikation. Heute können wir keine Debatte führen, vielleicht später.

Ik dank u van harte voor uw uiteenzetting, voor deze belangrijke mededeling. We kunnen er vandaag geen debat over voeren, maar misschien kan dat op een later tijdstip gebeuren.

Je vous remercie sincèrement de votre intervention, il s’agit d’une communication importante. Nous ne pouvons en débattre aujourd’hui, mais un débat aura sans doute lieu plus tard.

Ik zal de heer Bourgeois uitnodigen. Ik hoop dat hij eens naar de Senaat zal kunnen komen voor zijn mededeling. Daarna zouden we dan een debat kunnen voeren.

J’inviterai M. Bourgeois. S’il vient effectuer sa communication, ce que j’espère, nous pourrons ensuite mener un débat.

Er zal vandaag geen debat zijn, maar misschien zal dat later kunnen plaatsvinden. Dat hoop ik althans.

Nous n’aurons pas de débat aujourd’hui, mais peut‑être plus tard ; c’est en tout cas mon souhait.

Mevrouw Cécile Thibaut (Ecolo). – We moeten de minister‑president van de Vlaamse regering nog horen. Is de datum voor die ontmoeting al vastgelegd of werd uw uitnodiging afgewezen?

Mme Cécile Thibaut (Ecolo). – Parmi les différents ministres‑présidents, nous devons encore entendre le ministre‑président du gouvernement flamand. Je voudrais savoir si cette rencontre a déjà été fixée ou si vous avez obtenu une fin de non‑recevoir à ce sujet.

De voorzitster. – Ik heb geen afwijzing gekregen.

Mme la présidente. – Je n’ai pas reçu de fin de non‑recevoir.

De heer Rik Daems (Open Vld). – Ik had dezelfde vraag. Dat de minister‑president hier een toespraak komt houden, zou ons natuurlijk plezieren, want dan krijgen we de kans daarover van gedachten wisselen. Als het voor de heer Bourgeois echter onmogelijk blijft om naar hier te komen, kunnen we dan geen debat organiseren over de toespraken die we wel gehoord hebben?

M. Rik Daems (Open Vld). – Nous souhaiterions évidemment que le ministre‑président vienne présenter un exposé car nous pourrions en débattre. Si, toutefois, cela s’avérait impossible pour M. Bourgeois de venir, ne pourrions‑nous pas organiser un débat au sujet des exposés que nous avons entendus ?

De voorzitster. – Het is een beetje zoals bij de Académie française. We hebben de heer Bourgeois uitgenodigd en die uitnodiging herhaald; ze geldt nog steeds. Ik heb tot op heden nog geen nul op het rekest, maar evenmin een positief antwoord gekregen. Ik zal na de vergadering vandaag nog eens een vriendelijke uitnodiging naar de heer Bourgeois zenden en contact opnemen met zijn kabinet.

Mme la présidente. – En l’occurrence, c’est un peu comme à l’Académie française. L’invitation à M. Bourgeois a été lancée et renouvelée ; elle est ouverte. Je n’ai pas obtenu de fin de non‑recevoir mais à ce jour, je n’ai pas non plus reçu de réponse positive. À la suite de cette séance, je reprendrai mon bâton de pèlerin, ma plus belle plume, pour relancer l’invitation à M. Bourgeois et contacter son cabinet.

Ik hoop dus binnenkort een antwoord te krijgen. Ik zal de heer Bourgeois opnieuw een brief sturen en hoop op een positief antwoord.

J’espère donc recevoir bientôt une réponse. Je vais à nouveau envoyer un courrier à M. Bourgeois et j’espère qu’il y répondra favorablement.

De heer Jean‑Jacques De Gucht (Open Vld). – Als minister Bourgeois niet de mogelijkheid heeft om binnen afzienbare tijd naar hier te komen, dan moeten we misschien een alternatief zoeken, want nu liggen de verschillende toespraken van de ministers‑presidenten nog vers in het geheugen.

We hebben de ministers‑presidenten van de deelgebieden uitgenodigd om de Senaat zijn verbindende rol te laten spelen en de collega’s de gelegenheid te bieden kennis te nemen van wat er in de andere taalgroepen en regio’s aan visies en opinies leeft. Als de minister‑president van Vlaanderen belet blijft, kan hij misschien een van zijn vicepremiers afvaardigen om in onze assemblee een uiteenzetting te geven over Vlaanderen en de collega’s van de andere regio’s op de hoogte te brengen van de visie van de Vlaamse Regering.

M. Jean‑Jacques De Gucht (Open Vld). – Si M. Bourgeois est dans l’impossibilité de venir au Sénat prochainement, il faut peut‑être chercher une alternative tant que les exposés des ministres‑présidents sont encore bien présents dans nos mémoires.

Nous avons invité les ministres‑présidents des entités fédérées pour permettre au Sénat de jouer son rôle de trait d’union et aux collègues de prendre connaissance des visions et opinions dans les autres groupes linguistiques et régions. S’il reste empêché, le ministre‑président de la Flandre peut peut‑être déléguer un de ses vice‑ministres‑présidents pour présenter à notre assemblée la vision du gouvernement flamand.

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Ik heb er vanzelfsprekend geen enkel probleem mee dat minister‑president Bourgeois zich zou laten vervangen, maar, naïef als ik ben, ga ik ervan uit dat hij tot nog toe niet kon komen omdat onze vergaderingen op vrijdagochtend vallen. Het Bureau heeft de minister‑president gevraagd of hij eventueel vrijdagnamiddag wil komen. Wellicht schept dat meer mogelijkheden. Het zou beter zijn dat hij zelf komt, zodat hij kan spreken namens de hele regering.

M. Bert Anciaux (sp.a). – Je ne vois aucune objection à ce que le ministre‑président Bourgeois se fasse remplacer mais, naïf comme je suis, je pars du principe que s’il n’a pu venir, c’est parce que nous nous réunissons le vendredi matin. Le Bureau lui a demandé s’il serait prêt à venir un vendredi après‑midi. Il serait préférable qu’il vienne en personne parler au nom de l’ensemble du gouvernement.

De heer Philippe Mahoux (PS). – Het is altijd mogelijk dat de uitnodiging niet is aangekomen. Misschien moet u een aangetekende brief met ontvangstbevestiging zenden! (Men glimlacht)

M. Philippe Mahoux (PS). – On peut toujours admettre que le courrier n’a pas été délivré. Vous devriez peut‑être, Madame la Présidente, envoyer une lettre par recommandé avec accusé de réception ! (Sourires)

De voorzitster. – Ik zal een deurwaarder sturen!

Mme la présidente. – Je vais envoyer un huissier !

De heer Philippe Mahoux (PS). – Dan bent u tenminste zeker dat de geadresseerde uw brief heeft ontvangen, wat me zeer belangrijk lijkt.

Alle gekheid op een stokje: het is gebruikelijk om te antwoorden wanneer men post krijgt.

We hebben vandaag de minister‑president van de Duitstalige Gemeenschap gehoord; de ministers‑presidenten van de Federatie Brussel‑Wallonië en het Waals Gewest hebben we eerder ontvangen. We zouden nu graag de minister‑president van de Vlaamse Gemeenschap ontvangen. Mevrouw de voorzitster, misschien kunt u in uw brief aangeven dat dit geenszins een agressief gebaar is. We willen enkel dat de minister‑president ons, zo kalm mogelijk, in navolging van zijn ambtgenoten, voor een aandachtig publiek komt uitleggen hoe de Vlaamse regering de betrekkingen tussen de gemeenschappen ziet. Het lijkt me moeilijk om het debat aan te vatten zonder dat we het standpunt hebben gehoord van de vertegenwoordiger van de – wat het bevolkingsaantal betreft – belangrijkste gemeenschap van dit land. U moet hierop aandringen, mevrouw de voorzitster. Dat is ook een kwestie van respect voor het voorzitterschap van de Senaat.

M. Philippe Mahoux (PS). – Vous aurez au moins la certitude que votre courrier est bien arrivé au destinataire, ce qui me paraît extrêmement important.

Plus sérieusement, l’usage veut que l’on réponde au courrier que l’on reçoit.

Nous venons d’entendre le ministre‑président de la Communauté germanophone, de la même manière que nous avions entendu le ministre‑président de la Fédération Wallonie‑Bruxelles et le ministre‑président de la Région wallonne. Nous aimerions à présent recevoir le ministre‑président de la Communauté flamande. Vous pourriez peut‑être, Madame la Présidente, lui expliquer dans un courrier qu’il n’y a de notre part aucune agressivité. Nous aimerions simplement que le ministre‑président vienne nous expliquer, aussi calmement que possible, comment le gouvernement flamand envisage les rapports entre les communautés, comme l’ont fait ses collègues, en présence d’un auditoire attentif. Il me paraît en effet difficile d’entamer le débat sans avoir entendu le point de vue du représentant de la Communauté la plus importante, en nombre, du pays. Je plaide, Madame la Présidente, pour que vous insistiez à ce sujet. C’est aussi une question de respect dû à la présidence du Sénat.

De voorzitster. – Ik zal aandringen. Ik zal uitleggen dat de Senaat geen leeuwenkuil is en dat de minister‑president zeer beleefd wordt uitgenodigd. Ik weet niet of het respect voor het voorzitterschap van de Senaat als argument veel indruk zal maken. Om een transversaal beeld te hebben is het wel belangrijk dat we de minister‑president van de grootste gemeenschap van ons land kunnen horen. Zo niet, zullen we de indruk hebben dat een schakel ontbreekt.

Ik stel voor dit punt op de agenda van het Bureau te zetten, zodat we kunnen beslissen of er een debat komt.

Mme la présidente. – Je vais donc insister. J’expliquerai que le Sénat n’est pas une fosse aux lions et que le ministre‑président est invité en toute courtoisie. Je ne sais pas si l’argument du respect dû à la présidence du Sénat aura une influence, mais je pense que pour avoir une vision transversale, il est important que nous puissions entendre le ministre‑président de la Communauté la plus importante, en nombre, de notre pays. À défaut, nous aurons l’impression qu’un chaînon est manquant.

Je propose de remettre le point à l’ordre du jour du Bureau pour décider de tenir ou non un débat.

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen (Stuk 6‑190)

Projet de loi modifiant la loi du 4 juillet 1989 relative à la limitation et au contrôle des dépenses électorales engagées pour l’élection de la Chambre des représentants, ainsi qu’au financement et à la comptabilité ouverte des partis politiques (Doc. 6‑190)

Algemene bespreking

Discussion générale

Mevrouw Annick De Ridder (N‑VA), corapporteur. – Gelet op de unanieme goedkeuring van het wetsontwerp in de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden van de Senaat en de unanieme goedkeuring in de Kamer verwijs ik naar het schriftelijk verslag dat iedereen op zijn bank heeft kunnen vinden.

Mme Annick De Ridder (N‑VA), corapporteuse. – Vu l’adoption unanime du projet de loi, tant par la Chambre que par la commission sénatoriale des Affaires institutionnelles, je réfère au rapport écrit que chacun a pu trouver sur son banc.

De heer Bert Anciaux (sp.a), corapporteur. – Zoals collega De Ridder reeds zei, is dit wetsontwerp unaniem in de commissie goedgekeurd. Ik ga ervan uit dat de meeste fracties het straks ook zullen goedkeuren. Ik wil toch heel even mijn ongenoegen uiten over het feit dat er niet echt gepoogd is om de controlecommissie tijdig samen te stellen, met als gevolg dat het wetsontwerp, of het oorspronkelijke wetsvoorstel in de Kamer, nu ook in de Senaat wordt besproken.

Het is ook een gemiste kans, zoals collega de Bethune al zei in de commissie, dat er niet naar een antwoord is gezocht op de opmerkingen, onder meer van de Raad van Europa nog pas enkele weken geleden, in verband met de financiering van de politieke partijen in ons land. Ik hoop dat we dat nog zullen kunnen doen. Ik verwijs ook naar de terechte uiteenzetting van de minister van Justitie, die vroeg om die aanbevelingen en opmerkingen ernstig te nemen.

Vice‑eersteminister Jambon zei dat niets ons belet om met minister Geens afspraken te maken en in de Senaat voorstellen in te dienen. We willen dat overwegen, maar het zou goed zijn mochten we die aanbevelingen toch ernstig nemen en we die gemiste kans in de toekomst nog kunnen rechtzetten.

M. Bert Anciaux (sp.a), corapporteur. – Comme vient de le dire notre collègue De Ridder, ce projet de loi a été unanimement approuvé en commission. Je présume que, tout à l’heure, la plupart des groupes l’appuieront. Je voudrais quand même exprimer brièvement mon mécontentement, car on ne s’est pas véritablement efforcé de constituer à temps la commission de contrôle, avec pour effet que ce projet de loi, initialement proposition déposée à la Chambre, est aussi discuté par le Sénat.

En commission déjà, notre collègue de Bethune avait parlé d’une occasion manquée : on n’a pas cherché à répondre aux questions, entre autres celles du Conseil de l’Europe voici à peine quelques semaines, sur le financement des partis politiques dans notre pays. J’espère que nous le ferons. Je réfère aussi à l’exposé pertinent du ministre de la Justice, qui a demandé que ces recommandations et remarques soient prises au sérieux.

Le vice‑premier ministre Jambon a dit que rien ne nous empêche de nous mettre d’accord avec le ministre Geens et de déposer des propositions au Sénat. Nous l’envisageons, mais nous devrions rattraper cette occasion manquée et examiner sérieusement ces recommandations.

Mevrouw Annick De Ridder (N‑VA), corapporteur. – Volledigheidshalve wil ik benadrukken dat ook vice‑eersteminister Jambon in de commissie heeft gesteld dat hij de vertraging betreurt. Hij heeft er echter op gewezen dat de partijen het wel eens zijn over het controlesysteem en over de installatie van de controlecommissie, en dat het raadzaam is om deze kwestie pragmatisch te benaderen. Het ontwerp gaat niet over de inhoud van de controle, maar het wil het probleem van de laattijdige installatie verhelpen. Het belangrijkste is dat we dat probleem verhelpen en dat er een oplossing komt. Ik denk dat we het over de grond van de zaak met zijn allen eens waren. Dat heeft dan ook geleid tot de unanieme goedkeuring in de commissie.

Mme Annick De Ridder (N‑VA), corapporteuse. – Pour être complète, je voudrais souligner que le vice‑premier ministre Jambon a également déclaré en commission qu’il déplorait le retard. Il a cependant indiqué que les partis sont d’accord sur le système de contrôle et sur l’installation de la commission, et qu’une approche pragmatique de la question est indiquée. Le projet ne porte pas sur le contrôle en tant que tel, mais vise à pallier le problème de l’installation tardive. Le principal est de résoudre le problème. Je pense que nous étions tous d’accord quant au fond du problème, ce qui a d’ailleurs conduit à l’approbation unanime de la commission.

Mevrouw Sabine de Bethune (CD&V). – Ik heb in de commissie inderdaad mijn bezorgdheid geuit over dit ontwerp. Onze fractie zal deze tekst goedkeuren. We zijn het eens over de voorliggende tekst. Het valt evenwel te betreuren dat niet tijdig werd ingegrepen om te voldoen aan de eisen die men zichzelf gesteld had. Het getuigt van goed bestuur als politieke partijen even zorgvuldig en even streng zijn voor zichzelf als ze zijn voor de burgers. In die zin valt de laattijdigheid van de wet te betreuren.

Mme Sabine de Bethune (CD&V). – En effet, j’ai fait part à la commission des inquiétudes que me cause ce projet. Notre groupe approuvera le texte, qui recueille un consensus. Il est toutefois regrettable qu’on n’ait pas agi en temps utile pour satisfaire aux exigences qu’on s’était fixées. Des partis politiques aussi scrupuleux et aussi sévères pour eux‑mêmes que pour les citoyens sont un signe de bonne gestion. Nous déplorons donc le retard pris par cette loi.

De heer Rik Daems (Open Vld). – Zoals de heer Anciaux zei, heeft de Raad van Europa ter zake aanbevelingen gedaan.

Deze week is er een zitting van de Raad van Europa; als senator moeten wij vandaag hier echter aanwezig zijn en kunnen we dus de vergadering van de Raad niet bijwonen. Dat is een opmerking voor de agendazetting in de toekomst.

De afgelopen dagen voerden we gesprekken met de collega’s over de vraag hoe we belangrijke, breed gedragen aanbevelingen die ons allen aanbelangen, naar de Senaat en in voorkomend geval naar de deelstaatparlementen kunnen brengen en hoe we de impact van de Raad van Europa op de werking van onze assemblee kunnen vergroten.

Met uw goedkeuren wil ik als Belgisch delegatieleider in de Raad van Europa daarover een gesprek aangaan op een van de volgende vergaderingen van het Bureau.

M. Rik Daems (Open Vld). – Comme l’a rappelé notre collègue Anciaux, le Conseil de l’Europe a émis des recommandations en la matière.

Le Conseil de l’Europe se réunit cette semaine, mais nous ne pouvons y siéger aujourd’hui puisque nous devons assister à la séance du Sénat. Voilà une remarque quant à l’harmonisation future des agendas.

Ces derniers jours, nous avons débattu entre collègues de la communication au Sénat – et le cas échéant aux parlements de Communauté et de Région – de recommandations importantes et largement partagées, et du renforcement de l’influence du Conseil de l’Europe sur notre assemblée.

Si vous le voulez bien, je peux, en ma qualité de chef de la délégation belge au Conseil de l’Europe, entamer des pourparlers à ce sujet lors d’une prochaine réunion du Bureau.

De heer Theo Francken, staatssecretaris voor Asiel en Migratie, belast met Administratieve Vereenvoudiging. – Ik vervang de heer Jambon, die in de Ministerraad zit. Ik heb begrepen dat het ontwerp unaniem is goedgekeurd en dat er dus inhoudelijk geen probleem is. Ik heb de opmerkingen van de fracties over de laattijdigheid gehoord. De vraag is hoe de vork in de steel zit. Wie kon er vroeger begonnen zijn: deze regering of de vorige? Ik zal de opmerkingen zeker meedelen aan collega Jambon.

M. Theo Francken, secrétaire d’État à l’Asile et la Migration, chargé de la Simplification administrative. – Je remplace M. Jambon, retenu par le Conseil des ministres. Je retiens que le projet a été adopté à l’unanimité et qu’aucun problème de fond ne se pose donc. J’ai entendu les remarques des groupes quant au caractère tardif du projet. La question demeure de savoir qui aurait pu s’y prendre plus tôt : le présent gouvernement ou le précédent. Je transmettrai les remarques à mon collègue Jambon.

De heer Philippe Mahoux (PS). – Ik wijs erop dat dit de eerste keer is dat we over een volledig bicameraal ontwerp stemmen.

M. Philippe Mahoux (PS). – Je tiens à souligner que nous avons pour la première fois le bonheur de voter sur une compétence bicamérale à part entière.

De voorzitster. – De heer Mahoux neemt me de woorden uit de mond, maar ik ben net zo verheugd als hij. Dit is een gedenkwaardige dag, want we moeten voor de eerste maal stemmen over een bicamerale tekst. Ik herinner er dan ook aan dat de Senaat nog altijd federale bicamerale bevoegdheden heeft. Dat is een belangrijk element voor andere debatten die op het eerste gezicht onbeduidender lijken.

Mme la présidente. – Vous me brûlez la politesse mais je partage ce bonheur avec vous. Ce jour est à marquer d’une pierre blanche puisque c’est le premier texte bicaméral que nous avons à nous mettre sous la dent si je puis dire. Et donc, je rappelle que le Sénat a toujours des compétences bicamérales fédérales. Cet élément aura son importance dans le cadre d’autres débats qui peuvent paraître plus anodins.

  De algemene bespreking is gesloten.

  La discussion générale est close.

Artikelsgewijze bespreking

Discussion des articles

(De tekst aangenomen door de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden is dezelfde als de tekst van het door de Kamer van volksvertegenwoordigers overgezonden ontwerp. Zie stuk Kamer 54‑949/5.)

(Le texte adopté par la commission des Affaires institutionnelles est identique au texte du projet transmis par la Chambre des représentants. Voir le document Chambre 54‑949/5.)

  De artikelen 1 tot 7 worden zonder opmerking aangenomen.

  De stemming over het wetsontwerp in zijn geheel heeft later plaats.

  Les articles 1er à 7 sont adoptés sans observation.

  Il sera procédé ultérieurement au vote sur l’ensemble du projet de loi.

Verzoek tot het opstellen van een informatieverslag betreffende de noodzakelijke samenwerking tussen de federale culturele en wetenschappelijke instellingen en de Gemeenschappen (en Brussels Hoofdstedelijk Gewest) en de toekomst van het cultureel beleid in dit land (van de heer Bert Anciaux, de dames Ingrid Lieten, Katia Segers en Güler Turan, de heer Bart Van Malderen, de dames Véronique Jamoulle en Anne Lambelin, de heer Philippe Mahoux, mevrouw Christie Morreale, de heer Patrick Prévot, de dames Christiane Vienne, Olga Zrihen en Petra De Sutter, de heer Philippe Henry, de dames Elisabeth Meuleman, Hélène Ryckmans en Cécile Thibaut, de heren Wouter Van Besien, Christophe Bastin en Bertin Mampaka Mankamba en mevrouw Véronique Waroux; Stuk 6‑109)

Demande d’établissement d’un rapport d’information concernant la nécessaire collaboration entre, d’une part, les institutions culturelles et scientifiques fédérales et, d’autre part, les Communautés (et la Région de Bruxelles‑Capitale) et concernant l’avenir de la politique culturelle dans notre pays (de M. Bert Anciaux, Mmes Ingrid Lieten, Katia Segers et Güler Turan, M. Bart Van Malderen, Mmes Véronique Jamoulle et Anne Lambelin, M. Philippe Mahoux, Mme Christie Morreale, M. Patrick Prévot, Mmes Christiane Vienne, Olga Zrihen et Petra De Sutter, M. Philippe Henry, Mmes Elisabeth Meuleman, Hélène Ryckmans et Cécile Thibaut, MM. Wouter Van Besien, Christophe Bastin et Bertin Mampaka Mankamba et Mme Véronique Waroux ; Doc. 6‑109)

Bespreking

Discussion

De heer Bert Anciaux (sp.a). – Ik vraag om dit punt uit te stellen naar een volgende vergadering.

M. Bert Anciaux (sp.a). – Je demande le report de ce point.

  De bespreking van het verzoek tot het opstellen van een informatieverslag wordt uitgesteld.

  La discussion de la demande d’établissement d’un rapport d’information est reportée.

Verzoek tot het opstellen van een informatieverslag over de impact van het milieubeleid op de volksgezondheid, in het bijzonder met betrekking tot het gebruik van toxische producten of producten die toxisch worden beschouwd in het licht van de Europese normatieve teksten en de omzetting ervan in Belgisch recht, met name in het preventiebeleid (van de heer Philippe Mahoux, de dames Nadia El Yousfi, Latifa Gahouchi, Véronique Jamoulle, Anne Lambelin en Christie Morreale, de heer Patrick Prévot, de dames Christiane Vienne, Olga Zrihen, Ingrid Lieten, Katia Segers en Güler Turan, de heren Bart Van Malderen, Christophe Bastin en Bertin Mampaka Mankamba, mevrouw Véronique Waroux, de heer Bert Anciaux, mevrouw Petra De Sutter, de heer Philippe Henry, de dames Elisabeth Meuleman, Hélène Ryckmans en Cécile Thibaut en de heer Wouter Van Besien; Stuk 6‑117)

Demande d’établissement d’un rapport d’information sur l’impact sur la santé publique des politiques environnementales, particulièrement en ce qui concerne l’utilisation de produits toxiques ou considérés comme toxiques au regard des textes normatifs européens et de leur traduction en droit belge, notamment dans les politiques de prévention (de M. Philippe Mahoux, Mmes Nadia El Yousfi, Latifa Gahouchi, Véronique Jamoulle, Anne Lambelin et Christie Morreale, M. Patrick Prévot, Mmes Christiane Vienne, Olga Zrihen, Ingrid Lieten, Katia Segers et Güler Turan, MM. Bart Van Malderen, Christophe Bastin et Bertin Mampaka Mankamba, Mme Véronique Waroux, M. Bert Anciaux, Mme Petra De Sutter, M. Philippe Henry, Mmes Elisabeth Meuleman, Hélène Ryckmans et Cécile Thibaut et M. Wouter Van Besien ; Doc. 6‑117)

Bespreking

Discussion

De heer Philippe Mahoux (PS). – Dit gaat over volksgezondheid en de veiligheid van werknemers, wat me van groot belang lijkt in het kader van het gezondheidsbeleid en het milieubeleid. Wat de bevoegdheidsverdeling betreft zijn er dus raakpunten met alle Gemeenschappen en Gewesten en de federale staat.

Ik moet wel vaststellen dat bij de stemming voorrang zal worden gegeven aan punt C. Ik moet me daarbij neerleggen, want ik zou niet graag hebben dat de tegenstemmen het zouden halen op het gebied van de gezondheidsproblematiek. Als we onze collega’s van de meerderheid er alsnog van kunnen overtuigen dat de veiligheid op het werk, de arbeidsomstandigheden, het milieu en de volksgezondheid zulke belangrijke materies zijn dat het wenselijk is dat onze assemblee zich daarover buigt, vraag ik uiteraard gewoon dit punt op de agenda van een volgende vergadering te plaatsen. Als dat niet het geval is, dan denk ik dat het geen zin zal hebben.

De heer Anciaux heeft spontaan gevraagd om zijn voorstel uit te stellen. Dat vraag ik dus ook, noodgedwongen.

M. Philippe Mahoux (PS). – Le sujet touche à la santé publique et à la sécurité des travailleurs, ce qui me paraît extrêmement important dans le cadre d’une politique de santé publique et d’une politique environnementale. Par ailleurs, il touche par définition l’ensemble des Communautés et Régions et l’État fédéral en termes de répartition des compétences.

Je dois bien constater que si nous soumettons cela au vote, il est évident qu’on donnera la priorité au point C. Je ne peux que m’incliner car je ne voudrais pas qu’il y ait un vote négatif concernant les problématiques de santé. Bien entendu, si nous parvenons à convaincre nos collègues de la majorité que la sécurité au travail, les conditions de travail, l’environnement et la santé publique sont des problèmes importants qui nécessitent un travail dans notre assemblée, je demanderai simplement de remettre le point à l’ordre du jour d’une prochaine séance. Si ce n’est pas le cas, je pense que cela sera inutile.

M. Anciaux a demandé spontanément le report de sa proposition. Je demande moi aussi ce report, contraint et forcé.

De voorzitster. – Ik ga ervan uit dat dit punt nu wordt uitgesteld zodat het nog verder kan rijpen.

Mme la présidente. – Je dois donc considérer que ce point est reporté jusqu’à prochaine maturation.

De heer Steven Vanackere (CD&V). – Ik moedig collega Mahoux aan om te beseffen dat niet alleen het belang van een onderwerp een criterium kan zijn om te beginnen aan een informatieverslag, maar ook de capaciteit om voor een tekst handtekeningen te vinden van zoveel mogelijk senatoren. Het zal collega Mahoux opvallen dat het derde verzoek tot opstellen van een informatieverslag dat vandaag op de agenda staat, de handtekeningen bevat van senatoren van bijna alle fracties.

Ik zet me uitdrukkelijk af tegen het idee dat wanneer een bepaald onderwerp wordt uitgesteld, dat te maken heeft met het geringe belang dat aan dat onderwerp wordt gehecht. Binnen onze fractie zijn een aantal collega’s bijzonder begaan met de problematiek van de toxische stoffen. Wij dringen er vandaag op aan dat we de tijd nemen om een tekst uit te werken waaronder nagenoeg alle senatoren hun handtekening kunnen zetten. Dat mag echter geenszins worden geïnterpreteerd als een signaal dat de Senaat het onderwerp niet belangrijk vindt.

Dat wou ik even rechtzetten omdat de heer Mahoux de zaak relatief polemisch formuleert. We moeten in de Senaat zoeken naar afspraken rond informatieverslagen waarbij we zo veel mogelijk garanderen dat nagenoeg alle fracties akkoord gaan om rond een bepaald thema te werken. Ik hoop dat wij goed werk kunnen leveren rond leefmilieu en volksgezondheid. Daarin kunnen wij slagen op voorwaarde dat we goed overleggen met de andere fracties.

M. Steven Vanackere (CD&V). – J’encourage M. Mahoux à prendre conscience que l’intérêt d’un sujet n’est pas le seul critère possible pour l’établissement d’un rapport d’information mais aussi la capacité de rallier le plus grand nombre de sénateurs possible autour d’un texte. M. Mahoux aura remarqué que la troisième demande d’établissement d’un rapport d’information figurant à l’ordre du jour est cosignée par des sénateurs de presque tous les groupes.

Je m’insurge expressément contre l’idée que, lorsqu’un certain sujet est reporté, c’est dû au peu d’intérêt qui lui est accordé. Au sein de notre groupe, plusieurs collègues sont particulièrement touchés par la problématique des substances toxiques. Nous insistons aujourd’hui pour que nous prenions le temps d’élaborer un texte au bas duquel presque tous les sénateurs seront prêts à apposer leur signature. Cela ne peut toutefois nullement être interprété comme un signe que le Sénat ne trouve pas le sujet important.

Je voulais le rectifier parce que M. Mahoux donne un ton relativement polémique à cette affaire. Au Sénat, nous devons nous mettre d’accord sur des rapports d’information, en garantissant autant que possible que presque tous les groupes sont prêts à travailler sur un certain thème. J’espère que nous pouvons fournir du bon travail au sujet de l’environnement et de la santé publique. Nous pouvons y parvenir si nous nous concertons bien avec les autres groupes.

De heer Philippe Henry (Ecolo). – Na de opmerkingen van de heer Vanackere over de keuze van de onderwerpen wil ik toch ook aangeven dat ik verbaasd ben over de gevolgde procedure. Ik vind die onvoldoende transparant. Een meerderheid lijkt gewonnen te zijn voor het informatieverslag dat het voorwerp uitmaakt van het volgende agendapunt, maar daarover werd geen akkoord bereikt, noch in de commissie, noch in het Bureau. Wat nu precies de juiste stappen zijn – de indiening van de tekst, het verzamelen van vijftien handtekeningen, de voorstelling aan het Bureau, de bespreking in de commissie en de stemming in de plenaire vergadering – voor de regeling van onze werkzaamheden, is niet zo duidelijk.

De Ecolo‑fractie wil een verzoek tot het opstellen van een informatieverslag over het klimaat indienen. Als we de boot niet willen missen is dit, gelet op de recente onderhandelingen in Parijs, nogal dringend.

Overheerst hier de meerderheidslogica of wordt alles beslist in de wandelgangen? Dat is me niet duidelijk.

Als we constructief werk willen verrichten in de Senaat, waar alle fracties zich bij betrokken voelen, dan moet zorgvuldig nagedacht worden over hoe dat georganiseerd wordt.

M. Philippe Henry (Ecolo). – Je profite de l’intervention de M. Vanackere à propos du choix des sujets pour exprimer ma surprise quant à la procédure suivie. Je constate un certain manque de transparence. Une majorité semble se dégager en faveur du rapport qui fait l’objet du point suivant mais aucun accord n’est intervenu, ni dans la commission concernée ni au Bureau. Il est difficile de s’y retrouver dans les différentes étapes suivies – le dépôt du texte, la récolte des quinze signatures, la présentation au Bureau, la discussion en commission et le vote en plénière – pour déterminer l’ordre de nos travaux.

Le groupe Ecolo souhaite déposer une demande d’établissement d’un rapport d’information concernant le climat. Le sujet nous semble urgent, eu égard aux négociations qui viennent de se dérouler à Paris. Nous risquons de manquer le coche.

Est‑ce la logique de majorité ou une logique de couloir qui prédomine ? Les choses ne sont pas claires.

Si l’on veut que le Sénat mène un travail constructif et que tous les groupes s’y sentent associés, il faut vraiment réfléchir à la manière d’organiser nos travaux.

De voorzitster. – In dit geval zijn twee teksten van toepassing, mijnheer Henry: de Grondwet en het reglement van de Senaat. Als u deze twee instrumenten raadpleegt, zult u beslist de procedure begrijpen, die dus de lege lata is vastgesteld. Er kan altijd een voorstel tot wijziging van het reglement worden ingediend als daarvoor een meerderheid gevonden wordt.

U stelt een gebrek aan transparantie vast. De diensten van de Senaat passen de teksten nochtans nauwgezet toe. Uw fractie heeft overigens deelgenomen aan de werkzaamheden met betrekking tot de zesde staatshervorming en de hervorming van de Senaat.

Het is volkomen normaal dat er een meerderheid gevonden wordt voor bepaalde verzoeken. Die regel heeft altijd al bestaan. Alle fracties, ook die van de oppositie, kunnen akkoorden sluiten opdat in de plenaire vergadering een consensus zou worden bereikt over een verzoek tot het opstellen van een informatieverslag, zoals het geval was voor het informatieverslag over armoede. Er is geen sprake van politieke meerderheden, maar van een gezonde parlementaire procedure. Die handelwijze is helemaal niet ondoorzichtig.

Mme la présidente. – Deux textes sont applicables en l’occurrence, Monsieur Henry : la Constitution et le règlement du Sénat. Une fois muni de ces deux outils, vous comprendrez certainement la procédure, qui est donc déterminée de lege lata. Une proposition de modification du règlement peut toujours être introduite si une majorité se dégage en ce sens.

Vous constatez un manque de transparence. Pourtant, les services du Sénat appliquent scrupuleusement les textes. Votre groupe a d’ailleurs participé aux travaux relatifs à la sixième réforme de l’État et à la modification du Sénat.

Il est tout à fait normal qu’une majorité se dégage pour certaines demandes. Cette règle est vieille comme le monde. L’ensemble des groupes, y compris ceux de l’opposition, peuvent conclure des accords pour qu’une demande d’établissement d’un rapport d’information fasse l’objet d’un consensus en séance plénière, comme cela s’est d’ailleurs fait concernant le rapport relatif à la pauvreté. Il n’est pas question de majorités de couloir mais d’une saine procédure parlementaire. Cette manière d’agir n’a rien d’opaque.

De heer Jean‑Paul Wahl (MR). – Mevrouw de voorzitster, ik ben het met u eens.

Ik wil de heer Henry erop wijzen dat al deze aspecten werden overlopen in het Bureau van de Senaat, ook de mogelijkheid om verschillende verslagen op te stellen. Alle nodige contacten werden gelegd.

Sommige van de verslagen waarvoor tot nu toe werd geopteerd, en waarover een ruime consensus werd gevonden, kwamen er door toedoen van fracties buiten de federale meerderheid. Om een dergelijke brede consensus te bereiken, moet iedereen wel bereid zijn tot inschikkelijkheid. Onze fractie heeft al meermaals aanvaard om wat water in de wijn te doen.

Bovendien is er naast onze bezigheden in de Gewest- en Gemeenschapsparlementen nog weinig manoeuvreerruimte. We zouden nog wel tien onderwerpen aan de lijst kunnen toevoegen maar we zouden de tijd niet hebben om ze te behandelen.

Het gaat er niet om dat er geen wil is om de instelling haar rol te laten spelen, maar de materiële mogelijkheden zijn beperkt. We moeten de onderwerpen achtereenvolgens aan bod laten komen; ik denk dat iedereen dit begrijpt.

Concreet komt er tijd vrij in de commissie voor de Transversale Aangelegenheden ‑Gewestbevoegdheden. Ze zou zich onverwijld kunnen buigen over een nieuw verslag, maar niet over drie verslagen tegelijk, evenmin als de andere commissies, trouwens.

M. Jean‑Paul Wahl (MR). – Je partage vos propos, Madame la Présidente.

Je voudrais attirer l’attention de M. Henry sur le fait que tous ces aspects ont été évoqués au sein du Bureau du Sénat, y compris la possibilité d’établir divers rapports que nous avons évoqués aujourd’hui. Tous les contacts utiles ont été pris.

Les rapports retenus jusqu’à présent et qui ont fait l’objet d’un large consensus trouvent, pour certains, leur origine dans les groupes extérieurs à la majorité fédérale. Le vaste consensus recueilli suppose évidemment que les uns et les autres aient été capables d’accommodements. Ainsi, ma formation a accepté à plusieurs reprises de mettre de l’eau dans son vin.

Je souligne en outre que nos emplois du temps respectifs au sein des parlements régionaux et communautaires nous laissent peu de latitude. Nous pourrions ajouter dix sujets mais nous n’aurions pas le temps de les traiter.

La volonté de faire fonctionner l’institution n’est nullement en cause mais bien les capacités matérielles. Nous devons donc aborder les thèmes successivement ; tous l’ont compris, me semble‑t‑il.

Concrètement, la commission des Matières transversales – Compétences régionales va retrouver du temps disponible. Elle pourrait sans tarder se saisir d’un nouveau rapport mais elle ne pourrait en prendre trois, pas plus que les autres commissions, d’ailleurs.

De heer Hermes Sanctorum (Groen). – Het is mijn eerste vergadering in de Senaat. Ik begrijp de dynamiek van deze assemblee en het is een heel goede zaak dat naar een consensus wordt gestreefd. Ik vind het voorstel van CD&V om mobiliteit als thema interregionaal te behandelen, zeer positief.

Als nieuwkomer in deze assemblee ben ik echter enigszins verbaasd dat over het thema klimaat in de Senaat nog geen consensus bestaat. Ik veronderstel dat iedereen toch weet dat eind dit jaar een van de belangrijkste internationale conferenties van de afgelopen decennia zal plaatsvinden. België speelt hierin een belangrijke rol.

Naast het debat op internationaal niveau vindt ook een belangrijk interregionaal debat plaats over de verdeling van de klimaatinspanningen. We zijn vandaag bijna halfweg 2015 en we zijn al meer dan vijf jaar aan het discussiëren over de verdeling van de klimaatinspanningen die vanuit Europa worden opgelegd en van de klimaatmiddelen om het klimaatbeleid te voeren. Ondertussen staat meer dan 200 miljoen euro geblokkeerd op een rekening van de Nationale Bank. Dat geld brengt ook geen interesten op. We kunnen met dat bedrag niets doen omdat binnen België, en voornamelijk tussen de gewesten, geen akkoord mogelijk blijkt.

Ondanks het feit dat wij de behandeling van de interregionale mobiliteit steunen, hoop ik dat het eerstvolgende thema ‘klimaat’ zal zijn. Ik richt mij hierbij dan ook tot de voorzitter van de commissie voor de Transversale Aangelegenheden – Gewestbevoegdheden, de heer Steven Vanackere. Ik zie geen enkele objectieve reden om hierover geen consensus te vinden binnen deze assemblee.

M. Hermes Sanctorum (Groen). – C’est ma première séance comme membre du Sénat. Je comprends la dynamique de cette assemblée et c’est une bonne chose que d’y rechercher le consensus. Je trouve que la proposition du CD&V de se pencher sur la mobilité en tant que thème interrégional est une proposition très positive.

Comme nouveau sénateur, je suis toutefois quelque peu étonné que le thème du climat ne fasse pas consensus dans cette assemblée. Je présume que chacun est tout de même au courant qu’à la fin de cette année se tiendra l’une des conférences internationales les plus importantes de la décennie. La Belgique joue un rôle important dans ce domaine.

À côté du débat international, un important débat interrégional a lieu sur la répartition des efforts à faire pour éviter le réchauffement climatique. Nous sommes à peu près à la mi‑2015 et cela fait déjà plus de cinq ans que nous discutons de cette répartition des efforts imposés par l’Europe et des moyens à dégager pour mener une politique climatique. Entre- temps, plus de deux cents millions d’euros restent bloqués sur un compte à la Banque nationale. Cet argent ne produit pas d’intérêt. Nous ne pouvons rien faire de cet argent parce qu’au sein de la Belgique, et principalement entre les Régions, aucun accord ne semble possible.

Bien que nous soutenions l’étude relative à la mobilité interrégionale, je souhaite que le prochain thème traité soit le climat. Je m’adresse également au président de la commission des Matières transversales – Compétences régionales, M. Steven Vanackere : je ne vois aucune raison objective qui empêcherait de trouver un consensus à ce sujet dans cette assemblée.

De heer Philippe Mahoux (PS). – Als reactie op de uitspraken van onze collega van Ecolo wens ik te benadrukken dat de hele wereld zich zal bezighouden met de Conferentie van Parijs, en dat onze Senaat dat dus ook moet doen. Ik stel vast dat er tegenstand is om die bespreking te voeren in het kader van een verslag, in tegenstelling tot een pseudoconsensus waarover men spreekt.

We hebben helemaal geen probleem om buiten de meerderheid een derde van de Franstaligen te vinden die voorstander zijn van een voorstel met betrekking tot een verslag over het klimaat in het kader van de voorbereiding van de Conferentie van Parijs. In onze assemblee is evenwel een absolute meerderheid van de stemmen vereist, wat dus een instemming impliceert over de taalgroepen heen. Daarom moeten onze Nederlandstalige collega’s beslissen dat die problematiek een prioriteit vormt, die zeer duidelijk transversaal is.

Ik heb overigens samen met onze fractie het voorstel voor het opstellen van een verslag over mobiliteit ondertekend. Het is een bijzonder belangrijk onderwerp. Ik veronderstel dat Groen en Ecolo het er vrijwel eens mee zullen zijn dat ook de mobiliteitsproblematiek cruciaal is. Wie van buiten de hoofdstad naar Brussel komt, wordt dagelijks geconfronteerd met die problematiek.

Mevrouw de voorzitster, het is heel belangrijk dat we stemverklaringen afleggen, aangezien er een meerderheid en een oppositie is, en overeenkomstig de Grondwet en het reglement van de Senaat, de stemming bepaalt welk van de thema’s prioriteit krijgt.

M. Philippe Mahoux (PS). – En réaction aux propos de notre collègue écolo, je tiens à souligner que le monde entier va s’occuper de la Conférence de Paris et donc que le Sénat doit en faire autant. Je constate qu’à cet égard, il y a une opposition à en discuter dans le cadre d’un rapport contrairement à un pseudo‑consensus dont on parle.

Nous n’avons aucune difficulté à trouver hors majorité un tiers de francophones adhérant une proposition relative à un rapport sur le climat dans le cadre de la préparation de la Conférence de Paris. Mais au sein de notre assemblée, une majorité absolue des votants est toutefois requise et elle implique donc une adhésion au‑delà des groupes linguistiques. À cette fin, nos collègues néerlandophones doivent décider que cette problématique constitue une priorité dont le caractère transversal est tout à fait évident.

Par ailleurs j’ai cosigné avec mon groupe la proposition visant à établir un rapport sur la mobilité. Elle est extrêmement importante. Je présume que Groen et Ecolo seront assez d’accord pour considérer que la problématique de la mobilité est elle aussi primordiale. Les trajets que nous, provinciaux, effectuons pour venir à Bruxelles nous confrontent quotidiennement à cette problématique de la mobilité.

Il est essentiel, Madame la Présidente, de faire des déclarations de vote puisqu’il y a une majorité et une opposition et que, conformément à la Constitution et au règlement du Sénat, c’est le vote qui déterminera la priorité à donner à un thème ou à l’autre.

Mevrouw Ingrid Lieten (sp.a). – Net als de vorige twee sprekers steunen ook wij het voorstel om een informatieverslag op te stellen over het openbaar vervoer. De manier waarop dat verder uitgebouwd zal worden, zal ook een belangrijke bijdrage zijn aan de klimaatdoelstellingen.

We moeten dringend de impasse doorbreken waarin onze verschillende overheden zitten met betrekking tot de uitvoering van akkoorden die al langer geleden gesloten zijn om de nodige middelen vrij te maken om uiteindelijk preventieve en curatieve maatregelen te nemen die de toestand van ons klimaat moeten verbeteren.

Dat is veel dringender dan het opstellen van het informatieverslag over mobiliteit, waarvoor wij nog wat tijd hebben. Zoals in de tekst is aangegeven zal het volgende globale openbaar vervoerplan van de NMBS in 2017 verschijnen. Wij staan achter het informatieverslag, maar het gaat slecht met ons klimaat. De onderhandelingen tussen de verschillende overheden zijn geblokkeerd, hoewel ze allemaal weliswaar ambities en goede bedoelingen hebben. Als we die knopen niet ontwarren, zullen we ter plaatse blijven trappelen. We dragen een belangrijke verantwoordelijkheid.

Mme Ingrid Lieten (sp.a). – Tout comme les deux orateurs précédents, je soutiens la demande d’un rapport d’information sur le transport public. Nous devons d’urgence sortir de l’impasse dans laquelle se trouvent les différentes autorités par rapport à l’exécution des accords qui ont été conclus il y a déjà un certain temps, pour dégager les moyens nécessaires et prendre enfin les mesures préventives et curatives d’amélioration de la situation climatique.

C’est bien plus urgent que l’élaboration d’un rapport d’information sur la mobilité pour laquelle nous avons encore le temps. En effet selon le texte, le prochain plan de circulation publique global de la SNCB paraîtra en 2017. Nous soutenons la demande de ce rapport d’évaluation mais cela se présente mal pour le climat. Les négociations entre les différentes entités sont bloquées, bien que chacune ait des ambitions et de bonnes intentions. Si l’on ne dénoue pas ces nœuds, nous continuerons à faire du sur place. Une importante responsabilité repose sur nos épaules.

De heer Steven Vanackere (CD&V). – Ik ben bang dat de publieke opinie op een bepaald ogenblik op basis van onze besprekingen een volkomen verkeerd idee zou kunnen krijgen over onze manier van werken. Het volstaat werkelijk niet om in deze Senaat het woord “klimaat!” of “mobiliteit!” of welk ander woord te roepen, en vervolgens de collega’s te vragen om ermee in te stemmen dat het een belangrijk onderwerp is.

We hebben afgesproken dat we informatieverslagen maken op basis van een technisch instrument, namelijk een verzoek tot het opstellen van een informatieverslag. In dat document moeten op zijn minst de contouren worden aangegeven van wat de Senaat nuttig denkt te kunnen aanbrengen. Het is logisch dat zo’n tekst van één tot twee bladzijden veel overleg vergt, omdat verschillende fracties verschillende gevoeligheden, verschillende invalshoeken aan bod willen laten komen in een dergelijk document, dat weliswaar nog niet de conclusies van dat verslag bevat, maar minstens de plattegrond van onze werkzaamheden moet beschrijven.

Ik benadruk dat over de tekst die we waarschijnlijk straks zullen goedkeuren overleg werd gepleegd door de initiatiefneemster. Ze heeft met elk van de fracties gesproken en zich dus niet beperkt tot het indienen van een voorstel en de vraag om het mede te ondertekenen. Kunnen de indieners van de andere voorstellen zeggen dat ze evenveel uitnodigingen hebben gestuurd om te vergaderen, af te spreken, aan te passen of te amenderen, zodat we een tekst hebben waarover we het allen eens zijn? Ik ben het ermee eens dat men altijd de twee elementen tegelijk in ogenschouw kan nemen, namelijk het belang van een onderwerp voor een bepaalde fractie en het uiteindelijke resultaat. Ik denk dat niemand in deze assemblee beweert dat klimaat geen zeer belangrijk onderwerp is. Onze voltallige fractie vindt dit een belangrijk onderwerp. We zouden het echter op prijs stellen mochten ook wij de kans krijgen om onze gevoeligheden te laten opnemen in die introductienota, zoals dat ook geldt voor de andere onderwerpen. Wat dat betreft, zijn sommige voorstellen sneller opgeschoten dan andere.

Ik verzet me tegen het idee dat wie een bepaald onderwerp uitstelt, daarmee de indruk wekt dat men het niet belangrijk vindt. Dat is niet het geval, maar blijkbaar is de introductienota nog niet rijp. Het spijt mij dat sommigen zich daardoor beledigd voelen, maar ik heb het gevoel dat er soms nog wat werk is om alle collega’s ervan te overtuigen om hun handtekening te plaatsen. Dat heeft niets te maken met de vraag of een onderwerp belangrijk is, maar wel met het feit dat we nog niet goed weten wat we precies zullen aanvangen met ons informatieverslag. Vier, vijf of zes maanden later moeten we immers een product afleveren waarvan de rest van de wereld niet alleen zegt dat de Senaat ook beseft heeft dat iets belangrijk is, wat wel een grote verdienste is, maar dat hij erin geslaagd is binnen die termijn iets op papier te zetten dat een effectieve bijdrage levert, niet tot het aanklagen van iets, maar tot het vinden van oplossingen.

Ik zou alle collega’s die vandaag gefrustreerd zijn over het feit dat sommige zaken nog niet aan bod komen echt willen aanmoedigen om de contacten te vermenigvuldigen en zo snel als mogelijk de dingen aan te pakken die men al kan aanpakken. Jean‑Paul Wahl heeft gezegd dat we in de Senaat nooit achttien rapporten tegelijkertijd zullen behandelen. Ik stel dan ook voor dat we overgaan naar wat we wel al kunnen doen. Over het derde voorstel bestaat vandaag in deze assemblee nagenoeg een consensus.

M. Steven Vanackere (CD&V). – Je crains que nos discussions puissent, à un certain moment, induire l’opinion publique en erreur quant à notre fonctionnement. Il ne suffit pas d’évoquer le climat, la mobilité ou tout autre sujet puis de demander aux collègues de convenir qu’il s’agit d’un sujet important.

Nous sommes convenus d’établir ces rapports sur la base d’un instrument technique, à savoir une demande d’établissement d’un rapport d’information. Il faut donc à tout le moins préciser les contours de l’apport potentiel du Sénat. Cette demande nécessite en toute logique une concertation pour que le texte puisse refléter les sensibilités et les perspectives des différents groupes. Il ne livre, certes, pas encore les conclusions du rapport, mais expose à tout le moins le plan de nos travaux.

Je souligne que l’auteure s’est concertée avec ses collègues au sujet du texte que nous approuverons vraisemblablement tout à l’heure. Elle s’est entretenue avec chaque groupe et ne s’est donc pas limitée à déposer une proposition et à inviter ses collègues à cosigner celle‑ci. Les auteurs des autres propositions peuvent‑ils prétendre avoir pris autant d’initiatives pour élaborer un texte qui fasse l’objet d’un consensus global ?

Les deux éléments – l’intérêt que présente un sujet pour un groupe et le résultat final – peuvent, certes, être examinés simultanément. Personne dans cette assemblée ne considère le climat comme un sujet inintéressant. Notre groupe le trouve très important, mais souhaiterait que, comme pour les autres sujets, sa propre sensibilité apparaisse dans cette note introductive. Certaines propositions ont, à cet égard, évolué plus rapidement que d’autres.

Le report d’un sujet ne signifie pas que celui‑ci n’est pas jugé important. En l’occurrence, la note introductive n’est pas encore mûre. Je suis désolé que d’aucuns s’offensent de cette réaction, mais convaincre l’ensemble des collègues de cosigner un texte représente un travail considérable. Il s’agit ici non de la question de savoir si un sujet est ou non important, mais du contenu que nous voulons donner à notre rapport d’information.

Dans quelques mois, nous devrons en effet fournir un produit montrant non seulement que le sujet est important pour le Sénat, mais aussi que celui‑ci a réussi, dans ce délai, à apporter une réelle contribution permettant de dégager des solutions.

J’encourage tous les collègues qui se sentent, aujourd’hui, un peu frustrés à multiplier les contacts et à traiter aussi rapidement que possible les sujets qui peuvent déjà l’être. Comme l’a indiqué Jean‑Paul Wahl, le Sénat n’examinera jamais dix‑huit rapports à la fois. Je propose dès lors que nous traitions ce qui peut déjà l’être. Cette assemblée est proche d’un consensus concernant la troisième proposition.

De heer Philippe Henry (Ecolo). – Ik waardeer de heer Vanackere ten zeerste, maar niet wat hij daarnet zei. De onderwerpen die aan bod zijn gekomen, hebben tussen de politieke fracties geen aanleiding gegeven tot onderhandelingen over de inhoud van de teksten.

Er is geen bijzonder overleg geweest over het verslag betreffende het openbaar vervoer dat vandaag op de agenda staat, en dat een belangrijk thema is.

We missen evenwel de boot inzake het klimaatprobleem. Het probleem rond het verzoek tot het opstellen van een verslag over het klimaat gaat niet over de formulering. De tekst is zes maanden geleden ingediend. Sommige fracties hebben ons gesteund, maar de andere fracties hebben niet aangegeven in welke richting ze wensen te gaan. Helemaal niet. Hun enige argument is dat het hen stoort om over het klimaat te spreken omdat dit thema geblokkeerd is door onenigheid tussen de regeringen. Er is dus geen probleem met de tekst. Overigens zijn wij bereid de tekst te amenderen, maar doe ons dan voorstellen!

Mevrouw de voorzitster, de Senaat is geen studiebureau, maar een assemblee die de verkozenen van de verschillende assemblees van de deelstaten samenbrengt. Het is zeer belangrijk dat we in staat zijn de verschillende politieke vragen te horen en het debat over verschillende moeilijke onderwerpen op de agenda te zetten. We mogen ons daarbij niet beperken tot de kleinste gemene deler.

Als we de klimaatproblematiek niet behandelen, missen we de boot. Het thema is geblokkeerd, maar op internationaal niveau kan niemand de hoogdringendheid van het probleem nog negeren.

M. Philippe Henry (Ecolo). – J’apprécie beaucoup M. Vanackere mais non ce qu’il vient de dire. Les sujets qui ont été évoqués n’ont pas donné lieu à des tractations entre les groupes politiques sur le contenu des textes.

Il n’a pas eu de concertation spéciale sur le rapport sur les transports publics qui arrive aujourd’hui et dont le sujet est important.

Nous ratons toutefois le coche sur la question du climat. Le problème avec la demande de rapport sur le climat n’est pas une question de formulation. Le texte est déposé depuis six mois. Certains groupes nous ont soutenus, mais les autres groupes n’ont pas émis de souhait d’aller dans telle ou telle direction. Pas du tout. Leur seul argument : « Cela nous embête de parler du climat parce que la situation à ce sujet est bloquée par des dissensions entre les gouvernements ». Ce n’est donc pas un problème de texte, nous sommes du reste prêts à l’amender mais faites‑nous des propositions !

Le Sénat n’est pas, Madame la Présidente, un bureau d’études, le Sénat est une assemblée qui réunit des élus des différentes assemblées des entités fédérées. Il est très important que nous soyons capables d’entendre les différentes demandes politiques et de programmer la discussion sur des sujets difficiles en ne nous limitant pas au « plus petit commun dénominateur ».

En n’abordant pas la question du climat, nous ratons le coche. Il y a un blocage sur le sujet or, au niveau international, il y a une urgence que nul ne peut ignorer aujourd’hui.

De voorzitster. – Mijnheer Henry, de Senaat is geen studiebureau, noch een conferentiezaal. De Senaat is een politieke instelling. U kunt dus politieke stappen zetten en uw collega’s overtuigen, niet noodzakelijk van het belang van het onderwerp, waarvan we ons allen bewust zijn, maar van de wijze waarop het verzoek kan worden opgesteld.

U moet uw collega’s overtuigen zich aan te sluiten bij een goed verzoek tot het opstellen van een informatieverslag. U krijgt overigens mijn persoonlijke steun voor zover het verzoek geloofwaardig, relevant en goed opgesteld is.

Mme la présidente. – Monsieur Henry, le Sénat n’est pas un bureau d’études ni une salle de conférence. Le Sénat est une institution politique, il vous appartient donc d’avoir une démarche politique et de convaincre vos collègues non pas nécessairement de la pertinence du sujet, dont nous sommes tous conscients, mais sur la façon de rédiger la requête.

Il faut que vous convainquiez vos collègues de s’associer à une bonne demande de rapport d’information. Du reste, vous aurez mon appui personnel pour autant que la demande soit crédible, pertinente et bien rédigée.

De heer Jean‑Paul Wahl (MR). – Ik wijs de heer Henry erop dat het reglement en de Grondwet werden gerespecteerd, wat u hem ook al hebt gezegd, mevrouw de voorzitster. Bovendien kan elk parlementslid vrij zijn stem uitbrengen, vooral wanneer het een tekst betreft over een zeer belangrijk onderwerp waarover een algemeen principeakkoord werd bereikt, wat de heer Henry er ook van denkt.

M. Jean‑Paul Wahl (MR). – Je voudrais rappeler à M. Henry que le règlement et la Constitution ont été respectés, ce que vous lui avez déjà signalé, Madame la Présidente. Pour le surplus, chacun des parlementaires conserve la liberté de déterminer son vote surtout lorsqu’il s’agit d’un texte sur un sujet très important qui a obtenu un accord général de principe, quoi qu’en pense M. Henry.

  De bespreking is gesloten.

  La discussion est close.

  De bespreking van het verzoek tot het opstellen van een informatieverslag wordt uitgesteld.

  La discussion de la demande d’établissement d’un rapport d’information est reportée.

Verzoek tot het opstellen van een informatieverslag betreffende de noodzakelijke samenwerking tussen de federale overheid en de Gewesten om tot een sterker geïntegreerd openbaar vervoersplan en ‑aanbod te komen (van mevrouw Karin Brouwers, de heren Steven Vanackere, Johan Verstreken en Philippe Mahoux, de dames Olga Zrihen en Nadia El Yousfi, de heer Patrick Prévot, mevrouw Anne Barzin, de heer Jacques Brotchi, de dames Valérie De Bue en Christine Defraigne, de heren Alain Destexhe, Olivier Destrebecq, Alexander Miesen en Jean‑Paul Wahl, mevrouw Ann Brusseel, de heren Rik Daems, Jean‑Jacques De Gucht, Lode Vereeck en Bert Anciaux, de dames Ingrid Lieten, Katia Segers en Güler Turan, de heren Bart Van Malderen, Christophe Bastin, François Desquesnes en Bertin Mampaka Mankamba en mevrouw Véronique Waroux; Stuk 6‑201)

Demande d’établissement d’un rapport d’information concernant la nécessaire collaboration entre l’autorité fédérale et les Régions en vue d’instaurer une offre et un plan de transports publics mieux intégrés (de Mme Karin Brouwers, MM. Steven Vanackere, Johan Verstreken et Philippe Mahoux, Mmes Olga Zrihen et Nadia El Yousfi, M. Patrick Prévot, Mme Anne Barzin, M. Jacques Brotchi, Mmes Valérie De Bue et Christine Defraigne, MM. Alain Destexhe, Olivier Destrebecq, Alexander Miesen et Jean‑Paul Wahl, Mme Ann Brusseel, MM. Rik Daems, Jean‑Jacques De Gucht, Lode Vereeck et Bert Anciaux, Mmes Ingrid Lieten, Katia Segers et Güler Turan, MM. Bart Van Malderen, Christophe Bastin, François Desquesnes et Bertin Mampaka Mankamba et Mme Véronique Waroux ; Doc. 6‑201)

Bespreking

Discussion

Mevrouw Karin Brouwers (CD&V). – Van het belang van het openbaar vervoer voor de mobiliteit in ons land hoeven we elkaar hier niet meer te overtuigen. Eergisteren ondervonden we nog de gevolgen van een vakbondsactie waarmee het openbaar vervoer zo goed als lam werd gelegd. Een kwaliteitsvol, stipt, betrouwbaar openbaar vervoer met logische overstappen is belangrijk om meer mensen te overtuigen om dat openbaar vervoer te gebruiken. Goed uitgeruste mobiliteitsknooppunten binnen een efficiënt netwerk vergen echter afstemming tussen de verschillende actoren. In ons land zijn immers zowel de federale overheid als de gewesten bevoegd voor delen van het openbaar vervoer. Er bestaan verschillende overlegorganen op politiek en administratief niveau, maar toch denken we dat die afstemming voor verbetering vatbaar is.

Dat is nog gebleken bij de invoering van het nieuwe vervoersplan van de NMBS op 14 december 2014. De gewestelijke vervoersmaatschappijen werden toen pas op het laatste moment ingelicht en hebben op zeer korte tijd een zeer grote inspanning moeten leveren om nog tijdig de uurroosters van hun bus- en tramlijnen aan te passen. Overleg is dus essentieel om te komen tot een sterker geïntegreerd vervoersaanbod, om bijvoorbeeld dubbelaanbod te vermijden, om afspraken te maken in verband met de tarieven enzovoort.

De verschillende regeringen in ons land onderschrijven deze visie. Eind 2017 zal een nieuw langetermijnvervoersplan voor het spoor in werking treden. De opmaak van dit nieuwe plan willen we aangrijpen om een klantvriendelijk, geïntegreerd openbaar vervoersysteem in de praktijk te brengen. De Senaat lijkt ons, als ontmoetingsplaats voor alle betrokken overheden, een geschikt forum om hierover een informatieverslag op te maken met aanbevelingen en voorstellen voor alle betrokken overheden.

Ik dank alvast de collega’s die het verzoek reeds ondertekenden en nodig de anderen uit om dit verzoek te steunen.

Mme Karin Brouwers (CD&V). – Nous ne devons plus nous convaincre mutuellement de l’importance des transports publics pour la mobilité dans notre pays. Nous avons, avant‑hier encore, subi les conséquences d’une action syndicale qui a conduit à la paralysie des transports publics. Nous avons besoin de transports publics de qualité, ponctuels et fiables pour inciter davantage de citoyens à utiliser ceux‑ci. Des points de passage bien équipés au sein d’un réseau efficace exigent toutefois une harmonisation entre les différents acteurs. En effet, tant le pouvoir fédéral que les Régions exercent des compétences en la matière. Il existe déjà divers organes de concertation à l’échelon politique comme administratif, mais cette harmonisation nous semble quand même susceptible d’amélioration. Nous en avons encore eu une preuve lors de l’instauration du nouveau plan de transport de la SNCB, le 14 décembre dernier. Les sociétés régionales de transport n’en ont été informées qu’au dernier moment et ont dû, dans un délai très court, fournir d’importants efforts pour adapter à temps les horaires de leurs lignes de bus et de tram. La concertation est donc essentielle pour élaborer une offre de transports mieux intégrée, par exemple pour éviter les doublons, pour conclure des accords tarifaires, etc.

Les différents gouvernements de notre pays souscrivent à cette vision. Fin 2017, la SNCB appliquera un nouveau plan de transport à long terme. Nous voulons profiter de l’élaboration de ce plan pour mettre en œuvre un système de transports publics adapté aux besoins des clients et intégré. Le Sénat, lieu de rencontre de tous les pouvoirs concernés, nous semble l’endroit adéquat pour établir un rapport d’information contenant en outre des recommandations et des propositions à leur intention.

Je remercie déjà les collègues qui ont déjà signé la demande et invite les autres à soutenir cette demande.

Mevrouw Ingrid Lieten (sp.a). – Alvorens op dit agendapunt in te gaan, roep ik alle partijen met aandrang op om in het Bureau de agendering van onze klimaatdoelstellingen met vereende inspanningen te deblokkeren.

De sp.a‑fractie steunt dit verzoek tot het opstellen van een informatieverslag.

Vrijheid is het belangrijkste goed en om daarvan te kunnen genieten, is mobiliteit essentieel. Mobiliteit kent geen grenzen noch structuren en bevoegdheden. Mensen willen in hun dagelijks leven ongestoord hun mobiliteit ten volle benutten: naar het werk, naar school of naar het ziekenhuis gaan, vrienden en familie ontmoeten en hun sociaal‑cultureel leven uitbouwen.

Vele mensen hebben daarvoor het openbaar vervoer nodig. Niet voor iedereen staan er twee auto’s op de oprit. Talloze inwoners van ons land hebben geen wagen ter beschikking en zijn in hun dagelijks leven dus geheel afhankelijk van het openbaar vervoer. Het is dan ook uitermate belangrijk dat wij onze verantwoordelijkheid opnemen en onderzoeken hoe we het totaal geïntegreerd aanbod kunnen verbeteren.

De verdere uitbreiding van het openbaar vervoer levert trouwens een belangrijke bijdrage aan het bereiken van de klimaatdoelstellingen. Wie het openbaar vervoer gebruikt, draagt immers bij tot de afbouw van toxische stoffen in de lucht en de reductie van CO2.

Daarnaast draagt het openbaar vervoer ook bij tot de veiligheid. Het verkeer op onze Belgische wegen eist jammer genoeg nog steeds talrijke slachtoffers, onder wie vele zwakke weggebruikers. Een toename van het openbaar vervoer draagt dan ook bij tot een grotere verkeersveiligheid.

Om deze redenen vinden wij dat de obstakels die het openbaar vervoer remmen en die ongetwijfeld ook verband houden met onze structuren, moeten worden weggenomen. Het opstellen van dit informatieverslag is dan ook absoluut noodzakelijk.

Mme Ingrid Lieten (sp.a). – Avant d’aborder ce point de l’ordre du jour, j’appelle instamment tous les partis à s’efforcer ensemble de débloquer au Bureau la mise à l’ordre du jour de nos objectifs climatiques.

Le groupe sp.a soutient la demande d’élaboration d’un rapport d’information.

La liberté est un bien précieux et pour pouvoir en profiter, la mobilité est essentielle. Celle‑ci ne connaît pas de frontières ni de structures ou de compétences. Les citoyens veulent pouvoir profiter pleinement de la mobilité au quotidien, pour se rendre au travail, à l’école ou à l’hôpital, rencontrer des amis ou la famille et construire leur vie sociale et culturelle.

Pour ce faire, nombreux sont ceux qui ont besoin des transports publics. Tout le monde ne dispose pas de deux voitures. Bon nombre d’habitants de notre pays ne possédant pas de voiture, ils sont totalement tributaires des transports en commun au quotidien. Il est dès lors extrêmement important que nous prenions notre responsabilité et examinions comment améliorer l’offre intégrée globale.

Avancer dans le développement des transports en commun contribuera d’ailleurs largement à atteindre les objectifs climatiques. Quiconque utilise les transports en commun participe à la diminution des substances toxiques dans l’air et à la réduction de CO2.

En outre, les transports en commun favorisent la sécurité. Le trafic sur les routes de Belgique entraîne hélas toujours plus de victimes dont de nombreux usagers faibles. Une augmentation de l’offre de transport public contribue dès lors à une plus grande sécurité sur la route.

Pour ces raisons, nous estimons que les obstacles entravant le transport public, incontestablement liés à nos structures, doivent être éliminés. C’est pourquoi l’élaboration de ce rapport d’information est absolument nécessaire.

Mevrouw Cécile Thibaut (Ecolo). – Ondanks de debatten die we gevoerd hebben over het klimaat zal onze fractie eenparig het verzoek tot het opstellen van een informatieverslag betreffende een betere coördinatie van het openbaar vervoer steunen.

De tijd dringt. Er is het nieuwe vervoersplan 2017 en het beheerscontract met de NMBS. Vandaag zien we dat het moeilijk is om het openbaar vervoer te handhaven in de landelijke gebieden. De NMBS laat te veel mensen in de kou staan omdat ze rentabiliteitscriteria toepast. Volgens ons moeten de verschillende vervoerswijzen dringend worden gecoördineerd.

Mme Cécile Thibaut (Ecolo). – Nonobstant les débats que nous avons eus sur le climat, notre groupe unanime soutiendra la demande de rapport d’information concernant une meilleure coordination entre les transports publics.

Les échéances sont là, comme le nouveau plan de transport 2017 et le contrat de gestion de la SNCB. On voit aujourd’hui qu’il est difficile de maintenir des transports en zone rurale : la SNCB laisse trop de personnes sur le quai en appliquant des critères de rentabilité. Selon nous, il est urgent de coordonner les différents modes de transport.

Mevrouw Annick De Ridder (N‑VA). – De N‑VA heeft het verzoek niet mee ondertekend en zo meteen zullen we ons bij de stemming ook onthouden. Niet omdat we mobiliteit niet belangrijk vinden, integendeel. Dat blijkt ook uit de heftige debatten die in de Kamer en in het Vlaams Parlement worden gevoerd. Maar precies daar hoort het debat ook thuis.

In haar voorstel wijst collega Brouwers trouwens zelf op de overlegvormen tussen federale staat en gewesten die al bestaan, zowel op het niveau van de ministers als op het niveau van de administraties en de openbare vervoersmaatschappijen. We hebben de Interministeriële Conferentie voor Mobiliteit, het Executief Comité van de ministers van Mobiliteit, het Vast College voor het overleg op administratief niveau, het Overlegorgaan voor de exploiterende maatschappijen van openbaar vervoer, het Samenwerkings- en Coördinatiecomité en het Administratief Comité tussen het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en Vlaanderen en het GEN‑Comité en tot slot maar liefst vijf mechanismen voor overleg tussen de NMBS en de regionale vervoersoperatoren, waar meteen ook de operationele afstemming moet gebeuren. We zijn het er met zijn allen over eens dat de operationele afstemming beter moet, maar in de Senaat moeten we dat niet regelen.

Mobiliteit is dus heel belangrijk, maar er bestaan daarvoor al andere overlegstructuren. Daarom zullen we ons bij de stemming over het verzoek tot het opstellen van een informatieverslag onthouden.

Mme Annick De Ridder (N‑VA). – La N‑VA n’a pas cosigné la demande et s’abstiendra lors du vote, non parce qu’elle ne trouve pas la mobilité importante, au contraire, mais parce que le débat doit être mené à la Chambre et au Parlement flamand, où de vifs échanges ont d’ailleurs eu lieu à ce sujet.

Dans sa proposition, Mme Brouwers souligne d’ailleurs elle‑même l’existence d’organes de concertation entre l’État fédéral et les Régions : la Conférence interministérielle de la Mobilité, le Comité exécutif des ministres de la Mobilité, le collège permanent de concertation à l’échelon administratif, l’organe de concertation des sociétés de transport public, le Comité de coopération et de coordination et le comité administratif entre la Région de Bruxelles‑Capitale et la Flandre et le Comité RER et, enfin, pas moins de cinq mécanismes de concertation entre la SNCB et les opérateurs de transport régionaux, qui doivent être harmonisés.

Nous admettons tous que l’harmonisation opérationnelle doit être améliorée, mais il n’appartient pas au Sénat de régler ces questions.

La mobilité est donc un sujet essentiel, néanmoins déjà traité par d’autres structures de concertation, raison pour laquelle nous nous abstiendrons lors du vote concernant la demande d’établissement d’un rapport d’information.

Mevrouw Ingrid Lieten (sp.a). – Eerlijk gezegd kan ik de N‑VA niet volgen. Openbaar vervoer is al sinds de jaren ’80 een gewestbevoegdheid, maar op het terrein wordt een belangrijk onderdeel ervan uitgevoerd door een federaal aangestuurd overheidsbedrijf en daar zit precies de knoop. We kunnen nog zoveel overlegstructuren hebben, als we niet duidelijker afspreken hoe de gewesten in de ontwikkeling van de NMBS het aanbod verder kunnen aansturen, dan blijft het in al die overlegorganen bij mooie intenties.

Het is precies de bedoeling om het platform van de Senaat te gebruiken om de mankementen in de architectuur van onze beleidssturing en operationele uitvoering, met respect voor iedereen, te bespreken en aanbevelingen te formuleren, zodat we alle burgers een efficiënter en beter openbaar vervoer kunnen bieden. Ik kan dus absoluut niet begrijpen dat de N‑VA deze kans niet mee aangrijpt.

Mme Ingrid Lieten (sp.a). – Honnêtement, je ne puis suivre la N‑VA. Le transport public est de compétence régionale depuis les années 80 mais dans la pratique, une grande partie de cette compétence est exécutée par une entreprise publique dirigée par le fédéral, et c’est là que le bât blesse. Quel que soit le nombre de structures de concertation disponibles, si nous ne convenons pas plus clairement de la manière dont les Régions peuvent gérer l’offre de la SNCB, il ne s’agira que de belles intentions dans tous ces organes de concertation.

L’objectif est précisément d’utiliser la plateforme du Sénat pour discuter, dans le respect de chacun, des défauts de l’architecture de notre politique et de l’exécution opérationnelle, et de formuler des recommandations afin que nous puissions offrir à tous les citoyens un transport public de meilleure qualité et plus efficace. Je ne puis dès lors absolument pas comprendre que la N‑VA ne saisisse pas cette chance.

Mevrouw Annick De Ridder (N‑VA). – Mevrouw Lieten, ik hoor met veel graagte uw pleidooi voor een coherenter beleid en de vraagtekens die u plaatst bij de huidige architectuur, met de verdeling tussen het Vlaamse en het federale niveau, zijn terecht. Als het van de N‑VA afhangt is het heel simpel, dan kan alles op termijn op Vlaams niveau worden georganiseerd.

Het is absoluut waar dat overleg nodig is. Het overleg tussen de bevoegde ministers, zeker tussen de Vlaamse minister Weyts en minister Galant, vindt ook rechtstreeks plaats. Tevens wordt er nu veel extra overleg opgestart om tot een verbetering te komen.

Inhoudelijk ga ik volledig akkoord: overleg en coördinatie zijn noodzakelijk. De vraag is of dit het juiste plenum is om daarover te spreken. We blijven het er moeilijk mee hebben dat bevoegdheden die voor ons zeer deelstatelijk zijn, zoals cultuur, leefmilieu en mobiliteit, in de Senaat worden gebracht. Laten we de discussies voeren op het niveau waar ze thuishoren.

Mme Annick De Ridder (N‑VA). – Madame Lieten, j’entends bien volontiers votre plaidoyer en faveur d’une politique plus cohérente et je considère que vos interrogations sur l’architecture actuelle, dont le partage entre les niveaux flamand et fédéral, sont pertinentes. Pour la N‑VA c’est très simple, tout peut, à terme, être organisé au niveau flamand.

Il est tout à fait vrai qu’une concertation est nécessaire. La négociation entre les ministres responsables, certainement entre le ministre flamand M. Weyts et la ministre fédérale Mme Galant, se fait aussi directement. On a également engagé plusieurs autres négociations simultanément pour parvenir à une amélioration.

Sur le fond, je suis totalement d’accord : concertation et coordination sont indispensables. La question demeure : cette assemblée est‑elle adéquate pour en discuter ? Nous continuons à avoir des difficultés à voir discuter au Sénat des matières comme la culture, l’environnement et la mobilité qui, pour nous, sont fortement liées aux entités fédérées. Faisons en sorte que les discussions se déroulent au niveau auquel elles appartiennent.

De heer Jean‑Jacques De Gucht (Open Vld). – Het ziet ernaar uit dat we dit verzoek zo dadelijk zullen goedkeuren. Het thema zal dus in de commissie worden besproken. Dat is heel belangrijk.

Toch nog een korte reactie. Het verbaast me telkens weer wanneer parlementsleden vinden dat enkel de uitvoerende macht iets te zeggen heeft en dat het parlement bijgevolg bijkomstig is. Ik ga ervan uit dat het parlement eigenlijk als eerste komt en dan pas de uitvoerende macht.

M. Jean‑Jacques De Gucht (Open Vld). – Il semble que nous allions approuver cette demande. Le thème sera donc discuté en commission. C’est très important.

Une dernière et courte réaction : je m’étonne qu’à chaque fois, des parlementaires puissent penser que seul le pouvoir exécutif ait son mot à dire et qu’en conséquence le Parlement ne soit qu’accessoire. J’estime que le Parlement est véritablement le premier pouvoir, devant le pouvoir exécutif.

De heer Jan Peumans (N‑VA). – Ik ben tijdens de vorige zittingsperiode, als voorzitter van het Vlaams Parlement, begonnen met overleg met het Waals Parlement, onder andere met mevrouw Hoyos en de heer Dupriez. Wij wilden komen tot geregeld overleg in een soort intergewestelijke commissie, die zich met een aantal problemen zou bezighouden. De eerste commissievergadering heeft pas na drie jaar plaatsgevonden. Wij hebben ons toen onder meer beziggehouden met de problematiek van wateroverlast en ook met het grensoverschrijdend openbaar vervoer. U moet dus niet zeggen dat in het verleden alleen de uitvoerende macht actie heeft ondernomen, mijnheer De Gucht. Wij hebben als wetgevende macht duidelijk een initiatief genomen. Parlementsleden van Ecolo en Groen kunnen dat bevestigen, want op de vergaderingen waren gewoonlijk alleen de N‑VA, Groen en Ecolo aanwezig.

M. Jan Peumans (N‑VA). – Sous la précédente législature, j’ai entamé, en tant que président du Parlement flamand, une concertation avec le Parlement wallon, entre autres avec Mme Hoyos et M. Dupriez. Nous souhaitions aboutir à une concertation régulière dans une sorte de commission interrégionale chargée de certains problèmes. La première réunion de commission n’a eu lieu qu’après trois ans. Nous nous sommes alors occupés entre autres du problème des inondations ainsi que des transports en commun transfrontaliers. Dès lors, Monsieur De Gucht, vous ne devez pas dire que par le passé, seul le pouvoir exécutif a entrepris des actions. En tant que pouvoir législatif, nous avons pris une initiative. Des parlementaires Ecolo et Groen peuvent le confirmer car généralement, seuls la N‑VA, Groen et Ecolo étaient présents aux réunions.

De heer Jean‑Jacques De Gucht (Open Vld). – Ik ben heel blij dat er in het verleden initiatieven genomen zijn. Sinds de zesde staatshervorming is de plaats om thema’s zoals wateroverlast en mobiliteit te bespreken, de plaats waar u nu zit, mijnheer Peumans,

M. Jean‑Jacques De Gucht (Open Vld). – Je me réjouis que des initiatives aient été prises par le passé. Depuis la sixième réforme de l’État, le lieu de discussion de sujets tels que les inondations et la mobilité est celui où vous siégez, Monsieur Peumans.

De heer Jan Peumans (N‑VA). – Dat klopt niet. Er staat heel duidelijk in het reglement van ons Parlement dat wij de mogelijkheden hebben. Er bestaat een verenigde commissie voor Reglement en Samenwerking, die de voorzitter van het Waals Parlement, de heer André Antoine, weer zal installeren. Die commissie bestaat al heel lang en heeft nooit inhoud gehad. Die commissie heeft heel duidelijk als opdracht: rechtstreekse samenwerking met de andere parlementen van het land, niet vanuit de Senaat, maar vanuit het Vlaams Parlement naar het Waals Parlement, het Brussel Parlement en het Parlement van de Franse Gemeenschap.

Ik vind dat dit hier eens mag gezegd worden, want men doet nu alsof deze Senaat plots het ei van Columbus heeft uitgevonden. Wij zijn er toen mee begonnen en als het van mij afhangt, gaan wij dat blijven doen.

M. Jan Peumans (N‑VA). – Ce n’est pas exact. Le règlement de notre Parlement prévoit très clairement que nous disposons de possibilités. Il existe une commission du Règlement et de la Coopération que M. Antoine, président du Parlement wallon, va à nouveau installer. Cette commission existe de longue date et n’a jamais reçu aucun contenu. Sa mission est clairement définie : la coopération directe avec les autres parlements du pays, non pas à partir du Sénat mais à partir du Parlement flamand, avec le Parlement wallon, le Parlement bruxellois et le Parlement de la Communauté française.

J’estime que cela devait être dit ici car on fait comme si ce Sénat avait subitement découvert l’œuf de Christophe Colomb. Nous nous étions attelés à cette tâche à l’époque et si cela dépendait de moi, nous continuerions.

De heer Steven Vanackere (CD&V). – Het volstaat om een PowerPoint over de zesde staatshervorming te nemen of de Grondwet erop na te lezen om vast te stellen dat de Senaat, naast de andere taken die ze vervult, als missie heeft ook een ontmoetingsplaats te zijn. Tot spijt misschien van diegenen die het anders hadden willen zien, maar ik hoop dat we er toch mogen op rekenen dat zij ook legalisten zijn, zoals ze geregeld verklaren. Ik wil namens mijn groep de heer De Gucht uitdrukkelijk gelijk geven wanneer hij vaststelt dat initiatieven die lovenswaardig zijn geweest in het verleden, waarvan we hadden gehoopt dat ze misschien beter zouden hebben gefunctioneerd, vandaag meer dan ooit door de Senaat kunnen worden overgenomen.

M. Steven Vanackere (CD&V). – Il suffit de prendre un Powerpoint relatif à la sixième réforme de l’État ou de relire la Constitution à ce sujet pour constater que le Sénat, outre les autres tâches qu’il remplit, a également pour mission d’être un lieu de rencontre. Ceux qui auraient voulu qu’il en aille autrement le regrettent peut‑être mais j’espère que nous pouvons quand même compter sur le fait qu’ils sont aussi des légalistes, comme ils le déclarent régulièrement. Au nom de mon groupe, je veux expressément donner raison à M. De Gucht lorsqu’il constate que des initiatives qui ont été louables dans le passé et dont nous avions espéré qu’elles auraient peut‑être mieux fonctionné puissent être aujourd’hui plus que jamais reprises par le Sénat.

Mevrouw Annick De Ridder (N‑VA). – Wij zijn uiteraard legalisten en wij aanvaarden de realiteit dat de Senaat, zolang hij bestaat, een ontmoetingsplek is. Maar de Senaat is ook, tot spijt van wie het benijdt, een niet‑permanent orgaan. Als we alle bevoegdheden bekijken, zullen we overal wel transversale aspecten vinden. Voor we het weten worden we dan een permanent orgaan dat alle bevoegdheidsdomeinen opnieuw bespreekt. Dat is heel duidelijk niet onze visie.

Mme Annick De Ridder (N‑VA). – Nous sommes bien entendus des légalistes et nous acceptons la réalité : tant qu’il existe, le Sénat est un lieu de rencontre. Cependant, le Sénat est aussi, quoi qu’en pensent ceux qui auraient envie du contraire, un organe non permanent. Si nous examinons toutes les compétences, nous trouverons partout des aspects transversaux. Nous devenons alors un organe permanent qui examine à nouveau tous les domaines de compétences. Ce n’est très clairement pas notre point de vue.

  De bespreking is gesloten.

  La discussion est close.

  De stemming over het verzoek tot het opstellen van een informatieverslag heeft later plaats.

  Il sera procédé ultérieurement au vote sur la demande d’établissement d’un rapport d’information.

Oprichting van een bijzondere commissie “Radicalisering”

Constitution d’une commission spéciale « Radicalisation »

De voorzitster. – Het Bureau stelt voor over te gaan tot de oprichting en samenstelling van een bijzondere commissie “Radicalisering”.

Mme la présidente. – Le Bureau propose de procéder à la constitution et l’installation d’une commission spéciale « Radicalisation ».

De bijzondere commissie wordt opgericht voor het huidige zittingsjaar, maar haar mandaat kan worden verlengd na een evaluatie door het Bureau.

La commission spéciale est constituée pour la présente session, mais son mandat peut être prolongé après une évaluation au sein du Bureau.

De commissie heeft als opdracht de initiatieven van de Federale Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten inzake preventie van gewelddadige radicalisering en de aanpak van het veiligheidsrisico dat ermee gepaard gaat, te inventariseren en te onderzoeken.

La commission a pour mission de faire l’inventaire et d’examiner les initiatives de l’État fédéral, des Communautés et des Régions en ce qui concerne la prévention de la radicalisation violente et l’approche du risque de sécurité qui y est lié.

De commissie zou uit 20 leden bestaan, aangewezen met inachtneming van de evenredige vertegenwoordiging van de fracties, overeenkomstig artikel 77.1 van het reglement.

De commissie is dus samengesteld als volgt:

La commission comptera 20 membres, désignés à la représentation proportionnelle des groupes politiques, conformément à l’article 77.1 du règlement.

La commission sera dès lors composée comme suit :

  4 leden van de N‑VA‑fractie;

  3 leden van de PS‑fractie;

  3 leden van de MR‑fractie;

  3 leden van de CD&V‑fractie;

  2 leden van de Ecolo‑Groen‑fractie;

  2 leden van de Open Vld‑fractie;

  2 leden van de sp.a‑fractie;

  1 lid van de cdH‑fractie.

  4 membres du groupe N‑VA ;

  3 membres du groupe PS ;

  3 membres du groupe MR ;

  3 membres du groupe CD&V ;

  2 membres du groupe Ecolo‑Groen ;

  2 membres du groupe Open Vld ;

  2 membres du groupe sp.a ;

  1 membre du groupe cdH.

Ik heb de volgende kandidaturen ontvangen:

J’ai reçu les candidatures suivantes :

  N‑VA: de heer Piet De Bruyn, mevrouw Annick De Ridder, mevrouw Miranda Van Eetvelde, de heer Karl Vanlouwe;

  PS: mevrouw Latifa Gahouchi, mevrouw Véronique Jamoulle, de heer Philippe Mahoux;

  MR: mevrouw Anne Barzin, de heer Alain Destexhe, de heer Jean‑Paul Wahl;

  CD&V: mevrouw Sonja Claes, mevrouw Brigitte Grouwels, de heer Peter Van Rompuy;

  Ecolo‑Groen: mevrouw Elisabeth Meuleman, mevrouw Cécile Thibaut;

  Open Vld: de heer Jean‑Jacques De Gucht, mevrouw Martine Taelman;

  sp.a: de heer Bert Anciaux, mevrouw Güler Turan;

  cdH: de heer Bertin Mampaka Mankamba.

  N‑VA : M. Piet De Bruyn, Mme Annick De Ridder, Mme Miranda Van Eetvelde, M. Karl Vanlouwe ;

  PS : Mme Latifa Gahouchi, Mme Véronique Jamoulle, M. Philippe Mahoux ;

  MR : Mme Anne Barzin, M. Alain Destexhe, M. Jean‑Paul Wahl ;

  CD&V : Mme Sonja Claes, Mme Brigitte Grouwels, M. Peter Van Rompuy ;

  Ecolo‑Groen : Mme Elisabeth Meuleman, Mme Cécile Thibaut ;

  Open Vld : M. Jean‑Jacques De Gucht, Mme Martine Taelman ;

  sp.a : M. Bert Anciaux, Mme Güler Turan ;

  cdH : M. Bertin Mampaka Mankamba.

Aangezien het aantal kandidaten gelijk is aan het aantal te begeven mandaten, verklaar ik deze senatoren verkozen tot lid van de bijzondere commissie.

Le nombre de candidats étant égal au nombre de mandats à conférer, je déclare élus les sénateurs, dont je viens de citer les noms, comme membres de la commission spéciale.

Mevrouw Elisabeth Meuleman (Groen). – Wij steunen uiteraard het voorstel om een bijzondere commissie ‘Radicalisering’ op te richten. We waren ook vragende partij om een informatieverslag op te stellen. Met de opdracht zoals die beschreven staat – de initiatieven inzake preventie en de aanpak van de veiligheidsrisico’s inventariseren en onderzoeken – moeten we er echter voor opletten dat de Senaat niet een soort databank wordt. We zijn wel degelijk een politiek orgaan.

Het Vlaams Parlement heeft een tijdelijke commissie opgericht die uitgebreid hoorzittingen heeft gehouden en die op dit moment bezig is met het opstellen van een resolutie. Uit de hoorzittingen is gebleken dat de mensen die op het terrein met preventie en veiligheid bezig zijn op een aantal pijnpunten stoten op het vlak van samenwerking, coördinatie en informatiedoorstroming tussen de verschillende beleidsniveaus in ons land. De Senaat moet die pijnpunten nu inventariseren en proberen ze op te lossen, of op zijn minst aanbevelingen te doen over hoe coördinatie en informatiedoorstroom beter kan.

Mogelijke problemen zijn bijvoorbeeld de nationale veiligheidsraad en de stem van de deelstaten daarin, de privacyissues en het doorgeven van gegevens, en het casusoverleg, waarbij mensen worden samengebracht rond personen die dreigen te radicaliseren en dat ook een overschrijding van beleidsniveaus inhoudt. Ten slotte is er ook Justitie, waar inzake de deradicalisering van personen in de gevangenis ook verschillende bevoegdheidsniveaus betrokken zijn en waarvoor onderlinge afstemming cruciaal is. Specifiek voor Brussel zal het nodig zijn om ernstig samen te werken en om de samenwerking met andere steden en gemeenten te verbeteren. Voor ons is het belangrijk de pijnpunten te identificeren en oplossingen aan te reiken.

Mme Elisabeth Meuleman (Groen). – Nous soutenons bien entendu la proposition visant à créer une commission spéciale « Radicalisation ». Nous étions également demandeurs de l’établissement d’un rapport d’information. Avec la mission telle qu’elle est décrite – inventorier et examiner les initiatives de prévention des risques pour la sécurité et de lutte contre ces derniers –, nous devons toutefois être attentifs à ce que le Sénat ne devienne pas une sorte de base de données. Nous sommes bel et bien un organe politique.

Le Vlaams Parlement a créé une commission temporaire qui a organisé de larges auditions et qui est actuellement en train de rédiger une résolution. Il est ressorti de ces auditions que, sur le terrain de la prévention et de la sécurité, les gens butent actuellement sur certaines pierres d’achoppement relatives à la collaboration, à la coordination et à la circulation des informations entre les différents niveaux de pouvoir dans notre pays. Le Sénat doit aujourd’hui dresser l’inventaire de ces pierres d’achoppement et tenter de les supprimer ou tout au moins de formuler des recommandations quant à la manière d’améliorer la coordination et la circulation des informations.

Peuvent par exemple constituer des problèmes le Conseil national de sécurité et la voix des entités fédérées en son sein, les questions de protection de la vie privée et la transmission de données, et la concertation de cas qui consiste à amener différentes personnes à se concerter au sujet d’individus susceptibles de se radicaliser, une procédure qui implique des chevauchements entre les niveaux de pouvoir. Enfin, il y a aussi la Justice. Dans ce cas également, plusieurs niveaux de pouvoir sont impliqués dans la déradicalisation de personnes incarcérées. Une harmonisation entre eux est cruciale. Il sera nécessaire, spécifiquement pour Bruxelles, de collaborer sérieusement et d’améliorer la coopération avec les autres grandes villes et communes. Selon nous, il est important d’identifier les problèmes et de trouver des solutions.

De voorzitster. – Ik twijfel niet aan de efficiëntie van de commissie. Ze zal zich niet tevreden stellen met het opmaken van een inventaris of een kadaster, ze zal de juiste aanbevelingen formuleren.

Mme la présidente. – Je ne doute pas que cette commission sera efficace. Sans se contenter d’un inventaire ou d’un cadastre, elle formulera les bonnes recommandations.

Inoverwegingneming van voorstellen

Prise en considération de propositions

De voorzitster. – De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd rondgedeeld.

Zijn er opmerkingen?

Aangezien er geen opmerkingen zijn, beschouw ik die voorstellen als in overweging genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen.

Mme la présidente. – La liste des propositions à prendre en considération a été distribuée.

Est‑ce qu’il y a des observations ?

Puisqu’il n’y a pas d’observations, ces propositions sont considérées comme prises en considération et renvoyées à la commission indiquée par le Bureau.

(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.)

(La liste des propositions prises en considération figure en annexe.)

Overlijden van een oud‑senator

Décès d’un ancien sénateur

De voorzitster. – De Senaat heeft met groot leedwezen kennis gekregen van het overlijden van de heer Joris Van Hauthem, gewezen senator.

Uw voorzitster heeft het rouwbeklag van de vergadering aan de familie van ons betreurd gewezen medelid betuigd.

Mme la présidente. – Le Sénat a appris avec un vif regret le décès de M. Joris Van Hauthem, ancien sénateur.

Votre présidente a adressé les condoléances de l’Assemblée à la famille de notre regretté ancien collègue.

Verzoekschrift

Pétition

De voorzitster. – Bij brief van 9 maart 2015 heeft de voorzitter van de provincieraad van Vlaams‑Brabant aan de Senaat een motie van de provincieraad over de realisatie van het Gewestelijk Expresnet en de impact ervan op de mobiliteit overgezonden.

Mme la présidente. – Par lettre du 9 mars 2015, le président du conseil provincial du Brabant flamand a transmis au Sénat une motion du conseil provincial sur la réalisation du Réseau Express Régional (RER) et l’impact de celui‑ci sur la mobilité.

  Verzonden naar de commissie voor de Transversale Aangelegenheden – Gewestbevoegdheden

  Envoi à la commission des Matières transversales – Compétences régionales

Stemmingen

Votes

(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.)

(Les listes nominatives figurent en annexe.)

Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen (Stuk 6‑190)

Projet de loi modifiant la loi du 4 juillet 1989 relative à la limitation et au contrôle des dépenses électorales engagées pour l’élection de la Chambre des représentants, ainsi qu’au financement et à la comptabilité ouverte des partis politiques (Doc. 6‑190)

Stemming 1

Vote no 1

Aanwezig: 46
Voor: 46
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Présents : 46
Pour : 46
Contre : 0
Abstentions : 0

  Het wetsontwerp is aangenomen.

  Het zal aan de Koning ter bekrachtiging worden voorgelegd.

  Le projet de loi est adopté.

  Il sera soumis à la sanction royale.

Verzoek tot het opstellen van een informatieverslag betreffende de noodzakelijke samenwerking tussen de federale overheid en de Gewesten om tot een sterker geïntegreerd openbaar vervoersplan en ‑aanbod te komen (Stuk 6‑201)

Demande d’établissement d’un rapport d’information concernant la nécessaire collaboration entre l’autorité fédérale et les Régions en vue d’instaurer une offre et un plan de transports publics mieux intégrés (Doc. 6‑201)

Stemming 2

Vote no 2

Nederlandse taalgroep

Groupe linguistique néerlandais

Aanwezig: 25
Voor: 16
Tegen: 0
Onthoudingen: 9

Présents : 25
Pour : 16
Contre : 0
Abstentions : 9

Franse taalgroep

Groupe linguistique français

Aanwezig: 20
Voor: 20
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Présents : 20
Pour : 20
Contre : 0
Abstentions : 0

De Duitstalige gemeenschapssenator heeft voorgestemd.

Le sénateur de communauté germanophone a voté pour.

  Het verzoek heeft de meerderheid van de uitgebrachte stemmen en minstens een derde van de uitgebrachte stemmen behaald in elke taalgroep.

  Derhalve is het verzoek aangenomen.

  La demande a obtenu la majorité des suffrages et au moins un tiers des suffrages dans chaque groupe linguistique.

  Par conséquent, la demande est adoptée.

De heer Philippe Mahoux (PS). – Ik zou willen opmerken dat voor deze stemming de instemming van veel fracties, ook van de leden van de oppositie, noodzakelijk is.

M. Philippe Mahoux (PS). – Je voudrais constater que, pour ce vote, l’adhésion de nombreux groupes, y compris des membres de l’opposition, est nécessaire.

De voorzitster. – Ik heb altijd lof voor het constructieve werk van de oppositie!

Mme la présidente. – Je loue toujours le travail constructif de l’opposition !

Regeling van de werkzaamheden

Ordre des travaux

De voorzitster. – De agenda van deze vergadering is afgewerkt.

De volgende vergadering vindt plaats op vrijdag 29 mei.

Mme la présidente. – L’ordre du jour de la présente séance est ainsi épuisé.

La prochaine séance aura lieu le vendredi 29 mai.

(De vergadering wordt gesloten om 11.50 uur.)

(La séance est levée à 11 h 50.)

Berichten van verhindering

Excusés

Afwezig met bericht van verhindering: mevrouw Zrihen en de heer D’haeseleer, om gezondheidsredenen, de dames Brusseel, Claes en Van dermeersch, de heren De Bruyn en Vanlouwe, wegens andere plichten.

Mme Zrihen et M. D’haeseleer, pour raison de santé, Mmes Brusseel, Claes et Van dermeersch, MM. De Bruyn et Vanlouwe, pour d’autres devoirs, demandent d’excuser leur absence à la présente séance.

  Voor kennisgeving aangenomen.

  Pris pour information.

Bijlage

Annexe

Naamstemmingen

Votes nominatifs

Stemming 1

Vote no 1

Aanwezig: 46
Voor: 46
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Présents : 46
Pour : 46
Contre : 0
Abstentions : 0

Voor

Pour

Bert Anciaux, Christophe Bastin, Jan Becaus, Karin Brouwers, Cathy Coudyser, Rik Daems, Sabine de Bethune, Valérie De Bue, Christine Defraigne, Jean-Jacques De Gucht, Annick De Ridder, Alain Destexhe, Olivier Destrebecq, Petra De Sutter, Nadia El Yousfi, Yves Evrard, Cindy Franssen, Latifa Gahouchi, Brigitte Grouwels, Andries Gryffroy, Philippe Henry, Anne Lambelin, Ingrid Lieten, Lieve Maes, Philippe Mahoux, Bertin Mampaka Mankamba, Elisabeth Meuleman, Alexander Miesen, Christie Morreale, Jan Peumans, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Hermes Sanctorum - Vandevoorde, Martine Taelman, Cécile Thibaut, Steven Vanackere, Wilfried Vandaele, Pol Van Den Driessche, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck, Peter Van Rompuy, Lode Vereeck, Johan Verstreken, Christiane Vienne, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux.

Stemming 2

Vote no 2

Nederlandse taalgroep

Groupe linguistique néerlandais

Aanwezig: 25
Voor: 16
Tegen: 0
Onthoudingen: 9

Présents : 25
Pour : 16
Contre : 0
Abstentions : 9

Voor

Pour

Bert Anciaux, Karin Brouwers, Rik Daems, Sabine de Bethune, Jean-Jacques De Gucht, Petra De Sutter, Cindy Franssen, Brigitte Grouwels, Ingrid Lieten, Elisabeth Meuleman, Hermes Sanctorum - Vandevoorde, Martine Taelman, Steven Vanackere, Peter Van Rompuy, Lode Vereeck, Johan Verstreken.

Onthoudingen

Abstentions

Jan Becaus, Cathy Coudyser, Annick De Ridder, Andries Gryffroy, Lieve Maes, Wilfried Vandaele, Pol Van Den Driessche, Miranda Van Eetvelde, Jan Van Esbroeck.

Franse taalgroep

Groupe linguistique français

Aanwezig: 20
Voor: 20
Tegen: 0
Onthoudingen: 0

Présents : 20
Pour : 20
Contre : 0
Abstentions : 0

Voor

Pour

Christophe Bastin, Valérie De Bue, Christine Defraigne, Alain Destexhe, Olivier Destrebecq, Nadia El Yousfi, Yves Evrard, Latifa Gahouchi, Philippe Henry, Véronique Jamoulle, Anne Lambelin, Philippe Mahoux, Bertin Mampaka Mankamba, Christie Morreale, Patrick Prévot, Hélène Ryckmans, Cécile Thibaut, Christiane Vienne, Jean-Paul Wahl, Véronique Waroux.

Duitstalige gemeenschapssenator

Sénateur de communauté germanophone

Voor

Pour

Alexander Miesen.

In overweging genomen voorstellen

Propositions prises en considération

Voorstellen van resolutie

Propositions de résolution

Voorstel van resolutie strekkende tot de splitsing van de sociale zekerheid (van mevrouw Anke Van dermeersch en de heer Guy D’haeseleer; Stuk 6‑163/1).

Proposition de résolution relative à la scission de la sécurité sociale (de Mme Anke Van dermeersch et M. Guy D’haeseleer ; Doc. 6‑163/1).

  Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden

  Commission des Affaires institutionnelles

Voorstel van resolutie over de stichting van een zogenaamde “Fédération Wallonie‑Bruxelles” (van mevrouw Anke Van dermeersch en de heer Guy D’haeseleer; Stuk 6‑166/1).

Proposition de résolution concernant la création d’une « Fédération Wallonie‑Bruxelles » (de Mme Anke Van dermeersch et M. Guy D’haeseleer ; Doc. 6‑166/1).

  Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden

  Commission des Affaires institutionnelles

Voorstel van resolutie tot wijziging van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, om hem uit te breiden tot belaging en misdrijven onder invloed van alcohol, waarbij de openbare orde wordt verstoord en om te voorzien in de mogelijkheid van een derde soort alternatieve maatregel voor de gemeentelijke administratieve sanctie (van mevrouw Christine Defraigne; Stuk 6‑188/1).

Proposition de résolution visant à adapter la loi du 24 juin 2013 relative aux sanctions administratives communales en vue de l’étendre au harcèlement et aux infractions commises sous l’emprise de l’alcool perturbant l’ordre public et à introduire la possibilité d’un troisième type de mesure alternative à la sanction administrative communale (de Mme Christine Defraigne ; Doc. 6‑188/1).

  Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden

  Commission des Affaires institutionnelles

Voorstel van resolutie om in het burgerlijk wetboek te erkennen dat een dier een levend wezen met gevoel is (van mevrouw Christine Defraigne; Stuk 6‑196/1).

Proposition de résolution visant à reconnaître à l’animal le caractère d’être vivant et sensible au sein du code civil (de Mme Christine Defraigne ; Doc. 6‑196/1).

  Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden

  Commission des Affaires institutionnelles

Voorstellen van verklaring tot herziening van de Grondwet

Propositions de déclaration de révision de la Constitution

Voorstel van verklaring tot herziening van artikel 167, §1, van de Grondwet (van mevrouw Petra De Sutter c.s.; Stuk 6‑182/1).

Proposition de déclaration de révision de l’article 167, §1er, de la Constitution (de Mme Petra De Sutter et consorts ; Doc. 6‑182/1).

  Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden

  Commission des Affaires institutionnelles

Voorstel van verklaring tot herziening van artikel 89 van de Grondwet met als doel de regels van de annuïteit van de begroting ook toe te passen op de monarchie (van de heer Bert Anciaux; Stuk 6‑185/1).

Proposition de déclaration de révision de l’article 89 de la Constitution en vue d’appliquer les règles de l’annuité budgétaire également à la monarchie (de M. Bert Anciaux ; Doc. 6‑185/1).

  Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden

  Commission des Affaires institutionnelles

Voorstel van verklaring tot herziening van artikel 96 van de Grondwet met als doel de Belgische monarchie louter formeel en ceremonieel te maken (van de heer Bert Anciaux; Stuk 6‑186/1).

Proposition de déclaration de l’article 96 de la Constitution en vue d’attribuer à la Monarchie belge un rôle purement formel et protocolaire (de M. Bert Anciaux ; Doc. 6‑186/1).

  Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden

  Commission des Affaires institutionnelles

Voorstel van verklaring tot herziening van artikel 102 van de Grondwet met als doel de algehele onschendbaarheid van de Koning op te heffen en te beperken tot de handelingen die gesteld werden binnen de publieke opdrachten (van de heer Bert Anciaux; Stuk 6‑187/1).

Proposition de déclaration de révision de l’article 102 de la Constitution en vue de supprimer l’inviolabilité totale du Roi et de limiter le principe de l’irresponsabilité aux actes posés dans l’exercice des missions publiques (de M. Bert Anciaux ; Doc. 6‑187/1).

  Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden

  Commission des Affaires institutionnelles

Voorstel van verklaring tot herziening van artikel 197 van de Grondwet met als doel een open debat door de grondwetgever over de Belgische monarchie niet onmogelijk te maken tijdens een regentschap (van de heer Bert Anciaux; Stuk 6‑194/1).

Proposition de déclaration de révision de l’article 197 de la Constitution en vue de permettre au constituant de mener un débat ouvert sur la Monarchie belge pendant une régence (de M. Bert Anciaux ; Doc. 6‑194/1).

  Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden

  Commission des Affaires institutionnelles

Voorstel van verklaring tot herziening van het decreet nr. 5 van 24 november 1830 betreffende de eeuwige uitsluiting van de familie Oranje‑Nassau van enige macht in België, met als doel geen haatdragende, discriminerende en onzinnige bepalingen meer op te nemen in grondwettelijke regels (van de heer Bert Anciaux; Stuk 6‑197/1).

Proposition de déclaration de révision du décret no 5 du 24 novembre 1830 portant exclusion perpétuelle de la famille d’Orange‑Nassau de tout pouvoir en Belgique, en vue de bannir toute disposition haineuse, discriminatoire ou absurde des règles constitutionnelles (de M. Bert Anciaux ; Doc. 6‑197/1).

  Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden

  Commission des Affaires institutionnelles

Voorstellen tot herziening van het Reglement

Propositions de révision du Règlement

Voorstel tot wijziging van artikel 19 van het reglement van de Senaat om het mogelijk te maken dat leden van deelstaatparlementen deelnemen aan commissievergaderingen in de Senaat (van de heer Lode Vereeck; Stuk 6‑193/1).

Proposition de modification de l’article 19 du règlement du Sénat en vue de permettre aux membres des parlements des entités fédérées de participer à des réunions de commission au Sénat (de M. Lode Vereeck ; Doc. 6‑193/1).

  Bureau

  Bureau

Voorstel tot wijziging van artikel 66 van het reglement van de Senaat teneinde de mogelijkheid te geven om verzoeken tot het opstellen van een informatieverslag eerst naar het Bureau te laten verwijzen met het oog op een vlotte behandeling en taakverdeling door de commissies (van de heer Bert Anciaux; Stuk 6‑195/1).

Proposition de modification de l’article 66 du règlement du Sénat en vue d’instaurer la possibilité d’adresser d’abord au Bureau les demandes d’établissement d’un rapport d’information, de manière à fluidifier leur traitement par les commissions et la répartition des tâches entre celles‑ci (de M. Bert Anciaux ; Doc. 6‑195/1).

  Bureau

  Bureau

Samenstelling van de commissies

Composition des commissions

Met toepassing van artikel 19‑4 van het Reglement wordt de samenstelling van de commissies gewijzigd als volgt:

En application de l’article 19‑4 du Règlement, la composition des commissions est modifiée comme suit :

Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden:

Commission des Matières institutionnelles :

  Mevrouw Petra De Sutter wordt lid.

  Madame Petra De Sutter devient membre.

Commissie voor de Transversale Aangelegenheden – Gewestbevoegdheden:

Commission des Matières transversales – Compétences régionales :

  De heer Hermes Sanctorum vervangt mevrouw Petra De Sutter.

  Monsieur Hermes Sanctorum remplace Mme Petra De Sutter.

Parlementaire Overlegcommissie:

Commission parlementaire de Concertation :

  De heer Philippe Henry vervangt mevrouw Elisabeth Meuleman.

  Monsieur Philippe Henry remplace Mme Elisabeth Meuleman.

Grondwettelijk Hof – Arresten

Cour constitutionnelle – Arrêts

Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:

En application de l’article 113 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat :

  het arrest nr. 24/2015, uitgesproken op 5 maart 2015 inzake het beroep tot vernietiging van de artikelen 3, 6º, 50, 3º, en 67 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 31 mei 2013 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen, ingesteld door de vzw “Vlaams Huurdersplatform” en de vzw “Forum van Etnisch‑Culturele Minderheden” (rolnummer 5808);

  l’arrêt no 24/2015, rendu le 5 mars 2015, en cause le recours en annulation des articles 3, 6º, 50, 3º, et 67 du décret de la Région flamande du 31 mai 2013 portant modification de divers décrets relatifs au logement, introduit par l’ASBL « Vlaams Huurdersplatform » et l’ASBL « Forum van Etnisch‑Culturele Minderheden » (numéro du rôle 5808) ;

  het arrest nr. 25/2015, uitgesproken op 5 maart 2015 inzake het beroep tot vernietiging van artikel 42, eerste en tweede lid, van de wet van 30 juli 2013 houdende diverse bepalingen en van artikel 14 van de wet van 21 december 2013 houdende diverse fiscale en financiële bepalingen, ingesteld door Wim Raeymaekers (rolnummer 5830);

  l’arrêt no 25/2015, rendu le 5 mars 2015, en cause le recours en annulation de l’article 42, alinéas 1er et 2, de la loi du 30 juillet 2013 portant des dispositions diverses et de l’article 14 de la loi du 21 décembre 2013 portant des dispositions fiscales et financières diverses, introduit par Wim Raeymaekers (numéro du rôle 5830) ;

  het arrest nr. 26/2015, uitgesproken op 5 maart 2015 inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 16, §2, 1º, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, gesteld door het Hof van Beroep te Gent (rolnummer 5874);

  l’arrêt no 26/2015, rendu le 5 mars 2015, en cause la question préjudicielle relative à l’article 16, §2, 1º, du Code de la nationalité belge, posée par la Cour d’appel de Gand (numéro du rôle 5874) ;

  het arrest nr. 27/2015, uitgesproken op 5 maart 2015 inzake de prejudiciële vragen betreffende artikel 34 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, gesteld door het Arbeidshof te Luik (rolnummer 5875);

  l’arrêt no 27/2015, rendu le 5 mars 2015, en cause les questions préjudicielles relatives à l’article 34 de la loi du 10 avril 1971 sur les accidents du travail, posées par la Cour du travail de Liège (numéro du rôle 5875) ;

  het arrest nr. 28/2015, uitgesproken op 12 maart 2015 inzake de prejudiciële vraag over artikel 19quater van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, gesteld door de Raad van State (rolnummer 5697);

  l’arrêt no 28/2015, rendu le 12 mars 2015, en cause la question préjudicielle concernant l’article 19quater du décret de la Communauté flamande du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l’enseignement subventionné et des centres subventionnés d’encadrement des élèves, posée par le Conseil d’État (numéro du rôle 5697) ;

  het arrest nr. 29/2015, uitgesproken op 12 maart 2015 inzake de prejudiciële vraag betreffende het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 9 mei 1994 over de logiesverstrekkende inrichtingen en hotelinrichtingen, gesteld door de Raad van State (rolnummer 5758);

  l’arrêt no 29/2015, rendu le 12 mars 2015, en cause la question préjudicielle relative au décret de la Communauté germanophone du 9 mai 1994 sur les établissements d’hébergement et les établissements hôteliers, posée par le Conseil d’État (numéro du rôle 5758) ;

  het arrest nr. 30/2015, uitgesproken op 12 maart 2015 inzake de prejudiciële vraag betreffende de decreten van de Franse Gemeenschap van 15 december 2006, 13 december 2007 en 17 december 2009 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Franse Gemeenschap respectievelijk voor de begrotingsjaren 2007, 2008 en 2010, gesteld door het Hof van Beroep te Luik (rolnummer 5803);

  l’arrêt no 30/2015, rendu le 12 mars 2015, en cause la question préjudicielle relative aux décrets de la Communauté française du 15 décembre 2006, du 13 décembre 2007 et du 17 décembre 2009 contenant le budget général des dépenses de la Communauté française respectivement pour les années budgétaires 2007, 2008 et 2010, posée par la Cour d’appel de Liège (numéro du rôle 5803) ;

  het arrest nr. 31/2015, uitgesproken op 12 maart 2015 inzake de prejudiciële vraag over artikel 4 van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen, gesteld door het Hof van Beroep te Brussel (rolnummer 5817);

  l’arrêt no 31/2015, rendu le 12 mars 2015, en cause la question préjudicielle concernant l’article 4 de la loi du 31 janvier 2009 relative à la continuité des entreprises, posée par la Cour d’appel de Bruxelles (numéro du rôle 5817) :

  het arrest nr. 32/2015, uitgesproken op 12 maart 2015 inzake de prejudiciële vraag over artikel 11, §2, 1º, van de wet van 22 december 2009 betreffende een algemene regeling voor rookvrije gesloten plaatsen toegankelijk voor het publiek en ter bescherming van werknemers tegen tabaksrook, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Turnhout (rolnummer 5851);

  l’arrêt no 32/2015, rendu le 12 mars 2015, en cause la question préjudicielle concernant l’article 11, §2, 1º, de la loi du 22 décembre 2009 instaurant une réglementation générale relative à l’interdiction de fumer dans les lieux fermés accessibles au public et à la protection des travailleurs contre la fumée du tabac, posée par le Tribunal du travail de Turnhout (numéro du rôle 5851) ;

  het arrest nr. 33/2015, uitgesproken op 12 maart 2015 inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 12 juncto artikel 5 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Hasselt (rolnummer 5883);

  l’arrêt no 33/2015, rendu le 12 mars 2015, en cause la question préjudicielle relative à l’article 12 juncto l’article 5 de la loi du 10 avril 1971 sur les accidents du travail, posée par le Tribunal du travail de Hasselt (numéro du rôle 5883) ;

  het arrest nr. 34/2015, uitgesproken op 12 maart 2015 inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 8 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving en artikel 5 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 31 maart 1994 houdende bepaling van de neutraliteit van het Gemeenschapsonderwijs, gesteld door de Raad van State (rolnummer 5885);

  l’arrêt no 34/2015, rendu le 12 mars 2015, en cause la question préjudicielle relative à l’article 8 de la loi du 29 mai 1959 modifiant certaines dispositions de la législation de l’enseignement et à l’article 5 du décret de la Communauté française du 31 mars 1994 définissant la neutralité de l’enseignement de la Communauté, posée par le Conseil d’État (numéro du rôle 5885) ;

  het arrest nr. 35/2015, uitgesproken op 12 maart 2015 inzake de prejudiciële vragen betreffende artikel 330, §1, van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Gent en door de Rechtbank van eerste aanleg Oost‑Vlaanderen, afdeling Dendermonde (rolnummers 5888 en 5944).

  l’arrêt no 35/2015, rendu le 12 mars 2015, en cause les questions préjudicielles relatives à l’article 330, §1er, du Code civil, posées par le Tribunal de première instance de Gand et par le Tribunal de première instance de Flandre orientale, division Termonde (numéro du rôle 5888 et 5944).

  het arrest nr. 36/2015, uitgesproken op 19 maart 2015 inzake de beroepen tot vernietiging van de artikelen 3, 4, 5, 33 en 38 van het decreet van het Waalse Gewest van 18 april 2013 “houdende wijziging van sommige bepalingen van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie”, ingesteld door Tomaso Antonacci en anderen en door Pierre Blondeau (rolnummers 5849 en 5850);

  l’arrêt no 36/2015, rendu le 19 mars 2015, en cause les recours en annulation des articles 3, 4, 5, 33 et 38 du décret de la Région wallonne du 18 avril 2013 « modifiant certaines dispositions du Code de la Démocratie locale et de la Décentralisation », introduits par Tomaso Antonacci et autres et par Pierre Blondeau (numéros du rôle 5849 et 5850) ;

  het arrest nr. 37/2015, uitgesproken op 19 maart 2015 inzake het beroep tot vernietiging van artikel 51, tweede en derde zin, van het decreet van het Waalse Gewest van 18 april 2013 “houdende wijziging van sommige bepalingen van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie”, ingesteld door de vzw “Fédération Wallonne des Secrétaires de C.P.A.S. (centre public d’action sociale)” (rolnummer 5852);

  l’arrêt no 37/2015, rendu le 19 mars 2015, en cause le recours en annulation de l’article 51, deuxième et troisième phrases, du décret de la Région wallonne du 18 avril 2013 « modifiant certaines dispositions du Code de la Démocratie locale et de la Décentralisation », introduit par l’ASBL « Fédération Wallonne des Secrétaires de C.P.A.S. (centre public d’action sociale) » (numéro du rôle 5852) ;

  het arrest nr. 38/2015, uitgesproken op 19 maart 2015 inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel 330 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Namen (rolnummer 5854);

  l’arrêt no 38/2015, rendu le 19 mars 2015, en cause la question préjudicielle relative à l’article 330 du Code civil, posée par le Tribunal de première instance de Namur (numéro du rôle 5854) ;

  het arrest nr. 39/2015, uitgesproken op 19 maart 2015 inzake de prejudiciële vragen over artikel 7, §2, 4º, van de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Brugge (rolnummer 5864);

  l’arrêt no 39/2015, rendu le 19 mars 2015, en cause les questions préjudicielles relatives à l’article 7, §2, 4º, de la loi du 12 janvier 2007 sur l’accueil des demandeurs d’asile et de certaines autres catégories d’étrangers, posées par le Tribunal du travail de Bruges (numéro du rôle 5864) ;

  het arrest nr. 40/2015, uitgesproken op 19 maart 2015 inzake de beroepen tot gedeeltelijke vernietiging van de wet van 31 juli 2013 tot wijziging van de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen van het actief kader van de Krijgsmacht en tot wijziging van sommige bepalingen betreffende het statuut van het militair personeel, ingesteld door Erwin De Staelen en anderen en door R.D. (rolnummers 5879 en 5880).

  l’arrêt no 40/2015, rendu le 19 mars 2015, en cause les recours en annulation partielle de la loi du 31 juillet 2013 modifiant la loi du 28 février 2007 fixant le statut des militaires du cadre actif des Forces armées et modifiant certaines dispositions relatives au statut du personnel militaire, introduits par Erwin De Staelen et autres et par R.D. (numéros du rôle 5879 et 5880).

  Voor kennisgeving aangenomen.

  Pris pour notification.

Grondwettelijk Hof – Prejudiciële vragen

Cour constitutionnelle – Questions préjudicielles

Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof aan de voorzitter van de Senaat kennis van:

En application de l’article 77 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat :

  de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 4.1.1, 14º en 4.2.15, §1, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, zoals geïnterpreteerd bij artikel 20 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 11 mei 2012 houdende wijziging van diverse bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en wijziging van de regelgeving wat de opheffing van het Agentschap Ruimtelijke Ordening betreft, gesteld door de Raad voor Vergunningsbetwistingen (rolnummer 6092);

  la question préjudicielle relative aux articles 4.1.1, 14º, et 4.2.15, §1er, du « Code flamand de l’Aménagement du Territoire », tels qu’ils sont interprétés par l’article 20 du décret de la Région flamande du 11 mai 2012 portant modification de diverses dispositions du Code flamand de l’Aménagement du Territoire et portant modification de la réglementation relative à l’abrogation de la « Agentschap Ruimtelijke Ordening » (Agence de l’Aménagement du Territoire), posée par le Conseil pour les Contestations des Autorisations (numéro du rôle 6092) ;

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 42, §2, 2º, van het Vlaamse decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, gesteld door de Nederlandstalige Rechtbank van eerste aanleg te Brussel (rolnummer 6114);

  la question préjudicielle relative à l’article 42, §2, 2º, du décret flamand du 22 décembre 1995 contenant diverses mesures d’accompagnement du budget 1996, posée par le Tribunal de première instance néerlandophone de Bruxelles (numéro du rôle 6114) ;

  de prejudiciële vragen betreffende artikel 75, 3º, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door het Hof van Beroep te Luik (rolnummers 6132 en 6133, samengevoegde zaken);

  les questions préjudicielles relatives à l’article 75, 3º, du Code des impôts sur les revenus 1992, posées par la Cour d’appel de Liège (numéros du rôle 6132 et 6133, affaires jointes) ;

  de prejudiciële vragen betreffende artikel L4211‑3, §5, van het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie, ingevoegd bij artikel 22 van het decreet van het Waalse Gewest van 19 december 2012 houdende de algemene ontvangstenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 2013, gesteld door de Raad van State (rolnummer 6139);

  les questions préjudicielles relatives à l’article L4211‑3, §5, du Code de la démocratie locale et de la décentralisation, inséré par l’article 22 du décret de la Région wallonne du 19 décembre 2012 contenant le budget général des recettes de la Région wallonne pour l’année budgétaire 2013, posées par le Conseil d’État (numéro du rôle 6139) ;

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 171, 5º, b), van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik (rolnummer 6141);

  la question préjudicielle relative à l’article 171, 5º, b), du Code des impôts sur les revenus 1992, posée par le Tribunal de première instance de Liège, division Liège (numéro du rôle 6141) ;

  de prejudiciële vraag over artikel 51 van de wet van 17 juli 1963 betreffende de overzeese sociale zekerheid, gesteld door de Franstalige Arbeidsrechtbank te Brussel (rolnummer 6142);

  la question préjudicielle concernant l’article 51 de la loi du 17 juillet 1963 relative à la sécurité sociale d’outre‑mer, posée par le Tribunal du travail francophone de Bruxelles (numéro du rôle 6142) ;

  de prejudiciële vraag over artikel 1 van de wet van 15 april 1958 betreffende de publiciteit inzake tandverzorging en artikel 8quinquies van het koninklijk besluit van 1 juni 1934 houdende reglement op de beoefening der tandheelkunde, gesteld door de raadkamer van de Rechtbank van eerste aanleg Namen (rolnummer 6143);

  la question préjudicielle concernant l’article 1er de la loi du 15 avril 1958 relative à la publicité en matière de soins dentaires et l’article 8quinquies de l’arrêté royal du 1er juin 1934 réglementant l’exercice de l’art dentaire, posée par la chambre du conseil du Tribunal de première instance de Namur (numéro du rôle 6143) ;

  de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 2, 9º, en 15, §2, van het decreet van het Vlaamse Gewest van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, gesteld door het Hof van Beroep te Brussel (rolnummer 6144);

  les questions préjudicielles relatives aux articles 2, 9º, et 15, §2, du décret de la Région flamande du 19 avril 1995 portant des mesures visant à lutter contre et à prévenir la désaffectation et l’abandon de sites d’activité économique, posées par la Cour d’appel de Bruxelles (numéro du rôle 6144) ;

  de prejudiciële vraag over de artikelen 81 tot 86 en 180 van de basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Luik, afdeling Namen (rolnummer 6148);

  la question préjudicielle relative aux articles 81 à 86 et 180 de la loi de principes du 12 janvier 2005 concernant l’administration pénitentiaire ainsi que le statut juridique des détenus, posée par le Tribunal du travail de Liège, division Namur (numéro du rôle 6148) ;

  de prejudiciële vragen over de artikelen 2, d), 49, 50 en 55, §3, van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen, gesteld door de Franstalige Rechtbank van Koophandel te Brussel (rolnummer 6150);

  les questions préjudicielles relatives aux articles 2, d), 49, 50 et 55, §3, de la loi du 31 janvier 2009 sur la continuité des entreprises, posées par le Tribunal de commerce francophone de Bruxelles (numéro du rôle 6150) ;

  de prejudiciële vraag over artikel 7 van de wet van 14 januari 2013 houdende fiscale en andere bepalingen betreffende justitie, gesteld door het Hof van Beroep te Luik (rolnummer 6151);

  la question préjudicielle relative à l’article 7 de la loi du 14 janvier 2013 portant des dispositions fiscales et autres en matière de justice, posée par la Cour d’appel de Liège (numéro du rôle 6151) ;

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 342, §3, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Henegouwen, afdeling Bergen (rolnummer 6152);

  la question préjudicielle relative à l’article 342, §3, du Code des impôts sur les revenus 1992, posée par le Tribunal de première instance du Hainaut, division Mons (numéro du rôle 6152) ;

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 162bis van het Wetboek van strafvordering, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik (rolnummer 6153);

  la question préjudicielle relative à l’article 162bis du Code d’instruction criminelle, posée par le Tribunal de première instance de Liège, division Liège (numéro du rôle 6153) ;

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 171, 6º, tweede streepje, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Waals‑Brabant (rolnummer 6154);

  la question préjudicielle relative à l’article 171, 6º, deuxième tiret, du Code des impôts sur les revenus 1992, posée par le Tribunal de première instance du Brabant wallon (numéro du rôle 6154) ;

  de prejudiciële vraag over artikel 82, §3, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (voor de opheffing ervan bij artikel 50 van de wet van 26 december 2013), gesteld door het Arbeidshof te Antwerpen (rolnummer 6155);

  la question préjudicielle concernant l’article 82, §3, de la loi du 3 juillet 1978 relative aux contrats de travail (avant son abrogation par l’article 50 de la loi du 26 décembre 2013), posée par la Cour du travail d’Anvers (numéro du rôle 6155) ;

  de prejudiciële vraag over artikel 22sexies van de wet van 17 juli 1963 betreffende de overzeese sociale zekerheid, gesteld door het Arbeidshof te Antwerpen (rolnummer 6156);

  la question préjudicielle concernant l’article 22sexies de la loi du 17 juillet 1963 relative à la sécurité sociale d’outre‑mer, posée par la Cour du travail d’Anvers (numéro du rôle 6156) ;

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 127, §1, eerste lid, 8º, en §3, en artikel 181, eerste lid, 5º, en vierde lid, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie, gesteld door de Raad van State (rolnummer 6157);

  la question préjudicielle relative à l’article 127, §1er, alinéa 1er, 8º, et §3, et à l’article 181, alinéa 1er, 5º, et alinéa 4, du Code wallon de l’aménagement du territoire, de l’urbanisme, du patrimoine et de l’énergie, posée par le Conseil d’État (numéro du rôle 6157) ;

  de prejudiciële vragen betreffende artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering, gesteld door de kamer van inbeschuldigingstelling van het Hof van Beroep te Gent (rolnummer 6158);

  les questions préjudicielles relatives à l’article 216bis du Code d’instruction criminelle, posées par la chambre des mises en accusation de la Cour d’appel de Gand (numéro du rôle 6158) ;

  de prejudiciële vraag over artikel 37, §20, derde lid, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, ingevoegd bij artikel 140 van de programmawet van 22 december 2008, gesteld door het Hof van Beroep te Brussel (rolnummer 6159);

  la question préjudicielle concernant l’article 37, §20, alinéa 3, de la loi coordonnée le 14 juillet 1994 relative à l’assurance obligatoire soins de santé et indemnités, inséré par l’article 140 de la loi‑programme du 22 décembre 2008, posée par la Cour d’appel de Bruxelles (numéro du rôle 6159) ;

  de prejudiciële vraag betreffende artikel 1211 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Antwerpen (rolnummer 6165);

  la question préjudicielle relative à l’article 1211 du Code judiciaire, posée par la Cour d’appel d’Anvers (numéro du rôle 6165) ;

  de prejudiciële vragen betreffende artikel 7, §1, van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 28 januari 2010 houdende organisatie van de stedelijke herwaardering, gesteld door de Vrederechter van het kanton Elsene (rolnummers 6166 en 6167, samengevoegde zaken).

  les questions préjudicielles relatives à l’article 7, §1er, de l’ordonnance de la Région de Bruxelles‑Capitale du 28 janvier 2010 organique de la revitalisation urbaine, posées par le Juge de paix du canton d’Ixelles (numéros du rôle 6166 et 6167, affaires jointes).

  Voor kennisgeving aangenomen

  Pris pour notification

Grondwettelijk Hof – Beroepen

Cour constitutionnelle – Recours

Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van:

En application de l’article 76 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat :

  het beroep tot vernietiging van de artikelen 2 en 3 van de wet van 22 mei 2014 ter bestrijding van seksisme in de openbare ruimte en tot aanpassing van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie teneinde de daad van discriminatie te bestraffen, ingesteld door de “Parti libertarien” en anderen (rolnummer 6145);

  le recours en annulation des articles 2 et 3 de la loi du 22 mai 2014 tendant à lutter contre le sexisme dans l’espace public et modifiant la loi du 10 mai 2007 tendant à lutter contre la discrimination entre les femmes et les hommes afin de pénaliser l’acte de discrimination, introduit par le Parti libertarien et autres (numéro du rôle 6145) ;

  de beroepen tot vernietiging van artikel 17 en 18 van de wet van 25 april 2014 ter verbetering van verschillende wetten die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet (aanvulling van artikel 1022, achtste lid, van het Gerechtelijk Wetboek met een 3º), ingesteld door Wim Raeymaekers en door de “Ordre des barreaux francophones et germanophone” (rolnummers 6146 en 6147, samengevoegde zaken);

  les recours en annulation de l’article 17 et 18 de la loi du 25 avril 2014 visant à corriger plusieurs lois réglant une matière visée à l’article 78 de la Constitution (ajout d’un 3º à l’article 1022, alinéa 8, du Code judiciaire), introduit par Wim Raeymaekers et par l’Ordre des barreaux francophones et germanophone (numéros du rôle 6146 et 6147, affaires jointes) ;

  het beroep tot vernietiging van de wet van 19 april 2014 tot vaststelling van bepaalde aspecten van de arbeidstijd van de operationele beroepsleden van de hulpverleningszones en van de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp en tot wijziging van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid, ingesteld door Eric Gabriel en de “Intercategoriële Federatie Openbare Diensten (IFOD)” (rolnummer 6149);

  le recours en annulation de la loi du 19 avril 2014 fixant certains aspects de l’aménagement du temps de travail des membres professionnels opérationnels des zones de secours et du Service d’incendie et d’aide médicale urgente de la Région Bruxelles‑Capitale et modifiant la loi du 15 mai 2007 relative à la sécurité civile, introduit par Eric Gabriel et la « Fédération Intercatégorielle des Services Publics (FISP) » (numéro du rôle 6149) ;

  de beroepen tot vernietiging van de artikelen 17 en 18 van de wet van 25 april 2014 ter verbetering van verschillende wetten die een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet (aanvulling van artikel 1022, achtste lid, van het Gerechtelijk Wetboek met een 3º), ingesteld door Wim Raeymaekers, door de “Ordre des barreaux francophones et germanophone”, door de vzw “Genootschap Advocaten Publiekrecht” en anderen, door de Orde van Vlaamse balies en Dominique Matthys, door Roussana Bardarska en door de vzw “Touche Pas à Mes Certificats Verts” (rolnummers 6160, 6161, 6161 en 6163, toegevoegd aan 6146 en 6147),

  les recours en annulation de l’article 17 et 18 de la loi du 25 avril 2014 visant à corriger plusieurs lois réglant une matière visée à l’article 78 de la Constitution (ajout d’un 3º à l’article 1022, alinéa 8, du Code judiciaire), introduit par Wim Raeymaekers, par l’Ordre des barreaux francophones et germanophone, par l’ASBL « Genootschap Advocaten Publiekrecht » et autres, par l’ « Orde van Vlaamse balies » et Dominique Matthys, par Roussana Bardarska et par l’ASBL « Touche Pas à Mes Certificats Verts » (numéros du rôle 6160, 6161, 6162 et 6163, joints aux 6146 et 6147) ;

  het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap en tot hervorming van de wijze van financiering van de zorg en de ondersteuning voor personen met een handicap, ingesteld door de vzw “Iedereen bezorgd” (rolnummer 6164),

  le recours en annulation partielle du décret de la Communauté flamande du 25 avril 2014 portant le financement qui suit la personne pour des personnes handicapées et portant réforme du mode de financement des soins et du soutien pour des personnes handicapées, introduit par l’ASBL « Iedereen bezorgd » (numéro du rôle 6164) ;

  het beroep tot vernietiging en de vordering tot schorsing van de artikelen 73 en 74 van het Vlaamse decreet van 19 december 2014 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2015 en van de artikelen 162, 170, 172, 174 en 175 van het Vlaamse decreet van 19 december 2014 tot wijziging van de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013, ingesteld door Ivo Evers (rolnummer 6171).

  le recours en annulation et la demande de suspension des articles 73 et 74 du décret flamand du 19 décembre 2014 contenant diverses mesures d’accompagnement du budget 2015 et des articles 162, 170, 172, 174 et 175 du décret flamand du 19 décembre 2014 portant modification du Code flamand de la fiscalité du 13 décembre 2013, introduits par Ivo Evers (numéro du rôle 6171).

  Voor kennisgeving aangenomen.

  Pris pour notification.

Hof van Beroep

Cour d’appel

Bij brief van 10 maart 2015 heeft de eerste voorzitter van het Hof van Beroep te Luik, overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2014 van het Hof van Beroep te Luik, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 4 maart 2015.

Par lettre du 10 mars 2015, le premier président de la Cour d’appel de Liège a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2014 de la Cour d’appel de Liège, approuvé lors de l’assemblée générale du 4 mars 2015.

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

Parketten

Parquets

Bij brief van 30 maart 2015 heeft de Procureur des Konings te Antwerpen overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2014 van het Parket van de Procureur des Konings te Antwerpen, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 26 maart 2015.

Par lettre du 30 mars 2015, le procureur du Roi d’Anvers a transmis au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2014 du Parquet du Procureur du Roi d’Anvers, approuvé lors de son assemblée de corps du 26 mars 2015.

Bij brief van 30 maart 2015 heeft de Procureur des Konings te Nijvel overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2014 van het Parket van de Procureur des Konings te Nijvel, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 27 maart 2015.

Par lettre du 30 mars 2015, le procureur du Roi de Nivelles a transmis au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2014 du Parquet du Procureur du Roi de Nivelles, approuvé lors de son assemblée de corps du 27 mars 2015.

Bij brief van 31 maart 2015 heeft de Procureur des Konings te Gent overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2014 van het Parket van de Procureur des Konings te Gent, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 25 maart 2015.

Par lettre du 31 mars 2015, le procureur du Roi de Gand, a transmis au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2014 du Parquet du Procureur du Roi de Gand, approuvé lors de son assemblée de corps du 25 mars 2015.

Bij brief van 1 april 2015 heeft de Procureur des Konings te Luik overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2014 van het Parket van de Procureur des Konings te Luik, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 31 maart 2015.

Par lettre du 1er avril 2015, le procureur du Roi de Liège a transmis au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2014 du Parquet du Procureur du Roi de Liège, approuvé lors de son assemblée de corps du 31 mars 2015.

Bij brief van 1 april 2015 heeft de Procureur des Konings te Marche‑en‑Famenne overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2014 van het Parket van de Procureur des Konings te Marche‑en‑Famenne, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 1 april 2015.

Par lettre du 1er avril 2015, le procureur du Roi de Marche‑en‑Famenne a transmis au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2014 du Parquet du Procureur du Roi de Marche‑en‑Famenne, approuvé lors de son assemblée de corps du 1er avril 2015.

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

Arbeidsauditoraten

Auditorats du Travail

Bij brief van 10 maart 2015 heeft de arbeidsauditeur te Gent overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2014 van het Arbeidsauditoraat te Gent, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 9 maart 2015.

Par lettre du 10 mars 2015, l’auditeur du travail de Gand a transmis au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2014 de l’Auditorat du travail de Gand, approuvé lors de son assemblée de corps du 9 mars 2015.

Bij brief van 23 maart 2015 heeft de arbeidsauditeur te Leuven overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2014 van het Arbeidsauditoraat te Leuven, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 19 maart 2015.

Par lettre du 23 mars 2015, l’auditeur du travail de Louvain a transmis au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2014 de l’Auditorat du travail de Louvain, approuvé lors de son assemblée de corps du 19 mars 2015.

Bij brief van 25 maart 2015 heeft de arbeidsauditeur te Nijvel overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2014 van het Arbeidsauditoraat te Nijvel, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 25 maart 2015.

Par lettre du 25 mars 2015, l’auditeur du travail de Nivelles a transmis au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2014 de l’Auditorat du travail de Nivelles, approuvé lors de son assemblée de corps du 25 mars 2015.

Bij brief van 27 maart 2015 heeft de arbeidsauditeur te Brussel overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2014 van het Arbeidsauditoraat te Brussel, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 19 maart 2015.

Par lettre du 27 mars 2015, l’auditeur du travail de Bruxelles a transmis au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2014 de l’Auditorat du travail de Bruxelles, approuvé lors de son assemblée de corps du 19 mars 2015.

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

Rechtbanken van eerste aanleg

Tribunaux de première instance

Bij brief van 23 maart 2015 heeft de voorzitter van de Rechtbank van eerste aanleg te Luik overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2014 van de Rechtbank van eerste aanleg te Luik, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 13 maart 2015.

Par lettre du 23 mars 2015, le président du Tribunal de première instance de Liège a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2014 du Tribunal de première instance de Liège, approuvé lors de son assemblée générale du 13 mars 2015.

Bij brief van 31 maart 2015 heeft de voorzitter van de Rechtbank van eerste aanleg van Franstalig Brabant overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2014 van de Rechtbank van eerste aanleg van Franstalig Brabant, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 30 maart 2015.

Par lettre du 31 mars 2015, le président du Tribunal de première instance du Brabant wallon a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2014 du Tribunal de première instance du Brabant wallon, approuvé lors de son assemblée générale du 30 mars 2015.

Bij brief van 31 maart 2015 heeft de voorzitter van de Rechtbank van eerste aanleg West‑Vlaanderen overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2014 van de Rechtbank van eerste aanleg West‑Vlaanderen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 30 maart 2015.

Par lettre du 31 mars 2015, le président du Tribunal de première instance de la Flandre occidentale a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2014 du Tribunal de première instance de la Flandre occidentale, approuvé lors de son assemblée générale du 30 mars 2015.

Bij brief van 2 april 2015 heeft de voorzitter van de Rechtbank van eerste aanleg te Luxemburg overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2014 van de Rechtbank van eerste aanleg te Luxemburg, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 30 maart 2015.

Par lettre du 2 avril 2015, le président du Tribunal de première instance du Luxembourg a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2014 du Tribunal de première instance du Luxembourg, approuvé lors de son assemblée générale du 30 mars 2015.

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

Arbeidsrechtbanken

Tribunaux du travail

Bij brief van 20 maart 2015 heeft de voorzitter van de Arbeidsrechtbank te Antwerpen, overeenkomstig artikel 340, §3, 1º en 5º lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2014 van de Arbeidsrechtbank te Antwerpen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 19 maart 2015.

Par lettre du 20 mars 2015, le président du Tribunal du travail d’Anvers, a transmis au Sénat, conformément à l’article 340, §3, alinéas 1 et 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2014 du Tribunal du travail d’Anvers, approuvé lors de son assemblée générale du 19 mars 2015.

Bij brief van 23 maart 2015 heeft de voorzitter van de Nederlandstalige Arbeidsrechtbank te Brussel, overeenkomstig artikel 340, §3, 1º en 5º lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2014 van de Nederlandstalige Arbeidsrechtbank te Brussel, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 20 maart 2015.

Par lettre du 23 mars 2015, le président du Tribunal du travail néerlandophone de Bruxelles, a transmis au Sénat, conformément à l’article 340, §3, alinéas 1 et 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2014 du Tribunal du travail néerlandophone de Bruxelles, approuvé lors de son assemblée générale du 20 mars 2015.

Bij brief van 24 maart 2015 heeft de voorzitter van de Franstalige Arbeidsrechtbank te Brussel, overeenkomstig artikel 340, §3, 1º en 5º lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2014 van de Franstalige Arbeidsrechtbank te Brussel, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 19 maart 2015.

Par lettre du 24 mars 2015, le président du Tribunal du travail francophone de Bruxelles, a transmis au Sénat, conformément à l’article 340, §3, alinéas 1 et 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2014 du Tribunal du travail francophone de Bruxelles, approuvé lors de son assemblée générale du 19 mars 2015.

Bij brief van 27 maart 2015 heeft de voorzitter van de Arbeidsrechtbank te Nijvel, overeenkomstig artikel 340, §3, 1º en 5º lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2014 van de Arbeidsrechtbank te Nijvel, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 5 maart 2015.

Par lettre du 27 mars 2015, le président du Tribunal du travail de Nivelles a transmis au Sénat, conformément à l’article 340, §3, alinéas 1 et 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2014 du Tribunal du travail de Nivelles, approuvé lors de son assemblée générale du 5 mars 2015.

Bij brief van 31 maart 2015 heeft de voorzitter van de Arbeidsrechtbank te Bergen en Charleroi, overeenkomstig artikel 340, §3, 1º en 5º lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag 2014 van de Arbeidsrechtbank te Bergen en Charleroi, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 31 maart 2015.

Par lettre du 31 mars 2015, le président du Tribunal du travail de Mons et de Charleroi, a transmis au Sénat, conformément à l’article 340, §3, alinéas 1 et 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2014 du Tribunal du travail de Mons et Charleroi, approuvé lors de son assemblée générale du 31 mars 2015.

Bij brief van 31 maart 2015 heeft de voorzitter van de Arbeidsrechtbank van Gent, overeenkomstig artikel 340, §2 1º en 2º en 341 §1º, 5º van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, de notulen van zijn algemene vergadering van 20 maart 2015, alsook het werkingsverslag 2014 toegestuurd.

Par lettre du 31 mars 2015, le président du Tribunal du Travail de Gand, a transmis au Sénat, conformément à l’article 340, §2 1º et 2º et 341 §1, 5º du Code judiciaire, le procès‑verbal de l’Assemblée Générale tenue le 20 mars 2015 ainsi que le rapport de fonctionnement 2014.

Bij brief van 3 april 2015 heeft de voorzitter van de Arbeidsrechtbank van Leuven, overeenkomstig artikel 340, §2 1º en 2º en 341 §1º, 5º van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, de notulen van zijn algemene vergadering van 13 maart 2015, alsook het werkingsverslag 2014 toegestuurd.

Par lettre du 3 avril 2015, le président du Tribunal du Travail de Louvain, a transmis au Sénat, conformément à l’article 340, §2 1º et 2º et 341 §1, 5º du Code judiciaire, le procès‑verbal de l’Assemblée Générale tenue le 13 mars 2015 ainsi que le rapport de fonctionnement 2014.

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

Rechtbanken van koophandel

Tribunaux de commerce

Bij brief van 17 maart 2015 heeft de voorzitter van de Rechtbank van koophandel te Nijvel overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag voor 2014 van de Rechtbank van koophandel te Nijvel, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 5 maart 2015.

Par lettre du 17 mars 2015, le président du Tribunal de commerce de Nivelles a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement pour 2014 du Tribunal de commerce de Nivelles, approuvé lors de son assemblée générale du 5 mars 2015.

Bij brief van 7 april 2015 heeft de voorzitter van de Franstalige Rechtbank van koophandel te Brussel overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag voor 2014 van de Franstalige Rechtbank van koophandel te Brussel, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 31 maart 2015.

Par lettre du 7 avril 2015, le président du Tribunal de commerce francophone de Bruxelles a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement pour 2014 du Tribunal de commerce francophone de Bruxelles, approuvé lors de son assemblée générale du 31 mars 2015.

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

Algemene vergadering van de vrederechters en de rechters in de politierechtbanken

Assemblée générale des juges de paix et des juges aux tribunaux de police

Bij brief van 25 maart 2015 heeft de voorzitter van Algemene Vergadering van de vrederechters en de rechters in de politierechtbanken ressorterende onder het Hof van Beroep van het arrondissement Limburg overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag voor 2014 van de Algemene vergadering van de vrederechters en de rechters in de politierechtbanken ressorterende onder het Hof van Beroep van het arrondissement Limburg, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 16 maart 2015.

Par lettre du 25 mars 2015, le président de l’Assemblée générale des juges de paix et des juges aux tribunaux de police du ressort de la Cour d’Appel de l’arrondissement Limbourg a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement pour l’année 2014 de l’Assemblée générale des juges de paix et des juges aux tribunaux de police du ressort de la Cour d’Appel de l’arrondissement Limbourg, approuvé lors de son assemblée générale du 16 mars 2015.

Bij brief van 30 maart 2015 heeft de voorzitter van Algemene Vergadering van de vrederechters en de rechters in de politierechtbanken ressorterende onder het Hof van Beroep te Antwerpen overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag voor 2014 van de Algemene vergadering van de vrederechters en de rechters in de politierechtbanken ressorterende onder het Hof van Beroep te Antwerpen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 23 maart 2015.

Par lettre du 30 mars 2015, le président de l’Assemblée générale des juges de paix et des juges aux tribunaux de police du ressort de la Cour d’Appel d’Anvers a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement pour l’année 2014 de l’Assemblée générale des juges de paix et des juges aux tribunaux de police du ressort de la Cour d’Appel d’Anvers, approuvé lors de son assemblée générale du 23 mars 2015.

Bij brief van 31 maart 2015 heeft de voorzitter van Algemene Vergadering van de vrederechters en de rechters in de politierechtbanken ressorterende onder het Hof van Beroep van Waals‑Brabant overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het werkingsverslag voor 2014 van de Algemene vergadering van de vrederechters en de rechters in de politierechtbanken ressorterende onder het Hof van Beroep van Waals‑Brabant, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 23 maart 2015.

Par lettre du 31 mars 2015, le président de l’Assemblée générale des juges de paix et des juges aux tribunaux de police du ressort de la Cour d’Appel du Brabant Wallon a transmis au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement pour l’année 2014 de l’Assemblée générale des juges de paix et des juges aux tribunaux de police du ressort de la Cour d’Appel du Brabant Wallon, approuvé lors de son assemblée générale du 23 mars 2015.

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

Centrale Raad voor het Bedrijfsleven

Conseil central de l’économie

Bij brief van 18 maart 2015 heeft de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, overeenkomstig artikel 1 van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven aan de Senaat overgezonden:

Par lettre du 18 mars 2015, le Conseil central de l’économie a transmis au Sénat, conformément à l’article premier de la loi du 20 septembre 1948 portant organisation de l’économie :

  het advies betreffende de omzetting van de nieuwe boekhoudrichtlijn (CRB 2015‑0600 DEF).

  l’avis concernant la transposition de la nouvelle directive comptable (CCE 2015‑0600 DEF).

goedgekeurd tijdens zijn plenaire vergadering van 18 maart 2015.

approuvé lors de sa séance plénière du 18 mars 2015.

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en Nationale Arbeidsraad

Conseil central de l’économie et Conseil national du travail

Bij brief van 25 maart 2015 hebben de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de Nationale Arbeidsraad, overeenkomstig artikel 1 van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven en artikel 1 van de organieke wet van 29 mei 1952 tot inrichting van de Nationale Arbeidsraad aan de Senaat overgezonden:

Par lettre du 25 mars 2015, le Conseil central de l’économie et le Conseil national du travail ont transmis au Sénat, conformément à l’article premier de la loi du 20 septembre 1948 portant organisation de l’économie et à l’article premier de la loi du 29 mai 1952 organique du Conseil national du travail :

  het advies over de welvaartsvastheid 2015‑2016 – Generatiepactwet – Pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance (NAR Nr. 1.935 – CRB 2015‑0700 DEF).

  l’avis concernant la liaison au bien‑être – Loi relative au pacte de solidarité entre les générations – Pacte de compétitivité, d’emploi et de relance (CNT No 1.935 – CCE 2015‑0700 DEF).

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

Hoge Raad voor de Justitie

Conseil supérieur de la Justice

Bij brief van 27 maart 2015, heeft de voorzitter van de Hoge Raad voor de Justitie, overeenkomstig artikelen 259bis‑18, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat overgezonden, het verslag over het bijzonder onderzoek “voorrecht van rechtsmacht in het kader van het dossier Jonathan Jacob”, goedgekeurd tijdens de algemene vergadering van 25 maart 2015.

Par lettre du 27 mars 2015, le président du Conseil supérieur de la Justice a transmis au Sénat, conformément aux articles 259bis‑18 du Code judiciaire, le rapport de l’enquête particulière sur « le privilège de juridiction dans le cadre du dossier Jonathan Jacob », approuvé lors de l’assemblée générale du 25 mars 2015.

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

Bureau voor Normalisatie

Bureau de Normalisation

Bij brief van 31 maart 2015 hebben de Voorzitters van het Directiecomité en van de Raad van Bestuur, overeenkomstig artikel VIII.17 van de wet van 28 februari 2013 tot invoering van het Wetboek van economisch recht aan de Senaat overgezonden, het jaarverslag van het Bureau voor Normalisatie voor 2014.

Par lettre du 31 mars 2015, les Présidents du Comité de Direction et du Conseil d’Administration ont transmis au Sénat, conformément à l’article VIII.17 de la loi du 28 février 2013 introduisant le Code de droit économique, le rapport annuel du Bureau de Normalisation pour 2014.

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.

In‑, uit- en doorvoer van wapens, munitie en militair materieel

Importation, exportation et transit d’armes, de munitions et de matériel

Bij brief van 19 maart 2015 heeft de vice‑eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee, overeenkomstig artikel 17 van de wet van 5 augustus 1991 betreffende de in‑, uit- en doorvoer van wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materieel en daaraan verbonden technologie aan de Senaat overgezonden, het rapport voor het tweede semester van 2014.

Par lettre du 19 mars 2015, le vice‑premier ministre et ministre de l’Économie, des Consommateurs et de la Mer du Nord a transmis au Sénat, conformément à l’article 17 de la loi du 5 août 1991 relative à l’importation, à l’exportation et au transit d’armes, de munitions et de matériel devant servir spécialement à un usage militaire ou de maintien de l’ordre et de la technologie y afférente, le rapport du deuxième semestre de 2014.

  Neergelegd ter griffie.

  Dépôt au greffe.

Europees Parlement

Parlement européen

Bij brief van 2 maart 2015 heeft de voorzitter van het Europees Parlement aan de Senaat volgende tekst overgezonden:

Par lettre du 2 mars 2015, le président du Parlement européen a transmis au Sénat le texte ci‑après :

  wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 februari 2015 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de vrijwaringsmaatregelen bedoeld in de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek IJsland;

  résolution législative du Parlement européen du 11 février 2015 sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil relatif aux mesures de sauvegarde prévues à l’accord entre la Communauté économique européenne et la République d’Islande ;

  wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 februari 2015 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de maatregelen die de Unie kan nemen naar aanleiding van een rapport van het orgaan voor geschillenbeslechting van de WTO betreffende antidumping- en antisubsidiemaatregelen;

  résolution législative du Parlement européen du 11 février 2015 sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil relatif aux mesures que l’Union peut prendre à la suite d’un rapport adopté par l’organe de règlement des différends de l’OMC concernant des mesures antidumping ou antisubventions ;

  wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 februari 2015 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de maatregelen die de Unie kan nemen ten aanzien van het gecombineerde effect van antidumping- of antisubsidiemaatregelen en vrijwaringsmaatregelen;

  résolution législative du Parlement européen du 11 février 2015 sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil relatif aux mesures que l’Union peut prendre au regard de l’effet combiné des mesures antidumping ou compensatoires et des mesures de sauvegarde ;

  wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 februari 2015 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer;

  résolution législative du Parlement européen du 11 février 2015 sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil relatif au régime commun applicable aux importations ;

  wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 februari 2015 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de uitvoer;

  résolution législative du Parlement européen du 11 février 2015 sur la proposition de règlement du Parlement européen et du Conseil relatif au régime commun applicable aux exportations ;

  wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 februari 2015 over het voorstel voor een besluit van de Raad inzake de verklaring van aanvaarding door de lidstaten, in het belang van de Europese Unie, van de toetreding van Gabon tot het Verdrag van ’s‑Gravenhage van 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen;

  résolution législative du Parlement européen du 11 février 2015 sur la proposition de décision du Conseil concernant la déclaration d’acceptation par les États membres, dans l’intérêt de l’Union européenne, de l’adhésion du Gabon à la convention de La Haye de 1980 sur les aspects civils de l’enlèvement international d’enfants ;

  wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 februari 2015 over het voorstel voor een besluit van de Raad inzake de verklaring van aanvaarding door de lidstaten, in het belang van de Europese Unie, van de toetreding van Andorra tot het Verdrag van ’s‑Gravenhage van 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen;

  résolution législative du Parlement européen du 11 février 2015 sur la proposition de décision du Conseil concernant la déclaration d’acceptation par les États membres, dans l’intérêt de l’Union européenne, de l’adhésion de l’Andorre à la convention de La Haye de 1980 sur les aspects civils de l’enlèvement international d’enfants ;

  wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 februari 2015 over het voorstel voor een besluit van de Raad inzake de verklaring van aanvaarding door de lidstaten, in het belang van de Europese Unie, van de toetreding van de Seychellen tot het Verdrag van ’s‑Gravenhage van 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen;

  résolution législative du Parlement européen du 11 février 2015 sur la proposition de décision du Conseil concernant la déclaration d’acceptation par les États membres, dans l’intérêt de l’Union européenne, de l’adhésion des Seychelles à la convention de La Haye de 1980 sur les aspects civils de l’enlèvement international d’enfants ;

  wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 februari 2015 over het voorstel voor een besluit van de Raad inzake de verklaring van aanvaarding door de lidstaten, in het belang van de Europese Unie, van de toetreding van de Russische Federatie tot het Verdrag van ’s‑Gravenhage van 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen;

  résolution législative du Parlement européen du 11 février 2015 sur la proposition de décision du Conseil concernant la déclaration d’acceptation par les États membres, dans l’intérêt de l’Union européenne, de l’adhésion de la Fédération de Russie à la convention de La Haye de 1980 sur les aspects civils de l’enlèvement international d’enfants ;

  wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 februari 2015 over het voorstel voor een besluit van de Raad inzake de verklaring van aanvaarding door de lidstaten, in het belang van de Europese Unie, van de toetreding van Albanië tot het Verdrag van ’s‑Gravenhage van 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen;

  résolution législative du Parlement européen du 11 février 2015 sur la proposition de décision du Conseil concernant la déclaration d’acceptation par les États membres, dans l’intérêt de l’Union européenne, de l’adhésion de l’Albanie à la convention de La Haye de 1980 sur les aspects civils de l’enlèvement international d’enfants ;

  wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 februari 2015 over het voorstel voor een besluit van de Raad inzake de verklaring van aanvaarding door de lidstaten, in het belang van de Europese Unie, van de toetreding van Singapore tot het Verdrag van ’s‑Gravenhage van 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen;

  résolution législative du Parlement européen du 11 février 2015 sur la proposition de décision du Conseil concernant la déclaration d’acceptation par les États membres, dans l’intérêt de l’Union européenne, de l’adhésion de Singapour à la convention de La Haye de 1980 sur les aspects civils de l’enlèvement international d’enfants ;

  wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 februari 2015 over het voorstel voor een besluit van de Raad inzake de verklaring van aanvaarding door de lidstaten, in het belang van de Europese Unie, van de toetreding van Marokko tot het Verdrag van ’s‑Gravenhage van 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen;

  résolution législative du Parlement européen du 11 février 2015 sur la proposition de décision du Conseil concernant la déclaration d’acceptation par les États membres, dans l’intérêt de l’Union européenne, de l’adhésion du Maroc à la convention de La Haye de 1980 sur les aspects civils de l’enlèvement international d’enfants ;

  wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 februari 2015 over het voorstel voor een besluit van de Raad inzake de verklaring van aanvaarding door de lidstaten, in het belang van de Europese Unie, van de toetreding van Armenië tot het Verdrag van ’s‑Gravenhage van 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen;

  résolution législative du Parlement européen du 11 février 2015 sur la proposition de décision du Conseil concernant la déclaration d’acceptation par les États membres, dans l’intérêt de l’Union européenne, de l’adhésion de l’Arménie à la convention de La Haye de 1980 sur les aspects civils de l’enlèvement international d’enfants ;

  besluit van het Europees Parlement van 11 februari 2015 betreffende het onderzoek van de geloofsbrieven;

  décision du Parlement européen du 11 février 2015 sur la vérification des pouvoirs ;

  wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 februari 2015 over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad ter facilitering van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen;

  résolution législative du Parlement européen du 11 février 2015 sur la proposition de directive du Parlement européen et du Conseil facilitant l’échange transfrontalier d’informations concernant les infractions en matière de sécurité routière ;

  wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 11 februari 2015 inzake het ontwerpbesluit van de Raad betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van de partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie en de Republiek Senegal, en van het protocol voor de tenuitvoerlegging daarvan;

  résolution législative du Parlement européen du 11 février 2015 sur le projet de décision du Conseil relative à la conclusion, au nom de l’Union européenne, de l’accord de partenariat dans le domaine de la pêche durable entre l’Union européenne et la République du Sénégal et de son protocole de mise en œuvre ;

  resolutie van het Europees Parlement van 11 februari 2015 over het verslag van de senaat van de VS over het gebruik van foltering door de CIA;

  résolution du Parlement européen du 11 février 2015 sur le rapport du Sénat américain sur l’utilisation de la torture par la CIA ;

  resolutie van het Europees Parlement van 11 februari 2015 over terrorismebestrijdingsmaatregelen;

  résolution du Parlement européen du 11 février 2015 sur les mesures de lutte contre le terrorisme ;

  resolutie van het Europees Parlement van 11 februari 2015 over de verlenging van het mandaat van het forum voor internetbeheer;

  résolution du Parlement européen du 11 février 2015 sur le renouvellement du mandat du Forum sur la gouvernance de l’internet ;

  resolutie van het Europees Parlement van 11 februari 2015 over oorsprongsetikettering voor vlees in verwerkte levensmiddelen;

  résolution du Parlement européen du 11 février 2015 sur l’indication du pays d’origine de la viande utilisée dans les aliments transformés ;

  resolutie van het Europees Parlement van 12 februari 2015 over de humanitaire crisis in Irak en Syrië, met name in de context van IS;

  résolution du Parlement européen du 12 février 2015 sur la crise humanitaire en Iraq et en Syrie, et le rôle de Daech en particulier ;

aangenomen tijdens de vergaderperiode van 9 tot en met 12 februari 2015.

adopté au cours de la période de session du 9 au 12 février 2015.

  Neergelegd ter Griffie.

  Dépôt au Greffe.